ECLI:NL:RBZWB:2025:959

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
18 februari 2025
Publicatiedatum
20 februari 2025
Zaaknummer
C/02/424346 / FA RK 24-3126
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Voorn
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bepaling hoofdverblijfplaats en vervangende toestemming voor therapie van minderjarige in gezagskwestie

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 24 januari 2025 een verkorte beschikking gegeven in een rekestprocedure betreffende de minderjarige [minderjarige], geboren op [geboortedag] 2012. De man, de vader van de minderjarige, heeft verzocht om wijziging van het ouderschapsplan, waarbij hij het hoofdverblijf van de minderjarige bij hem wil laten vaststellen. De vrouw, de moeder, is niet verschenen tijdens de mondelinge behandeling, wat de rechtbank als zorgelijk heeft ervaren. De rechtbank heeft vastgesteld dat de minderjarige al enige tijd bij de man verblijft en dat de situatie bij de vrouw onveilig was voor de minderjarige. De rechtbank heeft de Raad voor de Kinderbescherming verzocht om onderzoek te doen naar de situatie van de minderjarige en de mogelijkheden voor contact met de moeder. De rechtbank heeft de man vervangende toestemming verleend om de minderjarige aan te melden voor therapie, en heeft het hoofdverblijf van de minderjarige bij de man vastgesteld. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, zodat de ontwikkeling van de minderjarige niet wordt vertraagd door een mogelijk hoger beroep.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Team Familie- en Jeugdrecht
Zittingsplaats: Middelburg
Zaaknummer: C/02/424346 / FA RK 24-3126
Datum uitwerking: 18 februari 2025
Uitwerking van de verkorte beschikking d.d. 24 januari 2025 betreffende wijziging hoofdverblijf, wijziging gezag en vervangende toestemming
in de zaak van
[de man],
hierna te noemen: de man,
wonende te [woonplaats] ,
advocaat: mr. M. Kalle te Middelburg,
tegen
[de vrouw] ,
hierna te noemen: de vrouw,
wonende te [woonplaats] ,
betreffende de minderjarige:
-
[minderjarige], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2012.
Op grond van het bepaalde in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
- de Raad voor de Kinderbescherming, regio Zuidwest Nederland, locatie Middelburg,
hierna te noemen: de Raad, om de rechtbank over het verzoek te adviseren.

1.Het procesverloop

1.1
De rechtbank oordeelt op grond van de navolgende stukken:
- het op 5 juli 2024 ontvangen verzoekschrift wijziging hoofdverblijf, met bijlagen;
- de op 7 augustus 2024 ontvangen brief van mr. Kalle, met bijlage;
- het op 24 december 2024 ontvangen aanvullende verzoekschrift, met bijlagen;
- de diverse e-mailberichten van de vrouw van 10 en 14 januari 2025, met bijlagen;
- het F9-formulier van mr. Kalle van 13 januari 2025, met bijlage.
1.2
Het verzoek is mondeling behandeld op 16 januari 2025. Bij die gelegenheid is verschenen de man, bijgestaan door zijn advocaat. Tevens was aanwezig een vertegenwoordigster van de Raad. Alhoewel correct en tijdig opgeroepen is de vrouw, met bericht van afmelding, niet verschenen.
1.3
Voorafgaand aan voornoemde mondelinge behandeling is de [minderjarige] gehoord. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de kinderrechter samengevat wat [minderjarige] heeft verteld. De aanwezigen hebben daarop kunnen reageren.

2.De feiten

2.1
Partijen zijn gehuwd geweest. Bij beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Middelburg , d.d. 5 januari 2023 is in het huwelijk van partijen de echtscheiding uitgesproken, welke beschikking op 17 april 2023 is ingeschreven in de daartoe bestemde registers van de burgerlijke stand.
2.2
Uit het huwelijk van partijen is het navolgende, thans nog minderjarige kind geboren:
[minderjarige], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2012, hierna te noemen: [minderjarige] .
2.3
Partijen zijn gezamenlijk belast met het ouderlijk gezag over de minderjarige.
2.4
Partijen zijn op 8 juni 2022 een ouderschapsplan overeengekomen waarin is vastgelegd dat de minderjarige haar hoofdverblijf bij de vrouw heeft en er een zorgregeling geldt, op basis waarvan [minderjarige] bij de man verblijft elke week vanaf vrijdag 19:00 uur tot zondag 19:00 uur.

