ECLI:NL:RBZWO:2000:AA5304

Rechtbank Zwolle

Datum uitspraak
21 februari 2000
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
AWB 99/4630
Instantie
Rechtbank Zwolle
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen besluit van gemeente Heino inzake bouwvoornemen garage

In deze zaak gaat het om een geschil tussen een eiser en de gemeente Heino over een bouwvoornemen voor een garage. De eiser had op 23 november 1998 melding gedaan van zijn voornemen om een garage te bouwen op zijn perceel. De gemeente heeft echter op 17 december 1998 besloten dat het bestemmingsplan zich tegen de bouw verzet en heeft geweigerd om vrijstelling van het bestemmingsplan te verlenen. Eiser heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar de gemeente heeft het bezwaar ongegrond verklaard en het eerdere besluit gehandhaafd. Eiser heeft vervolgens beroep ingesteld tegen dit besluit.

De rechtbank heeft de vraag te beantwoorden of het bestreden besluit in rechte stand kan houden. De rechtbank overweegt dat volgens de Woningwet (Wwt) bouwen zonder vergunning verboden is, maar dat er in dit geval geen sprake is van een nieuwe bouwactiviteit waarvoor een vergunning vereist is. De rechtbank concludeert dat de melding van de eiser moet worden aangemerkt als een aanvraag in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Aangezien de garage legaal is gebouwd en de melding betrekking heeft op hetzelfde bouwwerk, kan eiser niet worden aangemerkt als belanghebbende bij het besluit van de gemeente.

De rechtbank oordeelt dat de gemeente ten onrechte de melding van eiser heeft behandeld als een aanvraag en dat het bestreden besluit niet in stand kan blijven. De rechtbank verklaart het beroep gegrond, vernietigt het bestreden besluit, en herroept het eerdere besluit van de gemeente. Tevens wordt bepaald dat de gemeente Heino het griffierecht aan eiser moet vergoeden. De uitspraak is gedaan door mr. W.J.B. Cornelissen en openbaar uitgesproken op 21 februari 2000.

