ECLI:NL:RBZWB:2025:997

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
19 februari 2025
Publicatiedatum
24 februari 2025
Zaaknummer
11313755 CV EXPL 24-3395
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • mr. Karsten-Badal
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van herstelkosten en misgelopen huurinkomsten in huurzaak

In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, gaat het om een vordering van de verhuurster tegen de huurder. De huurder heeft in de huurwoning van de verhuurster gewoond, maar heeft de woning in een slechte staat achtergelaten. De verhuurster vordert herstelkosten en een bedrag aan misgelopen huurinkomsten, omdat de woning niet direct opnieuw verhuurd kon worden. Gedaagde 1, de huurder, is niet verschenen op de zitting, terwijl gedaagde 2, een andere huurder, afspraken heeft gemaakt met de verhuurster, waardoor de procedure tegen hem is beëindigd. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de huurder moet worden veroordeeld tot betaling van de gevorderde bedragen, en heeft dit vonnis aangemerkt als een verstekvonnis, waartegen verzet openstaat. De kantonrechter heeft de vorderingen van de verhuurster toegewezen, met uitzondering van de buitengerechtelijke incassokosten, omdat deze niet aan de wettelijke eisen voldeden. De huurder is ook veroordeeld tot betaling van de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANKZEELAND-WEST-BRABANT
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Breda
Zaaknummer: 11313755 \ CV EXPL 24-3395
Vonnis van 19 februari 2025
in de zaak van
[verhuurster],
te [plaats] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [verhuurster] ,
gemachtigde: DAS Nederlandse Rechtsbijstand Verzekeringmaatschappij N.V.,
tegen
[huurder],
te [plaats] ,
niet verschenen,
hierna te noemen: [huurder] .

1.De zaak in het kort

[huurder] en de heer [naam] hebben in de huurwoning van [verhuurster] gewoond. In deze zaak gaat het om de vraag of [huurder] een bedrag aan herstelkosten moet betalen aan [verhuurster] vanwege de staat waarin [huurder] de woning van [verhuurster] heeft achtergelaten. Ook gaat het in deze zaak om de vraag of [huurder] daarnaast een bedrag aan [verhuurster] moet betalen, omdat de woning niet meteen opnieuw verhuurd kon worden. Deze vorderingen zijn niet meer gericht tegen de heer [naam] . De heer [naam] heeft op de zitting namelijk afspraken gemaakt met [verhuurster] en deze procedure is ten aanzien van [naam] beëindigd. [huurder] is niet verschenen op de zitting. De kantonrechter beslist dat [huurder] zal worden veroordeeld om de in de dagvaarding gevorderde bedragen te betalen aan [verhuurster] . Dit vonnis moet daarbij worden aangemerkt als een verstekvonnis, waartegen het rechtsmiddel van verzet voor [huurder] openstaat.
De kantonrechter legt hieronder dit oordeel verder uit.

2.De processtukken

2.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 4 december 2024;
- de vijf aanvullende bijlagen van [verhuurster] , waarbij in de begeleidende brief een eiswijziging wordt genoemd;
- de mondelinge behandeling van 20 januari 2025, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt;
- de spreekaantekeningen van [verhuurster] ;
- het proces-verbaal vaststellingsovereenkomst die op de mondelinge behandeling op 20 januari 2025 tussen [verhuurster] en de heer [naam] [1] is gesloten, waardoor de procedure ten aanzien van [naam] is beëindigd.
2.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