3.Het verzoek

3.1
De man verzoekt, bij beschikking, uitvoerbaar bij voorraad:
- het ouderschapsplan van partijen te wijzigen en/of te bepalen dat het hoofdverblijf van de [minderjarige] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2012 wordt gewijzigd en wordt bepaald dat de minderjarige het hoofdverblijf heeft bij de man.
Middels aanvullend verzoekschrift verzoekt de man daarnaast, bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
  • het gezamenlijk gezag te wijzigen en de man alleen met het ouderlijk gezag over de [minderjarige] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2012, te belasten;
  • dan wel subsidiair de man vervangende toestemming te verlenen, waarbij de toestemming van de vrouw wordt vervangen teneinde de [minderjarige] aan te melden voor therapie en therapie te ondergaan bij [de praktijk] in [woonplaats] .

4.De standpunten

4.1
[minderjarige] heeft in het gesprek met de kinderrechter aangegeven dat zij sinds de zomervakantie bij haar vader woont, nadat de moeder haar uit huis had gezet toen de moeder erachter kwam dat de vader een advocaat had ingeschakeld om te regelen dat [minderjarige] bij de vader kon gaan wonen. Bij de vader thuis gaat het goed. [minderjarige] vindt het daar fijn. Bij de moeder thuis voelde [minderjarige] zich onveilig en was er veel ruzie. De moeder kon ineens heel boos op [minderjarige] worden en gaf haar vaak de schuld van dingen. [minderjarige] is daardoor een keer bij de moeder weggelopen. Tot vorige week had [minderjarige] af en toe contact met de moeder via Whatsapp, maar sinds vorige week heeft [minderjarige] de moeder even geblokkeerd, omdat de moeder weer veel boze berichten naar [minderjarige] stuurde, ook over de vader. [minderjarige] heeft het gevoel dat de moeder zich niet echt met haar bezig houdt, maar vooral bezig is om via haar het leven van de vader zuur te maken, en dat vindt [minderjarige] vervelend. Zij vindt het ook heel vervelend dat de moeder geen toestemming verleent voor de inzet van hulpverlening voor [minderjarige] . Zij zou graag met iemand praten over wat zij de afgelopen tijd allemaal heeft meegemaakt. Als de vader dat aan de moeder voorlegt, stemt de moeder daar of niet mee in, of zij reageert daar niet op. [minderjarige] zou daarom graag willen dat de vader voortaan alleen de beslissingen over haar kan nemen. Voor de toekomst hoopt [minderjarige] dat zij normaal contact met de moeder kan hebben en dat zij weer bij haar beide ouders kan verblijven, zonder dat zij daar door een vaste regeling toe verplicht wordt. De moeder lijkt daar echter niet voor open te staan; zij geeft aan dat zij [minderjarige] liever niet ziet als zij elke keer weer afscheid moeten nemen. Tot slot heeft [minderjarige] verteld dat het goed gaat op school. [minderjarige] vindt school, net als dansen, een fijne afleiding als zij niet zo lekker in haar vel zit. [minderjarige] heeft vroeger veel gedanst en gaat dat binnenkort weer oppakken. Daar kijkt zij al naar uit.
4.2
Door en namens de man is ter gelegenheid van de mondelinge behandeling naar voren gebracht dat hij graag wil dat [minderjarige] gelukkig is. Bij de moeder thuis ging het niet goed met [minderjarige] . [minderjarige] liep daar ook weg. De man heeft daarom stappen gezet om ervoor te zorgen dat [minderjarige] bij de man kan gaan wonen. In plaats van dat de vrouw daar met de man over in gesprek gaat, zet zij [minderjarige] op straat. De man vindt het belangrijk dat er contact is tussen [minderjarige] en de vrouw en heeft dit altijd gestimuleerd. Het contact tussen [minderjarige] en de vrouw verloopt echter erg moeizaam en dat is erg vervelend voor [minderjarige] . Met de oudere zoons van de vrouw is vrijwel hetzelfde gebeurd; zij hebben door toedoen van de vrouw nu ook geen contact meer met haar. De man wil graag dat er rust komt voor [minderjarige] . Het gaat goed met haar bij de man thuis en zij heeft een goede band met de partner van de man en hun dochter. Om de juridische situatie in overeenstemming te brengen met de feitelijke situatie dient daarom het hoofdverblijf van [minderjarige] bij de man te worden bepaald. Aangezien de vrouw nu ook haar toestemming voor het voeren van gesprekken op school voor [minderjarige] heeft ingetrokken, verzoekt de man daarnaast primair om hem te belasten met het eenhoofdig gezag over [minderjarige] en subsidiair om vervangende toestemming voor de inzet van de voor [minderjarige] benodigde hulpverlening. De man wil de vrouw niet buiten spel zetten, maar de vrouw staat al jarenlang niet open voor communicatie met de man, werkt nergens aan mee en trekt zelfs haar toestemming in. [minderjarige] heeft daar veel last van en dit maakt dat er sprake is van een situatie waarin [minderjarige] klem en verloren is geraakt tussen haar ouders. [minderjarige] heeft nu spoedig hulpverlening nodig en wil graag met iemand praten over wat er allemaal is gebeurd. De man heeft met diverse praktijken en de huisarts contact gehad en daaruit blijkt dat [de praktijk] mogelijk een passend aanbod heeft voor [minderjarige] . Mogelijk blijkt na de intake dat dit toch niet passend is voor [minderjarige] . Wanneer de man met het eenhoofdig gezag is belast, kan hij sneller schakelen en passende hulpverlening voor [minderjarige] inzetten. De man vreest er bovendien voor dat hij continu procedures zal moeten gaan voeren als de vrouw het gezag over [minderjarige] behoudt. Het zal [minderjarige] rust geven als de man met het eenhoofdig gezag wordt belast en er niet meer telkens een strijd gevoerd moet worden om zaken als de inzet van hulpverlening of de verlenging van de ID-kaart voor [minderjarige] te kunnen regelen. De man zal de vrouw dan blijven informeren en constulteren. Ook zal hij het contact tussen [minderjarige] en de vrouw altijd blijven stimuleren.
4.3
De Raad adviseert om het hoofdverblijf van [minderjarige] bij de man te bepalen, zodat de juridische situatie in overeenstemming met de feitelijke situatie wordt gebracht. De Raad vindt het erg zorgelijk dat [minderjarige] behoefte heeft aan contact en een band met haar moeder, maar het gevoel heeft daarin contact te worden afgewezen. Wellicht heeft zij ook angst om de moeder te verliezen. Dat is een grote zorg. [minderjarige] heeft duidelijk hulpverlening nodig. Daarnaast merkt de Raad op dat uit de door de vrouw overgelegde stukken blijkt dat zij een rol wil spelen in het leven van [minderjarige] , maar dat het haar niet lukt om op de juiste manier bij [minderjarige] aan te sluiten doordat zij zich lijkt te focussen op het voeren van een strijd met de man. Daaruit blijkt duidelijk dat [minderjarige] erg klem zit tussen haar ouders. De Raad vindt het op dit moment echter een te grote stap om het gezag van de vrouw over [minderjarige] te beëindigen, omdat er vrij weinig bekend is over de situatie van de vrouw en wat zij [minderjarige] kan bieden. Daar moet eerst zicht op komen. De Raad vreest er bovendien voor dat de vrouw zich volledig zal terugtrekken uit het contact met [minderjarige] als haar gezag wordt beëidigd. Het is voor [minderjarige] van belang dat er eerst goed wordt gekeken naar de mogelijkheden van de vrouw in het contact met en de opvoeding en verzorging van [minderjarige] .

