4.3.2De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
4.3.2.1
Aanleiding onderzoek
Op 26 februari 2023 werd [medeverdachte 1] (hierna: [medeverdachte 1] ) op heterdaad aangehouden in Limburg voor ladingdiefstal. Bij zijn aanhouding reed [medeverdachte 1] in een gele truck van het merk Scania. In die truck zijn een Samsung telefoon en een kapotte Oppo telefoon aangetroffen. Beide telefoons zijn in beslag genomen en onderzocht. De informatie uit die telefoons is vervolgens door het arrondissementsparket Limburg overgedragen aan het arrondissementsparket Zeeland-West-Brabant. Op grond van die informatie is door het arrondissementsparket Zeeland-West-Brabant onderzoek 26Libourne opgestart, zijnde onderhavig onderzoek.
4.3.2.2
Onderzoek aan telefoons
De verdediging heeft gesteld dat het onderzoek aan de in beslag genomen telefoons onrechtmatig is geweest. Ter onderbouwing van het verweer heeft de verdediging gewezen op het arrest CG/Bezirkshauptmannschaft Landeck (C-548/21) (ECLI:EU:C:2024:830) van de Grote Kamer van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 4 oktober 2024 (hierna: het Landeck-arrest). Daaruit volgt dat onderzoek aan de opgeslagen gegevens in mobiele telefoons een ernstige of zelfs zeer ernstige inmenging in het recht op bescherming van de persoonlijke levenssfeer (8 EVRM) opleveren. Gelet daarop is toestemming door een rechter of onafhankelijke autoriteit vereist voordat een telefoon wordt onderzocht. Deze toestemming ontbreekt in onderhavige zaak. Naar de mening van de verdediging is daarmee sprake van een onherstelbaar vormverzuim, hetgeen dient te leiden tot bewijsuitsluiting.
Vormverzuim
De rechtbank stelt vast dat de officier van justitie te Limburg toestemming heeft gegeven om de in Limburg onder verdachte [medeverdachte 1] in beslag genomen Samsung en Oppo telefoon in te kijken in onderhavig onderzoek. Die toestemming is neergelegd in het proces-verbaal op pagina 30 van het persoonsdossier van [medeverdachte 1] .
Ten aanzien van de telefoons die onder verdachte [medeverdachte 2] in beslag zijn genomen, overweegt de rechtbank het volgende: De telefoon Samsung SM-G981B is inbeslaggenomen in een ander onderzoek van het arrondissementsparket Oost-Brabant naar aanleiding van het aantreffen van een explosief in de tuin van [medeverdachte 2] . De officier van justitie te Oost-Brabant heeft vervolgens toestemming gegeven om de telefoon te gebruiken en in te kijken in onderzoek 26LiBourne. Deze toestemming is neergelegd in het proces-verbaal op pagina 6 van het persoonsdossier van [medeverdachte 2] .
De telefoon Samsung SM-S901B is in beslag genomen in onderhavig onderzoek en hiervoor geldt dat de zaaksofficier van justitie toestemming heeft gegeven om in die telefoon te kijken.
Voor de blauwe iPhone die in onderhavig onderzoek bij de doorzoeking van de woning van [verdachte] in beslag is genomen, geldt ook dat de zaaksofficier van justitie toestemming heeft gegeven die telefoon in te kijken.
Een expliciete wettelijke regeling voor het onderzoek aan gegevens op in beslag genomen telefoons ontbreekt. Uit het Landeck-arrest volgt dat de voorgenomen verzameling van de gegevens het relevante aangrijpingspunt is voor de beoordeling of voorafgaande rechterlijke toestemming is vereist. Op grond van de strekking van het Landeck-arrest kan worden gesteld dat in alle gevallen, ongeacht de aard en ernst van de inbreuk, voorafgaand aan het veiligstellen van op een telefoon aanwezige gegevens en aan het rechtstreeks raadplegen daarvan toestemming van een rechter of een onafhankelijke autoriteit is vereist, nu de uit een telefoon verkregen gegevens een min of meer compleet beeld van het privéleven van een verdachte kunnen geven en de inbreuk dus zeer ingrijpend kan zijn. Aangezien er ten aanzien van onderhavige telefoons slechts sprake was van voorafgaande toestemming van de officier van justitie om de telefoons uit te lezen en voorafgaande toestemming van een rechter daartoe ontbreekt, constateert de rechtbank dat er sprake is van een vormverzuim.
Bij de bepaling welk rechtsgevolg aan dit vormverzuim moet worden verbonden, dient de rechtbank rekening te houden met het geschonden belang, de ernst van het verzuim en het nadeel dat door het verzuim wordt veroorzaakt.
