ECLI:NL:RBZWB:2025:972

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
21 februari 2025
Publicatiedatum
21 februari 2025
Zaaknummer
BRE 24/5687
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak inzake omgevingsvergunning voor het bouwen van woningen te Moerdijk

In deze tussenuitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda, wordt het beroep van eisers tegen het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen van twee woningen op een locatie in Moerdijk beoordeeld. De rechtbank oordeelt dat het college van burgemeester en wethouders van Moerdijk ten onrechte een omgevingsvergunning heeft verleend zonder de vereiste verklaring van geen bedenkingen van de gemeenteraad. De rechtbank stelt vast dat het delegatiebesluit van de gemeenteraad, waarin wordt aangegeven in welke gevallen geen verklaring van geen bedenkingen nodig is, te ruim is geformuleerd en daarmee onverbindend is. Dit besluit biedt onvoldoende duidelijkheid over de gevallen waarin het college zonder deze verklaring kan handelen.

De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard en het bestreden besluit komt voor vernietiging in aanmerking. De rechtbank biedt het college de mogelijkheid om het gebrek in het besluit te herstellen door alsnog de gemeenteraad om een verklaring van geen bedenkingen te vragen. De rechtbank stelt een termijn van zes weken in voor het college om dit te doen, en houdt verdere beslissingen aan tot de einduitspraak. De uitspraak is openbaar gemaakt op 21 februari 2025 en is gedaan door rechter R.P. Broeders, in aanwezigheid van griffier R.J. Wesel.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 24/5687

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 21 februari 2025 in de zaak tussen

