ECLI:NL:RBZWB:2025:951

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
19 februari 2025
Publicatiedatum
20 februari 2025
Zaaknummer
11296078 \ CV EXPL 24-3264
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • mr. Van Vliet
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Nakoming overeenkomst en betaling openstaande facturen tussen Proximedia Nederland B.V. en [de klant]

In deze civiele zaak heeft Proximedia Nederland B.V., handelend onder de naam BeUp en MKB Clickservice, een vordering ingesteld tegen [de klant] voor het betalen van openstaande facturen op basis van een overeenkomst voor internetdiensten. De overeenkomst, die op 12 juni 2020 tot stand kwam, verplichtte [de klant] tot betaling van een maandbedrag van € 266,20. Proximedia heeft haar diensten geleverd tot 9 juni 2023, maar [de klant] heeft vanaf 17 april 2023 geen betalingen meer verricht. Proximedia heeft de overeenkomst op 7 februari 2024 ontbonden wegens wanbetaling. De kantonrechter heeft geoordeeld dat [de klant] verplicht is de openstaande facturen te betalen, omdat hij de overeenkomst niet heeft opgezegd en de facturen niet onterecht zijn. De vordering van Proximedia tot betaling van € 5.048,68 is toegewezen, inclusief wettelijke handelsrente en proceskosten. De tegeneis van [de klant] is afgewezen, omdat hij niet kon aantonen dat er geen contract meer was na 12 juni 2022. De kantonrechter heeft de zaak uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANKZEELAND-WEST-BRABANT
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Breda
Zaaknummer: 11296078 \ CV EXPL 24-3264
Vonnis van 19 februari 2025
in de zaak van
PROXIMEDIA NEDERLAND B.V., handelend onder de naam BeUp en MKB Clickservice,
te Utrecht,
eisende partij in conventie,
verwerende partij in reconventie,
hierna te noemen: Proximedia,
gemachtigde: Nouta Westland Gerechtsdeurwaarderskantoor B.V.,
tegen
[de klant], handelend onder de naam [bedrijf] ,
te [plaats] ,
gedaagde partij in conventie,
eisende partij in reconventie,
hierna te noemen: [de klant] ,
procederend in persoon.

1.De zaak in het kort

Proximedia heeft op basis van een overeenkomst met [de klant] internetdiensten aan hem geleverd. [de klant] moet de overeenkomst met Proximedia nakomen en nog niet betaalde facturen aan Proximedia betalen. De tegeneis van [de klant] wordt afgewezen, omdat de betalingen van [de klant] aan Proximedia niet onterecht waren. Proximedia hoeft de betalingen door [de klant] dus niet aan hem terug te betalen. Hieronder legt de kantonrechter dit oordeel uit.

2.De procedure

2.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 9 oktober 2024 en de daarin opgenomen stukken;
- de conclusie van antwoord in reconventie;
- de mondelinge behandeling van 20 januari 2025, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.
2.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

3.De feiten

3.1.
Op 12 juni 2020 is tussen Proximedia en [de klant] een overeenkomst tot stand gekomen voor de duur van 24 maanden. In deze overeenkomst staat een maandbedrag van € 266,20 inclusief BTW vermeld. Dit bedrag bestaat uit € 229,90 aan maandelijkse bijdrage en € 36,30 aan SEA maandbudget.
3.2.
Proximedia levert diensten aan [de klant] , die bestaan uit zogenoemde landingspagina’s, call tracking en SEA.
3.3.
Vanaf 17 april 2023 heeft [de klant] de maandelijkse facturen van Proximedia niet meer betaald.
3.4.
Vanaf 9 juni 2023 heeft Proximedia haar dienstverlening aan [de klant] opgeschort.
3.5.
Per e-mail van 30 juni 2023 bevestigt Proximedia aan [de klant] dat zij akkoord gaat met de betalingsregeling die [de klant] heeft voorgesteld. [de klant] heeft de afgesproken termijnbetalingen niet voldaan.
3.6.
Per brief van 7 februari 2024 schrijft Proximedia aan [de klant] :

Wij stellen vast dat u ondanks diverse betalingsherinneringen nog steeds geen medewerking verleent en dat u uw factuur onbetaald laat. U laat ons geen andere mogelijkheid dan de ontbinding van onze overeenkomst in uw nadeel conform artikel 8. (…)

