ECLI:NL:RBZWB:2025:994
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening Participatiewet wegens gebrek aan spoedeisend belang
Op 12 februari 2025 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaken BRE 25/281 PW VV en BRE 25/282 PW VV, waarin verzoekster, een alleenstaande moeder met twee jonge kinderen, een voorlopige voorziening vroeg in het kader van haar aanvragen voor bijstandsuitkeringen op grond van de Participatiewet. Verzoekster had bezwaar gemaakt tegen een besluit van 20 december 2024, waarin haar bijstandsuitkering werd geweigerd, en had ook beroep ingesteld tegen een besluit van 6 januari 2025, waarin haar aanvraag voor bijstandsuitkering buiten behandeling werd gesteld. Tijdens de zitting op 12 februari 2025, waar verzoekster werd bijgestaan door haar gemachtigde mr. J. Oversluizen, werd het verzoek om een voorlopige voorziening besproken. De ISD Brabantse Wal was vertegenwoordigd door mr. M. Niessen.
De voorzieningenrechter overwoog dat het spoedeisend belang bij het treffen van de gevraagde voorzieningen ontbrak. Hoewel verzoekster aanvoerde dat zij in financiële problemen verkeerde en geen bestaansmiddelen had, oordeelde de voorzieningenrechter dat een louter financieel belang op zichzelf geen reden is om een voorlopige voorziening te treffen, tenzij er onomkeerbare gevolgen dreigen. De voorzieningenrechter wees erop dat verzoekster inmiddels een voorschot van € 810,- had ontvangen van de ISD en dat zij in staat zou moeten zijn om in haar levensonderhoud te voorzien. Bovendien werd opgemerkt dat verzoekster een regeling had getroffen met haar verhuurder voor haar huurachterstand.
De voorzieningenrechter concludeerde dat er geen aanleiding was om de verzoeken om voorlopige voorzieningen toe te wijzen en wees deze af. De uitspraak werd openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl en er stond geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.