[eiser 1] en [eiser 2] , uit [plaats] , eisers

(gemachtigde: [gemachtigde 1] ),
en

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Moerdijk

(gemachtigde: [gemachtigde 2] ).
Als derde-partij neemt aan de zaak deel: [de vergunninghouder] uit [plaats] (de vergunninghouder)
(gemachtigde: mr. R.C. van Wamel).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eisers tegen het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen van twee woningen op het [adres 1] en [adres 2] te [plaats] .
1.1.
Het college heeft de aanvraag vanaf 4 januari 2024 gedurende zes weken ter inzage gelegd in het kader van het toepassen van de uniforme openbare voorbereidingsprocedure (UOV) als bedoeld in afdeling 3:4 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Dit heeft tot gevolg dat tegen dit besluit direct beroep moet worden ingesteld. [1] Op 17 juni 2024 is de vergunning verzonden.
1.2.
Het college heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift. De vergunninghouder heeft ook schriftelijk gereageerd.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 31 januari 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eisers, de gemachtigde van eisers, de gemachtigde van het college, de vergunninghouder, zijn echtgenote en de gemachtigde van de vergunninghouder.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt of het college de vergunning op goede gronden heeft verleend. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eisers.
3. De rechtbank verklaart het beroep gegrond
.Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Wettelijk kader
4. De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
4.1
Op 1 januari 2024 zijn de Omgevingswet en de Invoeringswet Omgevingswet in werking getreden. Als een aanvraag om een omgevingsvergunning is ingediend vóór het tijdstip van inwerkingtreding van de Omgevingswet blijft op grond van artikel 4.3, aanhef en onder a, van de Invoeringswet Omgevingswet het recht zoals dat gold onmiddellijk vóór dat tijdstip van toepassing tot het besluit op die aanvraag onherroepelijk wordt, met uitzondering van artikel 3.9, derde lid, eerste zin, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (hierna: de Wabo). De aanvraag om een omgevingsvergunning in deze zaak is ingediend vóór 1 januari 2024. Dat betekent dat in dit geval de Wabo, zoals die gold vóór 1 januari 2024, van toepassing blijft.
Inhoudelijke beoordeling
Verklaring van geen bedenkingen
5. Eisers stellen dat ten onrechte geen verklaring van geen bedenkingen door de gemeenteraad is afgegeven. Het besluit met de lijst van gevallen waarin dat niet hoeft, is zo ruim geformuleerd dat het niet aan de vereisten voldoet en deze onverbindend moet worden verklaard en buiten toepassing moet worden gelaten. [2]
5.1
Het college vindt dat de categorieën niet te ruim zijn geformuleerd. Voor geen enkele categorie geldt immers dat nooit een verklaring van geen bedenkingen nodig is. In het verleden hebben de rechtbank en de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State dit delegatiebesluit meermaals goed bevonden. Bovendien past dit in de systematiek van de nieuwe Omgevingswet waarin alleen een advies nodig is in gevallen waarin de raad dit heeft bepaald.
5.2
Bij toepassing van de door het college gevolgde procedure moet de gemeenteraad een verklaring van geen bedenkingen afgeven. [3] De gemeenteraad van Moerdijk heeft op 3 juni 2010 een delegatiebesluit genomen waarin zij categorieën gevallen heeft vastgesteld, waarbij het college geen verklaring van geen bedenkingen hoeft te vragen. [4]
5.3
De rechtbank is van oordeel dat het besluit tot aanwijzing van categorieën waarin geen verklaring van geen bedenkingen is vereist, te ruim is geformuleerd en daarmee onverbindend is. Uit dit besluit is onvoldoende bepaalbaar om welke gevallen het gaat. Er is geen beperking in aard of omvang van het te vergunnen project. De enige beperking wordt alleen gevonden in het niet passen van een plan in het provinciaal en rijksbeleid. Pas na toetsing aan dit beleid kan worden vastgesteld of er strijd is met dit beleid en of een verklaring van geen bedenkingen is vereist. Het maakt daarbij niet uit of er sprake is van strijd met het gemeentelijk beleid. Doordat aangesloten wordt bij beleid kan, gedurende de geldingsduur van het besluit en zelfs tijdens de procedure om te komen tot een vergunning, het al dan niet vereist zijn van een verklaring van geen bedenkingen veranderen door wijzigingen in het beleid. Daarnaast kunnen ook aanpassingen van het ingediende plan, bijvoorbeeld door alsnog te voorzien in een goede landschappelijke inpassing, van invloed zijn op de vraag of het plan in het beleid past en dus op de vraag of er een verklaring van geen bedenkingen is vereist. Dit besluit is daarmee zo ruim en onvoldoende bepaalbaar geformuleerd dat niet wordt voldaan aan de beperking die art. 6:5 Bor geeft, namelijk dat het om categorieën van gevallen moet gaan. Nu er geen verklaring van geen bedenkingen is gevraagd en verkregen, kent het bestreden besluit is een gebrek dat niet met toepassing van artikel 6.22 van de Awb kan worden gepasseerd. Anders dan namens het college is gevraagd, kan de rechtbank op grond van het enkele feit commissie- en raadsleden kennis hebben kunnen nemen van het voorgenomen besluit en niet hebben voorgesteld om het alsnog in de raad te behandelen, niet aannemen dat de raad de vereiste verklaring ook zou hebben verleend.
Bestuurlijke lus
6. Het voorgaande leidt de rechtbank tot de conclusie dat het bestreden besluit een gebrek kent, omdat het college ten onrechte vergunning heeft verleend zonder daartoe vereist verklaring van geen bedenkingen. Het college mocht de vergunning niet zonder deze verklaring van geen bedenkingen verlenen. Het beroep is daarom gegrond en het bestreden besluit komt voor vernietiging in aanmerking.
6.1
De vergunninghouder heeft ter zitting gevraagd om, als de rechtbank van oordeel is dat het besluit tot vaststellen van gevallen waarin geen verklaring van geen bedenkingen nodig is onverbindend is, de vergunning niet zonder meer te vernietigen. Hij vraagt vanuit het oogpunt van procesefficiëntie een bestuurlijke lus toe te passen, zodat niet de gehele procedure overnieuw gedaan moet worden.
6.2
Op grond van artikel 8:51a, eerste lid, van de Awb kan de rechtbank het bestuursorgaan in de gelegenheid stellen een gebrek in het bestreden besluit te herstellen of te laten herstellen, de zogeheten ‘bestuurlijke lus’. De rechtbank ziet aanleiding om van deze mogelijkheid gebruik te maken en zal het college in de gelegenheid stellen om alsnog de gemeenteraad te vragen om een verklaring van geen bedenkingen af te geven.
6.3
De rechtbank zal daarna beoordelen of de rechtsgevolgen van het te vernietigen besluit in stand kunnen blijven. Dit kan de rechtbank pas beoordelen nadat het geconstateerde gebrek is gerepareerd. De gemeenteraad moet eerst toetsen of hij, gelet op een goede ruimtelijke ordening, de vereiste verklaring van geen bedenkingen af kan geven. Pas na dit besluit van de gemeenteraad kan de rechtbank toetsen of de gemeenteraad op goede gronden een verklaring van geen bedenkingen heeft afgegeven en of het college op goede gronden de omgevingsvergunning heeft verleend.
6.4
De rechtbank zal de termijn waarbinnen het college de gebreken kan laten herstellen bepalen op zes weken, na de dag van verzending van deze uitspraak. Als het college hiervan geen gebruik wil maken, dan dient het college dit binnen twee weken aan de rechtbank mee te delen. Als het college wel gebruik maakt van die gelegenheid, zal de rechtbank eisers in de gelegenheid stellen binnen vier weken te reageren op die herstelpoging van het college. Daarna zal de rechtbank in beginsel zonder nadere zitting einduitspraak doen.
6.5
De rechtbank houdt iedere verdere beslissing aan tot de einduitspraak. Dat betekent ook dat zij over de vergoeding van het griffierecht en de proceskosten nu nog geen beslissing neemt.

Beslissing

De rechtbank:
- stelt het college in de gelegenheid om binnen zes weken na verzending van deze tussenuitspraak de gebreken te herstellen met inachtneming van de overwegingen en aanwijzingen in deze tussenuitspraak;
- draagt het college op binnen twee weken de rechtbank mee te delen of hij gebruik maakt van de gelegenheid de gebreken te herstellen;
- houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.P. Broeders, rechter, in aanwezigheid van mr.drs. R.J. Wesel, griffier op 21 februari 2025 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Tegen deze tussenuitspraak staat nog geen hoger beroep open. Tegen deze tussenuitspraak kan hoger beroep worden ingesteld tegelijkertijd met hoger beroep tegen de (eventuele) einduitspraak in deze zaak.
Algemene wet bestuursrecht

Artikel 8:51a

1. De bestuursrechter kan het bestuursorgaan in de gelegenheid stellen een gebrek in het bestreden besluit te herstellen of te laten herstellen. De vorige volzin vindt geen toepassing, indien belanghebbenden die niet als partij aan het geding deelnemen daardoor onevenredig kunnen worden benadeeld.
2. De bestuursrechter bepaalt de termijn waarbinnen het bestuursorgaan het gebrek kan herstellen. Hij kan deze termijn verlengen.

Voetnoten

1.Artikel 7:1, eerste lid, aanhef en onder d van de Awb.
2.ABRvS, 27 mei 2015, ECLI:NL:RVS:2015:1655 en ABRvS, 12 juli 2017, ECLI:NL:RVS:2017:1889
3.Artikel 6.5 van het Bor
4.Besluit met nummer Rb2013/49, Bijlage onder 5