Geschonden belang
De rechtbank stelt vast dat er sprake is van een vormverzuim waarbij niet (rechtstreeks) het recht van de verdachte op een eerlijk proces in de zin van artikel 6 EVRM aan de orde is, maar waarbij het gaat om de schending van een ander strafvorderlijk voorschrift of rechtsbeginsel, te weten het recht op privacy zoals neergelegd in artikel 8 EVRM.
In die gevallen geldt als belangrijk uitgangspunt dat de omstandigheid dat de verkrijging van onderzoeksresultaten gepaard is gegaan met een vormverzuim dat betrekking heeft op een ander strafvorderlijk voorschrift of rechtsbeginsel dan het recht op een eerlijk proces, niet eraan in de weg staat dat die resultaten voor het bewijs van het ten laste gelegde feit worden gebruikt.
Ernst van het verzuim
Als er sprake is van een ernstige schending van een strafvorderlijk voorschrift of rechtsbeginsel, kan onder omstandigheden bewijsuitsluiting toch noodzakelijk worden geacht. Naar het oordeel van de rechtbank doet een dergelijke situatie zich hier niet voor.
Ten eerste was er sprake van een onderzoek naar ernstige strafbaar feiten, te weten meerdere professionele ladingdiefstallen van waardevolle goederen.
Ten aanzien van de blauwe iPhone die in onderhavig onderzoek onder [verdachte] in beslag is genomen, overweegt de rechtbank dat deze bij de doorzoeking van de woning van [verdachte] , en dus onder leiding van een rechter-commissaris, in beslag is genomen. Daarbij heeft de rechter-commissaris toestemming gegeven om de telefoon in beslag te nemen. Voorafgaand aan die inbeslagname heeft de rechter-commissaris beoordeeld of die inbeslagname enige relevantie heeft voor onderhavig onderzoek. Op dat punt heeft er dan ook een rechterlijke toets plaatsgevonden. Zou de rechter-commissaris om toestemming zijn gevraagd voor onderzoek aan die telefoon zoals dat heeft plaatsgevonden, dan had deze die toestemming kunnen geven en, naar het oordeel van de rechtbank, naar alle waarschijnlijkheid ook gegeven. Hoewel de rechter-commissaris deze toestemming kan clausuleren, relativeert naar het oordeel van de rechtbank de inbeslagname door de rechter-commissaris het verzuim.
Ook ten aanzien van het onderzoek aan de andere telefoons, te weten de Samsung telefoon en de Oppo telefoon die in de Scania trekker zijn aangetroffen en de Samsung telefoons die in een ander onderzoek en in onderhavig onderzoek onder [medeverdachte 2] in beslag zijn genomen, is de rechtbank van oordeel dat een machtiging van de rechter-commissaris, indien op de juiste wijze aangevraagd, naar alle waarschijnlijkheid zou zijn verkregen. De ongerechtvaardigde inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van de verdachte tast bovendien de betrouwbaarheid van het bewijsmateriaal niet aan.
Nadeel
Ten aanzien van het onderzoek aan de telefoons van anderen dan verdachte zelf, is er naar het oordeel van de rechtbank in beginsel geen sprake van enig nadeel voor verdachte.
Met betrekking tot het onderzoek aan de telefoons die onder verdachte in beslag zijn genomen, is door de verdediging niet betoogd welk concreet nadeel daardoor is veroorzaakt. De rechtbank overweegt daarbij dat de inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van verdachte het geschonden voorschrift betreft en niet het specifieke nadeel. Het enkel in verband brengen van verdachte met strafbare feiten, heeft ook niet te gelden als nadeel dat hier is bedoeld. Het had op de weg van verdachte gelegen dat nadeel te concretiseren. Nu niet is onderbouwd waar dat nadeel uit zou bestaan, verbindt de rechtbank geen consequenties aan het geconstateerde vormverzuim.
4.3.2.3
Identificatie verdachten
Voor de beantwoording van de vraag of verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, dient de rechtbank allereerst de vraag te beantwoorden of verdachte en de medeverdachten geïdentificeerd kunnen worden als de gebruikers van de in het dossier genoemde Signal-accounts.
4.3.2.3.1
Identificatie [medeverdachte 1]
Zoals onder ‘Aanleiding onderzoek’ reeds is overwogen, is na de aanhouding van [medeverdachte 1] in de Scania truck waarin hij reed een mobiele telefoon van het merk Samsung, type SM-G955FD (Galaxy S8 plus), aangetroffen en in beslag genomen. [medeverdachte 1] was op het moment van zijn aanhouding de enige inzittende van de Scania truck. In de Samsung telefoon was een simkaart geplaatst met het telefoonnummer + [telefoonnummer 1] (hierna [telefoonnummer 1] ).