5.De beoordeling

5.1
De rechtbank heeft op 24 januari 2025 een verkorte beschikking gegeven. Hieronder volgt de nadere uitwerking van deze eerdere beslissing.
Juridisch kader
Wijziging gezag
5.2
Op grond van artikel 1:253n lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de rechtbank op verzoek van (één van) de ouders het gezamenlijk gezag, zoals bedoeld in artikel 1:252 BW, beëindigen, indien nadien de omstandigheden zijn gewijzigd. In dat geval bepaalt de rechtbank aan wie van de ouders voortaan het gezag over ieder van de minderjarige kinderen toekomt. Lid 1 en lid 3 van artikel 1:251a BW zijn van overeenkomstige toepassing. De rechtbank beëindigt het gezamenlijk gezag slechts indien:
er een onaanvaardbaar risico is dat het kind klem of verloren zou raken tussen de ouders en niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zou komen, of
wijziging van het gezag anderszins in het belang van het kind noodzakelijk is.
Vervangende toestemming aanmelding therapie en vaststellen hoofdverblijf
5.3
Op grond van artikel 1:253a lid 1 BW kunnen geschillen omtrent de gezamenlijke uitoefening van het ouderlijk gezag aan de rechtbank worden voorgelegd. De rechtbank kan ingevolge artikel 1:253a lid 2, aanhef en sub a en b BW op verzoek van de ouders of één van hen een regeling vaststellen inzake de uitoefening van het ouderlijk gezag. Deze regeling kan omvatten beslissing om vervangende toestemming te verlenen voor de aanmelding en inzet van therapie voor het kind alsmede de beslissing bij welke ouder het kind zijn hoofdverblijf heeft. De rechter neemt een zodanige beslissing als hem in het belang van het kind wenselijk voorkomt.
Gezag
5.4
De rechtbank zal het verzoek van de vader voor wat betreft het gezag aanhouden en de Raad verzoeken onderzoek te doen. De rechtbank zal hierna toelichten waarom zij tot dit oordeel is gekomen.
5.5
Uit het gesprek dat de kinderrechter met [minderjarige] heeft gehad is gebleken dat het voor [minderjarige] heel belangrijk is dat het contact met haar moeder wordt hersteld en weer normaliseert. [minderjarige] wil dan geen vaste contactregeling, want als het niet goed gaat, wil zij weer naar haar vader toe kunnen gaan. Ook wil [minderjarige] niet dat haar moeder nog beslissingen over haar kan nemen, omdat er dan geen hulpverlening voor haar kan worden ingezet.
5.6
De rechtbank stelt vast dat ook de man zich realiseert dat het contact tussen moeder en [minderjarige] belangrijk is. Uit de stellingen van de man leidt de rechtbank af dat hij het contact tussen [minderjarige] en de moeder stimuleert, en dat ook altijd heeft gedaan. In de periode dat er nog een weekendregeling was tussen [minderjarige] en de man (en [minderjarige] doordeweeks bij de vrouw woonde) bracht de man [minderjarige] op de verjaardag van de moeder of op Moederdag altijd naar de moeder. De rechtbank begrijpt dat de man de vrouw niet buiten spel wil zetten, maar de hulpverlening die [minderjarige] nu hard nodig heeft, ook voor het herstellen van het contact met haar moeder, kan niet worden opgestart, omdat de vrouw daar niet aan meewerkt. Het contact tussen partijen verloopt via e-mail, omdat de man telefonisch door de vrouw is geblokkeerd. De vrouw reageert echter ook niet meer op de e-mailberichten van de man. Ook als er voorheen een overdrachtsmoment was, kon de man niet spreken met de vrouw.
5.7
Uit de e-mailberichten die de vrouw heeft overgelegd blijkt – kortgezegd – dat de vrouw heel graag een rol wil spelen in het leven van [minderjarige] . De vrouw lijkt erg bang om het contact met [minderjarige] te verliezen. De rechtbank betreurt het dat de vrouw niet ter gelegenheid van de mondelinge behandeling is verschenen, waardoor de rechtbank de vrouw niet kon vragen naar haar kant van het verhaal. Naar het oordeel van de rechtbank is er – gelet op de inhoud van de door vrouw overgelegde e-mailberichten – een grote kans dat de vrouw zich volledig zal terugtrekken uit het leven van [minderjarige] . De vrouw lijkt hulp nodig te hebben, maar die niet te kunnen vinden. Het is in het belang van [minderjarige] dat de vrouw zich gemotiveerd blijft voelen om onderdeel uit te maken van het leven van [minderjarige] .