4.Het geschil

in conventie
4.1.
Proximedia vordert - samengevat - veroordeling van [de klant] tot betaling van € 5.123,18 (€ 3.630,00 aan onbetaalde facturen, € 360,00 forfaitaire vergoeding voor de resterende termijnen, € 598,50 buitengerechtelijke incassokosten en € 534,68 wettelijke handelsrente tot 8 augustus 2024), vermeerderd met de wettelijke handelsrente vanaf 8 augustus 2024 over € 3.990,00 en de proceskosten. Proximedia legt aan haar vordering ten grondslag dat [de klant] gehouden is de tussen partijen geldende overeenkomst na te komen. Proximedia brengt naar voren dat op 12 juni 2020 tussen partijen een overeenkomst tot stand is gekomen en dat op 20 juni 2021 een nieuwe overeenkomst voor de duur van 36 maanden is gesloten. Op grond van deze tweede overeenkomst is [de klant] maandelijks een bedrag van € 484,00 inclusief BTW aan Proximedia verschuldigd.
4.2.
[de klant] voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vorderingen. [de klant] brengt naar voren dat er op 12 juni 2020 een overeenkomst is gesloten, maar dat hij niet bekend is met een contract van 20 juni 2021 en dat dit contract ook niet door [de klant] is ondertekend. Het contract van 12 juni 2020 liep op 12 juni 2022 af en na deze datum is [de klant] niets meer aan Proximedia verschuldigd, aldus [de klant] .
4.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.
in reconventie
4.4.
[de klant] vordert - samengevat - veroordeling van Proximedia tot betaling van € 1.633,50. [de klant] brengt naar voren dat alle betalingen die hij na 12 juni 2022 aan Proximedia heeft gedaan niet hadden gehoeven, omdat er vanaf die datum geen contract met Proximedia meer is.
4.5.
Proximedia voert verweer. Proximedia concludeert tot niet-ontvankelijkheid van [de klant] , dan wel tot afwijzing van de vorderingen van [de klant] , met veroordeling van [de klant] in de kosten van deze procedure. Proximedia brengt naar voren dat er op 20 juni 2021 een nieuwe overeenkomst tot stand is gekomen die moet worden nagekomen. [de klant] heeft deze overeenkomst wel degelijk ondertekend. Zelfs al zou er op 20 juni 2021 geen nieuw contract zijn afgesloten, dan zou de overeenkomst van 12 juni 2020 zijn doorgelopen met al haar betalingsverplichtingen aan de zijde van [de klant] . [de klant] heeft zelf ook gesteld dat hij ervoor heeft gekozen door te gaan met het eerste contract, waardoor dit contract telkens stilzwijgend voor een jaar is verlengd.
4.6.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