Uit het onderzoek aan de telefoon volgt onder meer het volgende:
- Er zijn vier chats aangetroffen in de telefoon waarbij de telefoonnummers waarmee werd gecommuniceerd gekoppeld zijn aan familieleden van [medeverdachte 1] , te weten [naam 1] , [naam 2] , [naam 3] en [naam 4] .
- De gebruiker van [telefoonnummer 1] gaf aan [naam 2] op 2 februari 2023 en aan [naam 3] op 19 januari 2023 het [rekeningnummer] als zijnde zijn/haar rekeningnummer door. [naam 2] vroeg vervolgens naar de exacte naam op het pasje. Als antwoord stuurde de gebruiker van [telefoonnummer 1] ‘ [medeverdachte 1] ’.
Op 25 februari 2023 bevestigde de gebruiker van [telefoonnummer 1] tegenover [naam 4] het [rekeningnummer] .
Dit rekeningnummer staat op naam van [medeverdachte 1] .
- Uit de mastgegevens blijkt dat de telefoon in de periode van donderdag 5 januari 2023 tot en met zondag 26 februari 2023 een overgroot deel van de nachtelijke uren een zendmast aanstraalde op enkele tientallen meters van het BRP-adres van [medeverdachte 1] op dat moment.
Gelet op het bovenstaande,
in onderlinge samenhang bezien, stelt de rechtbank vast dat [medeverdachte 1] de gebruiker was van [telefoonnummer 1] . Aan dit telefoonnummer is het Signal-account met de naam [accountnaam 1] gekoppeld.
In een gesprek via Signal op 21 januari 2023 met [accountnaam 3] , gaf [accountnaam 3] aan dat hij 50 euro laat brengen. [accountnaam 1] reageerde daarop dat het in de bus mag, maar deze keer wel in [adres 1] . [accountnaam 3] zei later dat het in de brievenbus ligt van [adres 1] . [medeverdachte 1] stond op dat moment ingeschreven op de [adres 1] .
In een gesprek via Signal op 25 februari 2023 met [accountnaam 4] stuurde [accountnaam 1] dat hij bij [bijnaam 2] familie is. In een gesprek via Signal eveneens op 25 februari 2023 met [bijnaam 1] stuurde [accountnaam 1] ‘ [bijnaam 2] , ik stuur je speld. Ter hoogte van [adres 2] even parkeren.’ De moeder van [medeverdachte 1] is woonachtig op de [adres 2] .
[bijnaam 3] noemde [accountnaam 1] in een gesprek via Signal [medeverdachte 1] en stuurt op 30 januari 2023 ‘me [medeverdachte 1] is my best friend’ en ‘me and [medeverdachte 1] ’.
De rechtbank Limburg acht bewezen dat [medeverdachte 1] op 26 februari 2023 berichten heeft
verzonden naar ‘ [bijnaam 4] ’. In de chat is te zien dat deze berichten zijn verzonden door Signal-gebruiker [accountnaam 1] . Deze uitspraak van de rechtbank Limburg is op dat punt bevestigd door het gerechtshof.
Op grond van al het voorgaande,
in onderlinge samenhang bezien, stelt de rechtbank vast dat verdachte [medeverdachte 1] de gebruiker is geweest van het Signal-account met de naam [accountnaam 1] . De rechtbank overweegt daarbij dat alle tegengebruikers in de chats weten met wie ze contact hebben nu geen van hen verifieert met wie hij of zij spreekt. Daarnaast zijn er ook geen berichten die wijzen op het gebruik van het account met de naam [accountnaam 1] door anderen dan [medeverdachte 1] . De rechtbank zal de gebruiker van dit Signal-account daarom hierna aanduiden als [medeverdachte 1] .
4.3.2.3.2
Identificatie [medeverdachte 2]
Aan [medeverdachte 2] worden door de politie de Signal-accounts [accountnaam 2] en [accountnaam 3] toegeschreven. Het Signal-account [accountnaam 2] maakte gebruik van het telefoonnummer + [telefoonnummer 2] (hierna [telefoonnummer 2] ). Het Signal-account [accountnaam 3] maakte gebruik van het telefoonnummer + [telefoonnummer 3] (hierna [telefoonnummer 3] ). Deze Signal-accounts waren beide een contact van het Signal-account [accountnaam 1] , en dus van [medeverdachte 1] .
De accounts maakten ook beide gebruik van een Motorala Moto E32 telefoon met dual SIM. De IMEI-nummers waaraan beide nummers gekoppeld zijn, verschillen alleen qua laatste cijfer. Door deze erg sterke gelijkenis, is het aannemelijk dat de IMEI-nummers toebehoren aan dezelfde Motorola Moto E32 telefoon, aangezien dit een telefoon met dual SIM betreft.