5.8
Voorop wordt gesteld dat het verzoek van de man tot gezagswijziging een ingrijpende beslissing betreft die een zorgvuldige belangenafweging vergt. Deze belangenafweging is op dit moment lastig te maken nu vrouw niet tijdens de mondelinge behandeling is verschenen en haar standpunt ten aanzien van de gezagswijziging niet (nader) heeft kunnen toelichten. Gelet hierop en gezien wat er uit het dossier en de mondelinge behandeling naar voren is gekomen over de situatie van partijen en over [minderjarige] , acht de rechtbank zich bij deze stand van zaken onvoldoende geïnformeerd om een goed gefundeerde en weloverwogen beslissing te kunnen nemen op het verzoek van de man om hem voortaan met het eenhoofdig gezag over [minderjarige] te belasten. Belangrijk is dat er duidelijkheid komt over de voorliggende situatie, en daarvoor acht de rechtbank, overeenkomstig het advies van de Raad, nader onderzoek nodig. De rechtbank zal daarom de Raad opdracht geven een onderzoek in te stellen ter beantwoording van de navolgende vraag:
- Bestaat er, als partijen samen het gezag houden, een onaanvaardbaar risico dat [minderjarige] klem of verloren zal raken tussen partijen en is niet te verwachten dat hierin binnen afzienbare termijn voldoende verbetering zal komen of is het om een andere reden in het belang van [minderjarige] om af te wijken van het uitgangspunt in de wet dat ouders gezamenlijk het gezag uitoefenen?
5.9
In afwachting van het door de Raad te verrichten onderzoek zal de rechtbank de beslissing op het verzoek van de man tot eenhoofdig gezag aanhouden tot de hierna te noemen pro forma datum. De rechtbank verzoekt de Raad haar uiterlijk voor de hierna te noemen pro forma datum schriftelijk te rapporteren en te adviseren.
Vervangende toestemming
5.1
De rechtbank vindt het wel van groot belang dat de benodigde hulpverlening in de tussenliggende periode opgestart kan worden voor [minderjarige] . Niet alleen omdat zij iemand nodig heeft om te praten over hetgeen er is gebeurd, maar ook om haar te ondersteunen in het herstellen van het contact met haar moeder. Tot voor kort speelde moeder nog een grote rol in het leven van [minderjarige] en dat is plotseling gestopt.
5.11
De rechtbank zal daarom het verzoek van de man tot het verlenen van vervangende toestemming om [minderjarige] aan te melden voor therapie en therapie te ondergaan toewijzen. De rechtbank zal de vervangende toestemming verlenen voor de inzet van therapie bij [de praktijk] , dan wel voor een soortgelijke hulpverlende instantie, nu het van belang is dat de hulpverlening waar [minderjarige] om verlegen zit zo snel mogelijk wordt opgestart. De man moet daarom de mogelijkheid hebben om uit te wijken naar een andere hulpverlenende instantie – soortgelijk aan [de praktijk] – in het geval mocht blijken dat [de praktijk] niet volstaat.
Hoofdverblijf
5.12
Nu [minderjarige] al enige tijd volledig bij de man verblijft, zal de rechtbank voorts het verzoek van de man ten aanzien van het bepalen van het hoofdverblijf van [minderjarige] bij de man toewijzen, zodat de juridische situatie in overeestemming met de feitelijke situatie wordt gebracht. Het is de rechtbank gebleken dat er niet op korte termijn weer sprake zal zijn van de situatie waarin [minderjarige] weer bij de vrouw gaat wonen.
Uitvoerbaar bij voorraad
5.13
De rechtbank zal de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaren omdat het voor de ontwikkeling van [minderjarige] noodzakelijk is dat de beslissing ondanks een eventueel hoger beroep meteen uitgevoerd kan worden.