5.De beoordeling

in conventie
Nakoming overeenkomst: stelplicht en bewijslast rusten op Proximedia
5.1.
Proximedia vordert nakoming van een overeenkomst en beroept zich op de rechtsgevolgen daarvan, namelijk betaling van facturen door [de klant] . Dat betekent dat de stelplicht en bewijslast van het bestaan van een overeenkomst op Proximedia rusten.
Overeenkomst van 12 juni 2020 moet worden nagekomen
5.2.
Voorop wordt gesteld dat partijen het erover eens zijn dat op 12 juni 2020 een overeenkomst tot stand is gekomen. Ook staat vast dat Proximedia tot 9 juni 2023 diensten heeft geleverd en [de klant] daar tot 17 april 2023 voor heeft betaald. Het gaat in deze procedure om de facturen over de periode 17 april 2023 tot en met 15 januari 2024. Per e-mail van 7 februari 2024 heeft Proximedia de overeenkomst met [de klant] ontbonden.
5.3.
Partijen zijn het er niet over eens of op 20 juni 2021 een nieuwe overeenkomst tot stand is gekomen. Volgens Proximedia is dat wel het geval en volgens [de klant] niet. De kantonrechter is van oordeel dat in het midden kan blijven of op 20 juni 2021 een (tweede, nieuwe) overeenkomst tot stand is gekomen en dat aan bewijslevering door Proximedia van de tweede overeenkomst niet wordt toegekomen. Proximedia heeft namelijk ook een beroep gedaan op de overeenkomst van 12 juni 2020. [de klant] heeft in zijn antwoord op de rolzitting van 11 september 2024 het standpunt ingenomen dat hij ervoor heeft gekozen door te gaan met het eerste contract van 12 juni 2020. Tijdens de zitting heeft [de klant] bevestigd dat deze overeenkomst niet door hem is opgezegd. Dat betekent dat er hoe dan ook een overeenkomst tussen partijen is blijven bestaan. Als na bewijslevering zou blijken dat er geen tweede overeenkomst is gesloten, dan geldt dat de eerste overeenkomst is blijven voortduren. De eerste overeenkomst is in dat geval namelijk na afloop van de looptijd van 24 maanden op 12 juni 2022 telkens voor de periode van een jaar verlengd, omdat [de klant] niet heeft opgezegd. De overeenkomst is pas geëindigd op 7 februari 2024, toen Proximedia de overeenkomst heeft ontbonden. Voor de verdere beoordeling neemt de kantonrechter de overeenkomst van 12 juni 2020 als uitgangspunt, omdat deze overeenkomst wordt erkend en het voor de toewijsbaarheid van de vordering verder geen verschil maakt.
5.4.
[de klant] heeft zich op het standpunt gesteld dat hij in januari 2023 met Proximedia heeft gesproken over het opzeggen van het contract en dat toen door Proximedia is gezegd dat het contract voor vijf jaar was gesloten. [de klant] dacht toen verplicht te zijn de diensten voor een periode van vijf jaar af te nemen, terwijl het contract in werkelijkheid voor een periode van twee jaar was overeengekomen. Volgens [de klant] is hij daarom vanaf 12 juni 2022 niets meer aan Proximedia verschuldigd. De kantonrechter volgt dit standpunt niet. Proximedia ontkent dat zij heeft gezegd dat het contract voor een periode van vijf jaar was gesloten. In de overeenkomst staat dat de overeenkomst voor 24 maanden is gesloten en stilzwijgend telkens voor een jaar kan worden verlengd. Tijdens de zitting heeft [de klant] gezegd dat hij zelf niet heeft gecontroleerd of de looptijd van de overeenkomst inderdaad vijf jaar was. Dat komt voor zijn eigen rekening en risico. Dat [de klant] ten onrechte is uitgegaan van een looptijd van vijf jaar, betekent niet dat hij de facturen van Proximedia niet hoeft te betalen. [de klant] heeft de overeenkomst niet opgezegd. [de klant] is dus verplicht de overeenkomst na te komen. Op grond van de overeenkomst is [de klant] een maandelijkse bijdrage en een SEA maandbudget aan Proximedia verschuldigd.
[de klant] moet de achterstallige facturen betalen
5.5.
Uit de door Proximedia overgelegde facturen blijkt dat zij over de maanden april 2023 tot en met januari 2024 per maand € 181,50 maandelijkse bijdrage en € 181,50 SEA maandbudget vordert. In totaal gaat het om een bedrag van € 3.630,00. In de overeenkomst staat een maandelijkse bijdrage van € 229,90. Het gevorderde bedrag aan maandelijkse bijdrage van € 181,50 is lager dan de overeengekomen € 229,90 en [de klant] heeft hier geen verweer tegen gevoerd. Het gevorderde bedrag aan maandelijkse bijdragen zal worden toegewezen. Voor wat betreft het SEA maandbudget blijkt uit de door Proximedia overgelegde e-mailwisseling van 12 en 14 januari 2021 dat partijen hebben afgesproken dat het SEA maandbudget is verhoogd naar € 210,00 per maand. Op 30 juni 2021 is dit bedrag nog eens verhoogd naar € 250,00 per maand. Uit het door Proximedia overgelegde betalingsoverzicht blijkt dat dit bedrag vanaf februari 2022 kennelijk is verlaagd naar € 181,50. Tegen de hoogte van dit bedrag heeft [de klant] geen verweer gevoerd, zodat de gevorderde bedragen aan SEA maandbudget ook zullen worden toegewezen. De conclusie is dat [de klant] in totaal € 3.630,00 aan achterstallige facturen aan Proximedia moet betalen.