Daarnaast zijn vier andere telefoonnummers in een korte tijdspanne zowel aan het IMEI-nummer behorend bij [accountnaam 3] als aan het IMEI-nummer behorend [accountnaam 2] gekoppeld.
De rechtbank volgt de conclusie van de politie dat op grond van het bovenstaande kan worden gesteld dat de Signal-accounts van [accountnaam 3] en [accountnaam 2] zijn gebruikt door dezelfde persoon.
Uit het onderzoek naar beide accounts volgt onder meer het volgende:
- Uit een analyse van de historische verkeersgegevens van het IMEI-nummer dat gekoppeld kan worden aan het Signal-account [accountnaam 2] , kan worden afgeleid dat de gebruiker 's nachts vooral verbleef in de directe nabijheid van een zendmast aan de [adres 3] .
[medeverdachte 2] woonde op dat moment in de directe nabijheid van deze zendmast.
- [medeverdachte 2] komt in de politiesystemen naar voren als een contact van [medeverdachte 1] .
- In een gesprek tussen [accountnaam 3] en [accountnaam 1] werd gesproken over de broer van [accountnaam 3] . Korte tijd later werd de naam [naam 5] genoemd.
- Het IMEI-nummer dat gekoppeld kan worden aan het account [accountnaam 2] is ook gekoppeld geweest aan telefoonnummer [telefoonnummer 6] . Uit Whatsappberichten die met een andere telefoon door dat telefoonnummer zijn verstuurd, valt op te maken dat de gebruiker een foto doorstuurde van het [hotel] in Valencia.
- [accountnaam 3] zei op 25 januari 2023 tegen [accountnaam 1] dat hij de wc aan het vernieuwen is.
Op grond van al het voorgaande,
in onderlinge samenhang bezien, stelt de rechtbank vast dat [medeverdachte 2] de gebruiker is geweest van de Signal-accounts [accountnaam 2] en [accountnaam 3] . De rechtbank zal de gebruiker van deze Signal-accounts daarom hierna aanduiden als [medeverdachte 2] .
4.3.2.3.3
Identificatie [verdachte]
Aan [verdachte] worden door de politie de Signal-accounts [accountnaam 4] en [accountnaam 5] toegeschreven.
Ook deze Signal-accounts waren een contact van het Signal-account [accountnaam 1] , en dus van [medeverdachte 1] .
De kapotte OPPO-telefoon die is aangetroffen in de Scania truck was voorzien van het telefoonnummer + [telefoonnummer 4] (hierna [telefoonnummer 4] ). [telefoonnummer 4] kwam in de telefoon van [medeverdachte 1] ( [telefoonnummer 1] ) voor onder de naam [accountnaam 4] .
Op het beeldscherm van de telefoon waren verschillende notificaties zichtbaar. Zo gaf de telefoon een melding van het Gmail-account [e-mailadres 1] . Uit openbare bronnen blijkt dat [bijnaam 5] de artiestennaam van [verdachte] is. Daarnaast heet het Instagramaccount van [verdachte] ‘ [bijnaam 5] ’. De telefoon gaf ook een beveiligingsmelding voor [e-mailadres 2] . [afkorting] is een afkorting van [verdachte] , de voornaam van [verdachte] . Uit de politiesystemen komt naar voren dat dit emailadres is gekoppeld aan [verdachte] . Tot slot waren er twee gemiste oproepen zichtbaar van het telefoonnummer van de moeder van [verdachte] .
De thuismast van [telefoonnummer 4] staat hemelsbreed op minder dan 1000 meter van het adres in [plaats 3] waarop [verdachte] staat ingeschreven.
In de kapotte Oppo-telefoon ( [telefoonnummer 4] ) was het telefoonnummer + [telefoonnummer 5] (hierna [telefoonnummer 5] ) opgeslagen onder de naam ‘ [bijnaam 5] ’, de artiestennaam van [verdachte] . Aan dat telefoonnummer is het Signal-account [accountnaam 5] gekoppeld.
Op grond van de bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat [verdachte] in oktober 2022 met [telefoonnummer 5] naar de politie heeft gebeld. Daarnaast staat de thuismast van [telefoonnummer 5] hemelsbreed op minder dan 1000 meter van het adres in [plaats 3] waarop [verdachte] staat ingeschreven.
Dit betreft dezelfde thuismast als de thuismast van [telefoonnummer 4] .
Op 25 juli 2023 maakte [telefoonnummer 5] verbinding met een zendmast in Enschede terwijl [verdachte] die dag door de politie in Enschede is gecontroleerd. Gezien de afstand tot [plaats 3] (de woonplaats van [verdachte] ) vormt ook dit een sterke indicatie dat [verdachte] de gebruiker van [telefoonnummer 5] is geweest.