6.De beslissing

De rechtbank:
6.1
bepaalt dat de [minderjarige] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2012 voortaan haar hoofdverblijf heeft bij de man;
6.2
verleent aan de man – ter vervanging van de toestemming van de vrouw – vervangende toestemming om [minderjarige] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2012 aan te melden voor therapie en therapie te laten ondergaan bij [de praktijk] te [woonplaats] , of een soortgelijke hulpverlenende instantie;
6.3
verklaart deze beschikking in zoverre uitvoerbaar bij voorraad;
6.4
verzoekt de Raad voor de Kinderbescherming locatie [woonplaats] een onderzoek in te stellen ter beantwoording van de hierboven vermelde vragen en daarover te rapporteren en te adviseren, welk rapport vóór hierna te noemen pro forma datum bij de rechtbank dient te worden ingediend, zulks onder gelijktijdige verstrekking van een afschrift daarvan aan (de advocaten van) partijen;
6.5
houdt de behandeling van deze zaak aan tot
6 mei 2025 PRO FORMA, in afwachting van het rapport van de Raad;
6.4
houdt de beslissing ten aanzien van het gezag aan.
Deze beschikking is gegeven door mr. Voorn, rechter, tevens kinderrechter, en, in tegenwoordigheid van mr. De Haas, griffier, in het openbaar uitgesproken op 24 januari 2025 en nader schriftelijk uitgewerkt op 18 februari 2025.
Mededeling van de griffier:
Indien hoger beroep tegen deze beschikking mogelijk is, kan dat worden ingesteld:
  • door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het
gerechtshof ’s-Hertogenbosch.