Daar komt bij dat irreëel is om, zoals [eisers] doet, te veronderstellen dat de schuld van de bank geheel kan worden voldaan uit de opbrengst van de aan de bank verpande be drijfsmiddelen en de debiteuren.
Daarbij wordt vooropgesteld dat de curator een beeld heeft
geschetst van de bedrijfsvoering door [eisers] , die onvol doende adequaat administratief werd ondersteund. Wat betreft de incasso van de debiteuren, die de curator op zich heeft genomen, is er volgens de curator van de zijde van [eisers] het probleem dat geen consistente dan wel onder bouwde lezing is gegeven, op grond waarvan de verweren van de debiteuren weerlegd konden worden, terwijl de verweren van de debiteuren met stukken werden gestaafd. Er was sprake van reeds voldane facturen, facturen aan niet be staande debiteuren, facturen waren niet terug te vinden in de administratie van [eisers] en de debiteur gaf aan de factuur niet te kennen. Bovendien is in veel gevallen sprake van beweerdelijk toerekenbaar tekortkomen aan de zijde van [eisers] , aldus de curator.
Deze bevindingen van de curator zijn door [eisers] onvol doende aan de hand van concrete feiten en omstandigheden weersproken.
In dit verband is ook het overzicht van verpande debiteuren, dat de curator als produktie 5 heeft overgelegd, illustratief. Van de in totaal circa f 195.000,-- aan vorderin gen is door afboeking nog f 89.000,-- over. Blijkens het overzicht zijn diverse vorderingen door de curator met [eisers] besproken en is (in een aantal gevallen) in overleg met hem tot afboeking besloten. Volgens de curator is uiterst twijfelachtig of het resterende bedrag van
f 89.000,-- geïncasseerd kan worden.
Wat betreft de debiteuren [debiteur 1] , [debiteur 2] en [debiteur 3] hebben de tegen de eerste twee debiteuren in kort geding ingestelde vorderingen niet tot succes geleid. In de arbi trageprocedure tegen [debiteur 3] , strekkende tot betaling van circa f 64.000,--, is volgens de bank een tegenvordering ingesteld van circa f 119.000,--. Volgens de bank preten deert [debiteur 1] (ook) een tegenvordering, die de vordering van [eisers] overtreft.
Ter zitting heeft de curator medegedeeld dat hem, bij bestudering van de dossiers van de debiteuren [debiteur 1] , [debiteur 2] en [debiteur 3] (volgens mededeling van de curator heeft hij eerst zeer kort voor het kort geding de stukken dien aangaande van de bank gekregen), niet is gebleken van op voorhand ongegronde verweren en/of tegenvorderingen. Er mag van worden uitgegaan dat een redelijk handelend curator een dergelijke constatering niet lichtvaardig zal doen.
De incasso van de debiteuren is derhalve zeer twijfelachtig.
[eisers] waardeert in zijn overzicht de verpande bedrijfs middelen (volgens een taxatie van [taxateur] ) op een bedrag van f 300.000,--, maar heeft onbesproken gelaten de stelling van de curator dat [taxateur] in zijn rapport zowel het gehuurde als het bij [eisers] in eigendom toebehorend deel van de bedrijfsmiddelen door elkaar heen heeft ge taxeerd. Dat deze constatering niet zonder belang is volgt uit het feit, zoals de curator onweersproken heeft aange voerd, dat [eisers] het aandeel gehuurd aanvankelijk be paalde op eenderde van het totaal en dat later heeft bijge steld tot tweederde. Bovendien heeft [taxateur] volgens mede deling van de curator voor een bedrag van f 120.000,--
getaxeerd op basis van de enkele mededeling van [eisers] , zonder de betreffende zaken gezien te hebben.
Vaststaat dat de bedrijfsmiddelen uiteindelijk, na aftrek van kosten en met goedkeuring van de rechter-commissaris, door de curator zijn verkocht voor f 47.500,-- exclusief btw.
Gezien het voorgaande geeft ook op dit punt het activa overzicht van [eisers] een veel te rooskleurig beeld van de situatie.