3.De beoordeling

Er is geen vordering meer ten aanzien van [naam]
3.1.
Gelet op wat [naam] en [verhuurster] op de zitting door middel van een vaststellingsovereenkomst hebben afgesproken, is de procedure ten aanzien van [naam] beëindigd. De vorderingen in deze procedure gelden dus alleen nog maar ten aanzien van [huurder] .
Eiswijziging in begeleidende brief blijft buiten beschouwing
3.2.
[verhuurster] vordert in de dagvaarding kort gezegd een bedrag aan schadevergoeding vanwege herstelkosten en een bedrag aan misgelopen huur. De kantonrechter merkt op dat [verhuurster] in een brief bij de aanvullende producties van 9 januari 2025 vermeldt dat zij haar eis ten aanzien van de herstelkosten wil wijzigen. Zij geeft daarbij aan dat zij op dit punt een hoger bedrag wil vorderen dan het bedrag dat is genoemd in de dagvaarding. De kantonrechter laat in dit geval deze vermeerdering van eis buiten beschouwing om de volgende twee redenen. De wet bepaalt dat een eiswijziging zoals deze bij akte of conclusie moet worden gedaan [2] . Dat is hier niet gebeurd, aangezien het alleen in een brief is vermeld. Daarbij komt dat [huurder] niet is verschenen in deze procedure. De wet bepaalt ook dat als een partij niet in de procedure is verschenen, een verandering of vermeerdering van eis tegen die partij is uitgesloten, tenzij het op tijd via een exploot kenbaar is gemaakt [3] . Dat zo’n exploot is uitgebracht is niet gezegd of gebleken. De kantonrechter zal hieronder dan ook een beslissing nemen op de bedragen zoals deze ten aanzien van [huurder] zijn gevorderd in de dagvaarding.
De in de dagvaarding gevorderde bedragen en rente worden bij verstek toegewezen
3.3.
Ondanks dat [huurder] op een juiste manier is gedagvaard, is hij niet ter zitting verschenen. [huurder] heeft ook niet tijdig een schriftelijk antwoord ingediend of om uitstel verzocht. Daarom wordt tegen [huurder] verstek verleend.
3.4.
De kantonrechter zal de vorderingen die gaan over de herstelkosten en misgelopen huurinkomsten en de rente hierover toewijzen, omdat deze niet onrechtmatig of ongegrond voorkomen.
3.5.
Dit betekent kort gezegd dat een bedrag van € 17.930,- aan herstelkosten en de wettelijke rente hierover en een bedrag van € 5.855,65 aan misgelopen huurinkomsten en de wettelijke rente hierover worden toegewezen.
De gevorderde buitengerechtelijke incassokosten worden afgewezen
3.6.
[verhuurster] vordert daarnaast een bedrag van € 1.012,85 aan buitengerechtelijke incassokosten. Deze vordering wordt afgewezen, omdat er geen brief is gestuurd naar [huurder] die voldoet aan de eisen van de wet [4] . Zo staat in de brief die naar [huurder] is gestuurd geen juiste termijn van veertien dagen die ingaat op de dag na ontvangst daarvan [5] . Daarbij is in deze brief ook geen bedrag aan incassokosten aangezegd, dat verschuldigd zal zijn als niet binnen de betaaltermijn wordt betaald.
Uitvoerbaarheid bij voorraad
3.7.
[verhuurster] vordert dat het vonnis uitvoerbaar bij voorraad wordt verklaard. Dit betekent dat [verhuurster] het vonnis direct kan (laten) uitvoeren, als niet aan het vonnis wordt voldaan. De kantonrechter wijst deze vordering toe.
[huurder] moet de proceskosten betalen van deze procedure
3.8.
[huurder] is grotendeels in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [verhuurster] worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
138,81
- griffierecht
706,00
- salaris gemachtigde
1.086,00
(2 punten × € 543,00)
- nakosten
135,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
2.065,81
3.9.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.
De gevorderde hoofdelijke aansprakelijkheid wordt afgewezen
3.10.
Aangezien de procedure ten aanzien van [naam] is beëindigd, betekent dit dat alleen [huurder] kan worden aangesproken voor de uit te spreken veroordelingen. De zogenoemde vordering tot “hoofdelijke aansprakelijkheid [6] ” wordt dan ook afgewezen.
Dit vonnis moet worden aangemerkt als een verstekvonnis
3.11.
De kantonrechter geeft partijen tot slot mee dat dit vonnis moet worden aangemerkt als een verstekvonnis, waartegen het rechtsmiddel van verzet voor [huurder] openstaat. In dit geval is [naam] weliswaar als een van de oorspronkelijke gedaagden verschenen, maar deze gedaagde nam al niet langer deel aan de procedure voordat een eindvonnis is gewezen [7] . Het artikel in de wet dat bepaalt dat het vonnis als een vonnis op tegenspraak moet worden beschouwd als bij meerdere gedaagden er minstens één is verschenen, gaat in deze procedure dan ook niet op [8] .

4.De beslissing

De kantonrechter
4.1.
veroordeelt [huurder] om aan [verhuurster] te betalen:
- een bedrag van € 17.930,- aan herstelkosten, te vermeerderen met de wettelijke rente [9] vanaf 27 april 2024 tot de dag van volledige betaling;
- een bedrag van € 5.855,65 aan misgelopen huurinkomsten over de periode maart 2024 tot en met juli 2024, te vermeerderen met de wettelijke rente [10] vanaf 10 september 2024 tot de dag van volledige betaling;
4.2.
veroordeelt [huurder] in de proceskosten van € 2.065,81, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [huurder] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend;
4.3.
veroordeelt [huurder] tot betaling van de wettelijke rente [11] over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald;
4.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
4.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. Karsten-Badal en in het openbaar uitgesproken op 19 februari 2025.

Voetnoten

1.Verder te noemen [naam].
2.Zie artikel 130 lid 1 Rv.
3.Zie artikel 130 lid 3 Rv.
4.Zie artikel 6:96 lid 6 BW.
5.Zie
6.Hoofdelijke aansprakelijkheid houdt in dat in geval van meerdere gedaagden, ieder van gedaagden door eiser kan worden aangesproken voor het voldoen aan de gehele veroordeling. Als de ene gedaagde betaalt aan eiser, zal dan andere gedaagde dat bedrag niet meer hoeven te betalen aan eiser.
7.Zie de prejudiciële beslissing van de Hoge raad: HR 07-07-2017, ECLI:NL:HR:2017:127.
8.Artikel 140 lid 3 Rv is dus niet van toepassing.
9.Zoals bedoeld in artikel 6:119 BW.
10.Zoals bedoeld in artikel 6:119 BW.
11.Zoals bedoeld in artikel 6:119 BW.