Uitspraak
1.De procedure
- de conclusie van antwoord
- de akte van VGZ
- de akte van [gedaagde].
2.Het geschil
3.De beoordeling
€ 300,59toewijsbaar.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze civiele zaak heeft VGZ Zorgverzekeraar N.V. een vordering ingesteld tegen [gedaagde] voor de betaling van onbetaalde zorgverzekeringspremies en declaraties. De vordering betreft een totaalbedrag van € 974,99, vermeerderd met rente en kosten. VGZ stelt dat er een zorgverzekeringsovereenkomst bestaat tussen partijen, waaruit de betalingsverplichting van [gedaagde] voortvloeit. De gedaagde heeft in het verleden een deel van de vordering voldaan, maar laat nu een restant onbetaald. De gedaagde voert verweer en stelt dat de vordering is verjaard, omdat de verjaringstermijn van vijf jaar is verstreken voor de meeste vorderingen. Hij betwist de ontvangst van eerdere aanmaningen en stelt dat VGZ geen stuitingshandelingen heeft verricht die de verjaring zouden hebben onderbroken.
De kantonrechter heeft de argumenten van beide partijen overwogen. Het oordeel van de kantonrechter is dat VGZ niet voldoende heeft aangetoond dat de aanmaningen tijdig zijn ontvangen door [gedaagde]. Hierdoor zijn de meeste vorderingen verjaard, behalve die welke betrekking hebben op declaraties uit 2019, waarvoor de verjaring tijdig is gestuit. De kantonrechter heeft VGZ veroordeeld tot betaling van € 300,59, vermeerderd met wettelijke rente, en heeft [gedaagde] in de proceskosten veroordeeld. Het vonnis is uitgesproken op 19 februari 2025.