ECLI:NL:RBZWB:2025:973

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
19 februari 2025
Publicatiedatum
21 februari 2025
Zaaknummer
C/02/430717 FA RK 25-173
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • Hendriks
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bekrachtiging ouderschapsplan in het kader van een verzoek tot bekrachtiging door ouders na beëindiging van hun affectieve relatie

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 19 februari 2025 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de bekrachtiging van een ouderschapsplan. De zaak betreft een vrouw en een man die een affectieve relatie hebben gehad en samen een minderjarige hebben, geboren op [geboortedag] 2023. De man heeft de minderjarige erkend en het ouderlijk gezag wordt gezamenlijk uitgeoefend. De vrouw en de man hebben afspraken gemaakt over de verzorging en opvoeding van de minderjarige, welke zijn vastgelegd in een ouderschapsplan.

De rechtbank heeft op basis van de ingediende stukken, waaronder het verzoek tot bekrachtiging van het ouderschapsplan, geoordeeld dat er geen bezwaar is tegen een beslissing zonder verdere mondelinge behandeling. De rechtbank heeft vastgesteld dat het ouderschapsplan afspraken bevat over de zorg- en opvoedingstaken, communicatie tussen de ouders en de kosten van verzorging.

De rechtbank heeft geoordeeld dat er een voldoende wettelijke basis is voor het verzoek op grond van artikel 1:253a lid 2 en 5 van het Burgerlijk Wetboek. Aangezien het verzoek op de wet is gegrond en de inhoud van het ouderschapsplan niet onrechtmatig is, heeft de rechtbank het verzoek toegewezen. De onderlinge regelingen uit het ouderschapsplan zijn onderdeel van de beschikking geworden. De beschikking is openbaar uitgesproken door kinderrechter mr. Hendriks, met mr. Vork als griffier.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Team Familie- en Jeugdrecht
Locatie Middelburg
Zaaknummer: C/02/430717 FA RK 25-173
Datum uitspraak: 19 februari 2025
beschikking betreffende bekrachtiging ouderschapsplan
in de zaak van
[de vrouw],
hierna te noemen: de vrouw,
wonende te [woonplaats],
advocaat: mr. J.C. van den Doel te Zierikzee,
en
[de man],
hierna te noemen: de man,
wonende te [woonplaats],
advocaat: mr. J.C. van den Doel te Zierikzee.

1.Het procesverloop

1.1
De rechtbank oordeelt op grond van de volgende stukken:
- het op 14 januari 2025 ontvangen verzoek tot bekrachtiging ouderschapsplan met bijlagen, waaronder het door beide partijen ondertekende ouderschapsplan;
- het bericht van mr. Van den Doel van 28 januari 2025, ontvangen op 28 januari 2025;
- het bericht van mr. Van den Doel van 4 februari 2025, ontvangen op 4 februari 2025.

2.De feiten

2.1
Partijen hebben met elkaar een affectieve relatie gehad. Uit deze relatie is geboren:
[minderjarige],geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2023.
2.2
De man heeft [minderjarige] erkend.
2.3
Het ouderlijk gezag over [minderjarige] wordt uitgeoefend door partijen.
2.4
[minderjarige] heeft haar hoofdverblijf bij de vrouw.
2.5
Partijen hebben met elkaar afspraken gemaakt over de gevolgen van de beëindiging van hun relatie ten aanzien van de verzorging en opvoeding van [minderjarige]. Deze afspraken hebben partijen vastgelegd in een ouderschapsplan.
3. Het verzoek
3.1
Partijen verzoeken de rechtbank het door partijen ondertekende ouderschapsplan te bekrachtigen door het aan de beschikking te hechten en te bepalen dat de daarin gemaakte afspraken onderdeel uitmaken van de beschikking.

4.De beoordeling

4.1
Uit het bericht van mr. Van den Doel van 28 januari 2025 blijkt dat partijen geen bezwaar hebben tegen een beslissing zonder een verdere mondelinge behandeling en instemmen met een schriftelijke afdoening van het verzoek. De rechtbank zal de zaak om die reden op basis van de stukken afdoen.
4.2
Omdat de datum van ondertekening in het ouderschapsplan ontbrak, heeft mr. Van den Doel bij bericht van 4 februari 2025 laten weten dat partijen het ouderschapsplan op 29 november 2024 hebben ondertekend. Ook blijkt uit dit bericht dat partijen de verjaardag van [minderjarige] in onderling overleg zullen regelen.
4.3
Het is de rechtbank gebleken dat het door partijen overgelegde en door beide partijen ondertekende ouderschapsplan afspraken bevat over de wijze waarop de zorg- en opvoedingstaken worden vormgegeven, de wijze waarop ouders elkaar informeren en raadplegen en over de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarige. Op grond van artikel 1:253a lid 2 en 5 BW bestaat er een voldoende wettelijke basis voor het verzoek om het ouderschapsplan onderdeel te laten uitmaken van de beschikking en aan te hechten.
4.4
Aangezien het verzoek op de wet is gegrond zal de rechtbank dit verzoek toewijzen, nu de inhoud van het ouderschapsplan de rechtbank niet onrechtmatig voorkomt en ook niet is gebleken dat het belang van de minderjarige zich hiertegen verzet.

5.De beslissing

De rechtbank:
5.1
bepaalt dat de onderlinge regelingen uit het aangehechte ouderschapsplan deel uitmaken van deze beschikking.
Deze beschikking is gegeven door mr. Hendriks, kinderrechter, en in het openbaar uitgesproken op 19 februari 2025, in tegenwoordigheid van mr. Vork als griffier.
Mededeling van de griffier:
Indien hoger beroep tegen deze beschikking mogelijk is, kan dat worden ingesteld:
  • door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het
gerechtshof ’s-Hertogenbosch.