[de klant] moet op grond van de overeenkomst een forfaitaire vergoeding betalen
5.6.
Proximedia vordert verder betaling van € 360,00. Dit is een forfaitaire vergoeding gelijk aan 40% van de nog niet vervallen maandelijkse termijnen voor de resterende looptijd van de overeenkomst van zes maanden. Proximedia heeft ter onderbouwing verwezen naar artikel 8.3 van de overeenkomst van 20 juni 2021 en gesteld dat zij op grond van de overeenkomst van 12 juni 2020 zelfs betaling van de volledige resterende termijnen zou kunnen vorderen. [de klant] heeft hier geen verweer tegen gevoerd. [de klant] moet dit bedrag dan ook aan Proximedia betalen. [de klant] moet aan achterstallige facturen en forfaitaire vergoeding € 3.990,00 (€ 3.630,00 + € 360,00) betalen.
[de klant] moet de buitengerechtelijke incassokosten betalen
5.7.
Proximedia vordert vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten ter hoogte van € 598,50. Dit is 15% van de hoofdsom. Proximedia stelt dat [de klant] dit bedrag op grond van artikel 7 van de overeenkomst is verschuldigd, maar onderbouwt dit verder niet. In artikel 7 van de overeenkomst staat voor wat betreft het percentage van 15% onder meer het volgende: “
(…) Bovendien wordt iedere op de vervaldag onbetaalde som, bij wijze van forfaitaire vergoeding voor het door MKB ClickService voor de laattijdige betaling geleden nadeel, verhoogd met 15% (…).” De kantonrechter leest in deze bepaling niet dat een vergoeding van 15% voor buitengerechtelijke incassokosten is overeengekomen en zal voor de berekening van deze kosten aansluiten bij het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit). Aan de wettelijke eisen voor een vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten is namelijk voldaan. Bij een hoofdsom van € 3.990,00 zijn de buitengerechtelijke incassokosten op grond van het in het Besluit bepaalde tarief € 524,00. [de klant] moet dit bedrag aan Proximedia betalen.
[de klant] moet wettelijke handelsrente betalen
5.8.
Proximedia vordert betaling van de wettelijke handelsrente (art. 6:119a BW). [de klant] heeft hier geen verweer tegen gevoerd. De gevorderde wettelijke handelsrente zal worden toegewezen.
Totaal toe te wijzen bedrag
5.9.
Uit het voorgaande volgt dat in totaal het volgende bedrag wordt toegewezen:
  • achterstallige facturen en forfaitaire vergoeding € 3.990,00
  • buitengerechtelijke incassokosten € 524,00
  • wettelijke handelsrente tot 8 augustus 2024 € 534,68
Totaal € 5.048,68
[de klant] moet de proceskosten betalen
5.10.
[de klant] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van Proximedia worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
116,39
- griffierecht
524,00
- salaris gemachtigde
678,00
(2 punten × € 339,00)
- nakosten
135,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
1.453,39
Uitvoerbaar bij voorraad
5.11.
Dit vonnis wordt, zoals gevorderd, uitvoerbaar bij voorraad verklaard (artikel 233 Rv).
in reconventie
5.12.
De tegeneis van [de klant] om Proximedia te veroordelen tot betaling van € 1.633,50 wordt afgewezen. Het standpunt van [de klant] dat hij vanaf 12 juni 2022 niets meer aan Proximedia is verschuldigd, is onjuist. De kantonrechter verwijst naar wat hiervoor over de vordering van Proximedia in conventie onder randnummer 5.3 en 5.4 is geoordeeld.
5.13.
[de klant] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten betalen. Nu de vordering van [de klant] samenhangt met de vordering van Proximedia, wordt voor de berekening van het gemachtigdensalaris 1 punt toegekend (de helft van het puntenaantal in conventie) en wordt uitgegaan van het tarief € 204,00.

6.De beslissing

De kantonrechter
in conventie
6.1.
veroordeelt [de klant] om aan Proximedia te betalen een bedrag van € 5.048,68, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente als bedoeld in artikel 6:119a BW over € 3.990,00 vanaf 8 augustus 2024 tot de dag van volledige betaling,
6.2.
veroordeelt [de klant] in de proceskosten van € 1.453,39, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [de klant] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
6.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
6.4.
wijst het meer of anders gevorderde af,
in reconventie
6.5.
wijst de vorderingen van [de klant] af,
6.6.
veroordeelt [de klant] in de proceskosten van € 204,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [de klant] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend.
Dit vonnis is gewezen door mr. Van Vliet en in het openbaar uitgesproken op 19 februari 2025.