Ook hier leiden naar het oordeel van de rechtbank de hiervoor genoemde feiten en omstandigheden,
in onderlinge samenhang bezien, tot de conclusie dat de Signal-accounts [accountnaam 4] en [accountnaam 5] door [verdachte] werden gebruikt. De rechtbank zal deze Signal-accounts hierna dan ook aanduiden als [verdachte] .
Weliswaar heeft de verdediging aangevoerd dat [verdachte] een tweelingbroer heeft. Zij heeft daar verder echter geen conclusies aan verbonden. Daarnaast ziet de rechtbank geen enkel aanknopingspunt in het dossier om aan te nemen dat genoemde nummers met beide gekoppelde Signal-accounts van iemand anders dan [verdachte] zouden zijn.
4.3.2.4
Feit 1 (zaaksdossier 1)
Namens [bedrijf 1] is aangifte gedaan van ladingdiefstal, gepleegd in de nacht van 9 op 10 januari 2023 in Lünen (Duitsland). Uit de aangifte blijkt dat de weggenomen trailer was geladen met computerapparatuur en werd vervoerd in opdracht van [bedrijf 2] Bij de diefstal werd een gat in de schutting geknipt. De goederen zijn teruggevonden in de loods van de heer [getuige] te [plaats 2] en vertegenwoordigen een waarde van € 487.000.
De vraag die door de rechtbank dient te worden beantwoord, is of [medeverdachte 1] en [verdachte] degenen zijn geweest die de diefstal hebben gepleegd. De rechtbank overweegt hiertoe het volgende. Volgens de GPS-gegevens van de gestolen oplegger is deze oplegger gereden naar de [adres 4] . Op die locatie heeft vervolgens een controle plaatsgevonden waarbij de gestolen goederen zijn aangetroffen, te weten 26 pallets met consumentenelektronica van Amazon Prime. Dit wordt ondersteund door de verklaring van [getuige] , namelijk dat de goederen in de nacht van 10 januari 2023 bij hem in de loods zijn afgeleverd. Meer in het bijzonder heeft [getuige] verklaard dat de spullen zijn gebracht door een gele vrachtwagen. [medeverdachte 1] heeft bij de politie verklaard dat hij een gele trekker heeft.
Uit de telefoongegevens van [medeverdachte 1] komt naar voren dat hij op 8 januari 2023 – net voor de diefstal – de route naar Lünen heeft opgezocht. Voorts zijn er verschillende chatgesprekken op de telefoon van [medeverdachte 1] en [verdachte] aangetroffen. Uit deze gesprekken komt onder andere naar voren dat ze twee dagen hebben gewerkt voor ‘saus’. De rechtbank begrijpt dit als zijnde dat ze voor niks hebben gewerkt. Ook sturen ze naar elkaar dat ze geluk hebben gehad, omdat de politie al aan het zoeken was. Tijdens dit contact tussen [medeverdachte 1] en [verdachte] werd door [verdachte] ook aan [medeverdachte 1] gevraagd naar de link van het krantenartikel betreffende onderhavige zaak, welke link [medeverdachte 1] uiteindelijk ook naar [verdachte] heeft gestuurd. De rechtbank leidt uit het voorgaande af dat door [medeverdachte 1] en [verdachte] in genoemde chatgesprekken wordt gesproken over de diefstal van de oplegger die in de nacht van 9 op 10 januari 2023 is gepleegd in Lünen .
Voorts komt uit het berichtenverkeer naar voren dat de jammer niet goed heeft gewerkt en dat ze de volgende keer met twee jammers moeten gaan werken. Dit past bij de aangifte, waaruit naar voren komt dat het GPS-systeem heeft gewerkt en dus de jammer niet. Ook past dit naar het oordeel van de rechtbank bij het gegeven dat er in de nabijheid van de gestolen goederen een jammer is aangetroffen. Ten slotte komt uit het berichtenverkeer naar voren dat [medeverdachte 1] en [verdachte] op de hoogte waren van het tijdstip van neerzetten. Uit één bericht komt naar voren: “was nog donker” en “net lading neergezet”. Voorts blijkt dat ze wetenschap hadden van het feit dat de aangetroffen goederen van Amazon afkomstig zijn. Ten slotte komt uit het dossier naar voren dat de telefoon van [medeverdachte 1] rond de diefstal gebruik maakte van Duitse telecommasten.
Gelet op voormelde feiten en omstandigheden
in onderlinge samenhang bezien, is de rechtbank van oordeel dat [medeverdachte 1] en [verdachte] betrokken zijn geweest bij de ladingdiefstal gepleegd in de nacht van 9 en 10 januari 2023.
Medeplegen
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of sprake is van medeplegen bij de onderhavige diefstal. De rechtbank stelt voorop dat de betrokkenheid aan een strafbaar feit als medeplegen kan worden bewezenverklaard indien vast komt staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking. Uit de door de rechtbank vastgestelde feiten en omstandigheden blijkt dat er sprake was van een geplande en op de ladingdiefstal gerichte actie, waarbij de handelingen van verdachten onderling op elkaar waren afgestemd. Dat dit het geval was, blijkt ook uit de gesprekken tussen [medeverdachte 1] en [verdachte] . [verdachte] stuurde op enig moment naar [medeverdachte 1] : “nu weten we hoe het de volgende keer gaan aanpakken. En beste ook als we die al hebben gelijk koper regelen. En niet laten staan”. [medeverdachte 1] zijn reactie hierop was: “de pallets mogen niet in de loods”. Hieruit leidt de rechtbank af dat [medeverdachte 1] en [verdachte] het feit samen hebben gepleegd. De rechtbank is derhalve van oordeel dat aldus sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen [medeverdachte 1] en [verdachte] en dat sprake is van medeplegen.
Conclusie
Op grond van het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat [medeverdachte 1] en [verdachte] zich in de nacht van 9 en 10 januari 2023 samen schuldig hebben gemaakt aan de ten laste gelegde ladingdiefstal met braak.
4.3.2.5
Feit 2 (zaaksdossier 3)
Op 22 januari 2023 is aangifte gedaan namens [bedrijf 3] B.V. te Breda . Uit de aangifte blijkt dat de diefstal is gepleegd vanaf een trailer en dat het ging om producten van Otterbox, te weten telefoonaccessoires (telefoonhoesjes). Daarbij is een hek verbroken. Op de camerabeelden is te zien dat de diefstal door meerdere personen is gepleegd.
De vraag waarvoor de rechtbank zich gesteld ziet is of [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [verdachte] degenen zijn die deze diefstal hebben gepleegd. De rechtbank overweegt hiertoe het volgende. Uit de telefoon van [medeverdachte 1] blijkt dat hij vlak voor de diefstal de producten – die later worden weggenomen – heef opgezocht. Ook is zijn telefoon ten tijde van de diefstal nabij de plaats delict.
Uit de telefoon van [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [verdachte] komen voorts diverse berichten naar voren. Een dag voor de diefstal vroeg [medeverdachte 1] aan [medeverdachte 2] of hij zijn jammer kan ophalen. Daarna vroeg hij aan [medeverdachte 2] of er een mogelijkheid is tot crossdocken met een C’tje. De rechtbank begrijpt hier dat met een C’tje een vrachtwagen (camion) wordt bedoeld en met crossdocking een vorm van distributie waarbij goederen niet tussendoor worden opgeslagen. [medeverdachte 2] gaf op de vraag van [medeverdachte 1] aan dat hij de jammer heeft en deze komt brengen. Aan [verdachte] vroeg [medeverdachte 1] vlak voor de diefstal of hij beschikbaar is voor “een wedstrijd in Breda”. Hij sprak met [verdachte] af om hem op te halen wat ook gebeurt.
Zoals hiervoor reeds overwogen blijkt uit de camerabeelden dat de diefstal door meerdere personen werd gepleegd. [medeverdachte 1] stuurde op enig moment naar [medeverdachte 2] dat hij in de truck zit en anderen het werk laat doen. Voorts blijkt dat ze nog belcontact met elkaar hadden rond de afgesproken tijdstippen.
De rechtbank leidt uit het voorgaande af dat [verdachte] daadwerkelijk is opgehaald door [medeverdachte 1] om samen naar Breda te gaan.
Enige tijd later stuurde [medeverdachte 1] naar [medeverdachte 2] of hij IPhone en iPad Accessoires kwijt kan en stuurde daarbij de website van Otterbox naar hem door. De rechtbank leidt hieruit af dat [medeverdachte 1] aan [medeverdachte 2] vroeg voor welke producten er een afzetmarkt was en wat er dus gestolen moest worden. Voorts werd door [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] gesproken over Cool Blue en Gibson, waarvan ook trailers op het terrein stonden. Dat past bij het gegeven dat de telefoon van [medeverdachte 1] ten tijde van de diefstal nabij het plaats delict was en dat hij zelf dus daadwerkelijk fysiek aanwezig was. Door [medeverdachte 1] werd vervolgens aan [medeverdachte 2] gevraagd: “kunnen we dat kwijt”. De rechtbank leidt hieruit af dat [medeverdachte 2] meedacht over wat daadwerkelijk gestolen diende te worden en dat de diefstallen in overleg plaatsvonden.
Gelet op voormelde feiten en omstandigheden
in onderlinge samenhang bezien, is de rechtbank van oordeel dat [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [verdachte] betrokken zijn geweest bij de ladingdiefstal gepleegd op 22 januari 2023.
Medeplegen
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of sprake is van medeplegen bij de onderhavige diefstal. De rechtbank stelt voorop dat de betrokkenheid aan een strafbaar feit als medepleger kan worden bewezenverklaard indien vast komt staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking. Uit de door de rechtbank vastgestelde feiten en omstandigheden blijkt dat er sprake was van een geplande en op de ladingdiefstal gerichte actie, waarbij de handelingen van verdachten onderling op elkaar waren afgestemd. Uit hetgeen hiervoor is overwogen leidt de rechtbank af dat [medeverdachte 1] en [verdachte] een rol hadden in de directe uitvoering en [medeverdachte 2] in de directe voorbereiding (brengen jammer), aansturing (adviseren/beslissen) en de afronding (crossdock mogelijkheid). De rechtbank is derhalve van oordeel dat aldus sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [verdachte] en dat sprake is van medeplegen.
Conclusie
Op grond van het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [verdachte] zich op 22 januari 2023 samen schuldig hebben gemaakt aan de tenlastegelegde ladingdiefstal door middel van braak.
4.3.2.6
Feit 3 en 4 (zaaksdossier 7)
Namens [bedrijf 4] B.V. te Venray is aangifte gedaan van diefstal van een oplegger met lasdraad, gepleegd op 26 februari 2023. Het kastje voor de automatische bediening van de toegangspoort van het terrein was opengebroken zodat de poort handmatig opengemaakt kon worden. Op de camerabeelden is een gele Scania trekker te zien die de weggenomen oplegger trekt.
Namens [bedrijf 5] B.V. te Venlo is aangifte gedaan van diefstal van een oplegger met elektrisch handgereedschap en elektromachines, onder meer van het merk Makita, ook gepleegd op 26 februari 2023. Het slot van de poort was verbogen. Op het laad- en losterrein stond een trekker met de voorste wielen in het gras. De handrem van de trekker was eraf en onder de trekker lag een blauwe spanband. Er wordt vermoed dat deze spanband is gebruikt om de trekker onder de weggenomen oplegger vandaan te trekken, zodat de daders bij de weggenomen oplegger konden komen Ook bij dit feit is een gele Scania trekker gezien die de weggenomen oplegger trekt. De gestolen oplegger is teruggevonden in Weert.
[medeverdachte 1] is kort na de diefstal in Venray aangehouden in een gele trekker van het merk Scania. Op 11 december 2023 is hij door de meervoudige kamer te Limburg veroordeeld voor het medeplegen van beide ladingdiefstallen. De veroordeling voor deze feiten is bevestigd door het gerechtshof te ’s-Hertogenbosch bij arrest van 25 oktober 2024. In het vonnis heeft de rechtbank vastgesteld dat op de camerabeelden van de diefstal in Venlo is te zien dat er een bijrijder in de gele Scania aanwezig was die de toegangspoort opende. Ook bij de diefstal van de oplegger in Vennay heeft de rechtbank in het vonnis vastgesteld dat op de camerabeelden van het wegrijden van het bedrijventerrein in de Scania een bijrijder is te zien. Daarnaast had [medeverdachte 1] intensief contact met ‘ [bijnaam 4] ’ over onder meer de verkoop van de lading.
De vraag die de rechtbank vervolgens moet beantwoorden, is of [verdachte] enige betrokkenheid heeft gehad bij deze ladingdiefstallen.
De rechtbank overweegt dat bij beide ladingdiefstallen een bijrijder is gezien in de gele Scania. Daarnaast is de telefoon waarvan de rechtbank reeds heeft vastgesteld dat die aan [verdachte] toebehoorde, te weten de kapotte Oppo-telefoon met telefoonnummer [telefoonnummer 4] , na de aanhouding van [medeverdachte 1] aangetroffen in de Scania.
Uit berichten tussen [medeverdachte 1] en [verdachte] volgt naar het oordeel van de rechtbank dat [medeverdachte 1] [verdachte] heeft opgehaald bij zijn woning in [plaats 3] in de avond van 25 februari 2023.
Op 26 februari 2023 tussen 1.10 uur en 2.45 uur straalde de telefoon van [verdachte] een zendmast aan in de directe nabijheid van het bedrijf [bedrijf 5] B.V. in Venlo . De telefoon van [medeverdachte 1] maakte tussen 0.51 uur en 3.09 uur contact met dezelfde zendmast. De diefstal is gepleegd tussen 2.36 uur en 3.30 uur.
Tussen 2.45 uur en 3.42 uur werden er met het nummer [telefoonnummer 4] 106 sms-berichten gestuurd naar de zus van [verdachte] . Dit bevestigt naar het oordeel van de rechtbank dat de telefoon op dat moment ook daadwerkelijk bij [verdachte] in gebruik was.
Om 9.33 uur maakte de telefoon van [verdachte] contact met een zendmast in de directe nabijheid van de locatie waar de oplegger in Venray is gestolen.
Bij de doorzoeking van de woning van [verdachte] is onder meer een blauwe iPhone aangetroffen. Op die telefoon staan meerdere accounts waarvan [bijnaam 5] de gebruikersnaam is. Zoals de rechtbank heeft overwogen onder ‘Identificatie [verdachte] ’ heet het Instagramaccount van [verdachte] ‘ [bijnaam 5] ’ en blijkt uit openbare bronnen dat [bijnaam 5] de artiestennaam van [verdachte] is. Daarnaast zijn op deze telefoon foto’s van het rijbewijs, de identiteitskaart en het paspoort van [verdachte] aangetroffen en sluit de gebruiker van de telefoon meerdere berichten af met de naam “ [verdachte] ". Gelet op deze omstandigheden, in onderlinge samenhang bezien, stelt de rechtbank vast dat [verdachte] de gebruiker was van deze telefoon.
Op de telefoon zijn onder meer onderstaande notities aangetroffen.
12 januari 2023
Die man moet betalen
Want anders broer kom ik m halen
In een trekker met kale
We komen die bakken daar halen
27 februari 2023
We pakken 2 bakken in een nacht
1 op de uitkijk hij word de Nachtwacht
Ik ben op zoek naar een drba
Uh ik zie een bak vol gereedschap
Die bak die zit vol met makita
Dus Draai remmen los
En dat niet op de pof
LVe trekken die kop af
Hij koppelt m aan en dan zijn we Pia
Blijkens straatwoordenboek.nl betekent Pia ‘weg’. Uit het dossier volgt dat het woord bak ook wel wordt gebruikt als een ander woord voor oplegger.
De rechtbank overweegt dat in de nacht van 26 februari 2023 twee opleggers met lading zijn gestolen. Hierop lijkt ‘we pakken van 2 bakken in een nacht’ te slaan. Uit de aangifte van de diefstal van de oplegger in Venlo blijkt dat in deze oplegger onder meer gereedschap van het merk Makita zat. Ook dit lijkt terug te komen in de tekst op de telefoon van [verdachte] . Daarnaast blijkt uit deze aangifte dat de trekker die voor de gestolen oplegger stond vermoedelijk met een spanband naar voren is getrokken om het mogelijk te maken de oplegger aan een andere trekker te koppelen. Deze modus operandi lijkt sterk op de in de tekst omschreven werkwijze.
De rechtbank overweegt dan ook dat in de tekst met de datum 27 februari 2023 daderkennis is verwerkt met betrekking tot de ladingdiefstallen die een dag daarvoor zijn gepleegd in Venray en Venlo , zoals de modus operandi en het merk van de gestolen goederen.
In de tekst van 12 januari 2023 wordt daarnaast gesproken over “in een trekker met kale". Opvallend is dat [medeverdachte 1] kaal is. Daarnaast is de telefoon van [verdachte] aangetroffen in de trekker van [medeverdachte 1] .
Gelet op voormelde feiten en omstandigheden,
in onderlinge samenhang bezien, is de rechtbank van oordeel dat [verdachte] , samen met [medeverdachte 1] , betrokken is geweest bij beide ladingdiefstallen gepleegd op 26 februari 2023.
Medeplegen
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of sprake is van medeplegen bij onderhavige diefstal. De rechtbank stelt voorop dat de betrokkenheid aan een strafbaar feit als medeplegen kan worden bewezenverklaard indien vast komt te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking. Uit de door de rechtbank vastgestelde feiten en omstandigheden blijkt dat er sprake was van een geplande en op de ladingdiefstal gerichte actie, waarbij de handelingen van verdachten onderling op elkaar waren afgestemd. Uit hetgeen hiervoor is overwogen, blijkt dat [medeverdachte 1] en [verdachte] voorafgaand aan de ladingdiefstallen contact hebben gehad waarbij afspraken zijn gemaakt over het ophalen van [verdachte] door [medeverdachte 1] . Vervolgens hebben zij samen met de trekker van [medeverdachte 1] beide opleggers weggenomen. Daarnaast had [medeverdachte 1] intensief contact met ‘ [bijnaam 4] ’ over onder meer over de verkoop van de lading. De rechtbank is derhalve van oordeel dat sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen [verdachte] , [medeverdachte 1] en ten minste een ander persoon en dat sprake is van medeplegen.
Conclusie
Op grond van het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte] zich samen met onder meer [medeverdachte 1] op 26 februari 2023 schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde ladingdiefstallen met braak.