Uitspraak

ARRONDISSEMENTSRECHTBANK TE ZWOLLE
Sector Bestuursrecht
Enkelvoudige Kamer
Reg.nr.: AWB 99/4630
UITSPRAAK
in het geschil tussen:
[eiser], wonende te [woonplaats], eiser,
en
het college van burgemeester en wethouders van Heino,
verweerder.
1. Aanduiding bestreden besluit
Besluit van verweerder d.d. 3 mei 1999, verzonden 4 mei 1999.
2. Zitting
Datum: 10 februari 2000.
Eiser is in persoon verschenen.
Verweerder is verschenen bij gemachtigde H.W. Ruiterkamp, ambtenaar van de gemeente.
3. De feiten en het verloop van de procedure
Bij daarvoor bestemd formulier heeft eiser op 23 november 1998 bij verweerder melding gedaan van het voornemen tot het oprichten/plaatsen van een garage op het perceel kadastraal bekend gemeente Heino, sectie […], nr […], plaatselijk bekend [adres].te [woonplaats]
Bij besluit van 17 december 1998, verzonden 23 december 1998, heeft verweerder aan eiser medegedeeld dat het bestemmingsplan "Voorschriften bestemmingsplan Bijgebouwenregeling 1996" zich tegen het bouwen verzet. Voorts heeft verweerder bij dit besluit geweigerd om ten behoeve van het bouwvoornemen vrijstelling van het bestemmingsplan op grond van de artikel 18a (en artikel 19) van de Wet op de Ruimtelijke Ordening te verlenen alsmede medegedeeld dat het bouwvoornemen niet mag worden uitgevoerd.
Bij brief van 29 januari 1999 heeft eiser tegen dit besluit bij verweerder bezwaar gemaakt, welk bezwaar eiser nog heeft aangevuld bij brief van 5 maart 1999.
Bij het bestreden besluit heeft verweerder besloten het bezwaarschrift van eiser ongegrond te verklaren alsmede zijn besluit van 17 december 1998 te handhaven.
Tegen eerstbedoeld besluit heeft eiser bij brief van 9 juni 1999 beroep ingesteld.
Bij brief van 15 juli 1999, verzonden 19 juli 1999, heeft verweerder de op de zaak betrekking hebbende stukken ingediend alsmede medegedeeld in het beroepschrift geen aanleiding te zien tot het indienen van een verweerschrift.
4. Motivering
In dit geding dient de vraag te worden beantwoord of het bestreden besluit in rechte stand kan houden.
De rechtbank beantwoordt die vraag ontkennend en overweegt daartoe het volgende.
Ingevolge artikel 1, eerste lid, onder a van de Wonigwet (hierna: Wwt) wordt voor de toepassing van het bij of krachtens deze wet bepaalde verstaan onder bouwen: het plaatsen, geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen.
Ingevolge artikel 40, eerste lid van de Wwt is het verboden te bouwen zonder of in afwijking van een vergunning van burgemeester en wethouders (bouwvergunning).
Ingevolge artikel 42, eerste lid, van de Wwt -voorzover in casu van toepassing- is, in afwijking van artikel 40, eerste lid geen bouwvergunning vereist voor het bouwen van bij algemene maatregel van bestuur aangegeven bouwwerken, mits het voornemen tot het bouwen van een dergelijk bouwwerk schriftelijk bij burgemeester en wethouders is gemeld.
Een melding als bedoeld in artikel 42 van de Wwt moet worden aangemerkt als een aanvraag in de zin van Afdeling 4.1.1 van Hoofdstuk 4 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
Ingevolge artikel 1:3, derde lid van de Awb wordt onder aanvraag verstaan: een verzoek van een belanghebbende een besluit te nemen.
Ingevolge artikel 1:2, eerste lid van de Awb wordt onder belanghebbende verstaan: degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken.
De melding bouwvoornemen van eiser heeft betrekking op een bestaande garage aan de woning van eiser.
Niet in geschil is dat deze garage tegelijkertijd met de bouw van de woning in 1987 is gebouwd krachtens een daarvoor door verweerder in 1986 verleende bouwvergunning. Vaststaat dat deze garage overeenkomstig de verleende bouwvergunning is gebouwd en dat het voornemen betrekking heeft op exact hetzelfde bouwwerk.
Mitsdien is het verbod van artikel 40, eerste lid van de Woningwet op deze bestaande garage niet van toepassing. Er is geen sprake van een (nieuwe) bouwactiviteit waarvoor uit hoofde van genoemd artikellid juncto artikel 1, eerste lid, onder a van de Wwt een vergunningplicht geldt. Gelet op de connexiteit tussen het bepaalde in artikel 42, eerste lid, en het verbod in artikel 40, eerste lid van de Wwt is eerstgenoemd artikel(lid) in dit geval evenmin van toepassing.
In verband hiermede kan eiser niet geacht worden belang te hebben bij een besluit van verweerder terzake van de toepassing van artikel 42 van de Wwt ten behoeve van de bestaande, geheel legaal opgerichte garage.
Gelet op artikel 1:2, eerste lid van de Awb is eiser derhalve geen belanghebbende bij de gedane aanvraag om een besluit te nemen op grond van artikel 42 voornoemd. Hieruit volgt dat eisers melding bouwvoornemen niet kan worden aangemerkt als een aanvraag in de zin van artikel 1:3, derde lid van de Awb.
Gelet op het voorgaande heeft verweerder ten onrechte op basis van de door eiser gedane melding bouwvoornemen beslist zoals zowel bij het primaire besluit als bij het bestreden besluit is geschied.
Verweerder had eisers melding niet-ontvankelijk dienen te verklaren.
Dit brengt met zich dat het bestreden besluit in rechte niet in stand kan blijven. Het beroep is gegrond.
In verband hiermede behoeft hetgeen eiser in beroep heeft aangevoerd geen verdere bespreking meer.
De rechtbank ziet in het vorenoverwogene aanleiding om met toepassing van artikel 8:72, vierde lid van de Awb zelf in de zaak te voorzien en te bepalen dat haar uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit.
De rechtbank acht geen termen aanwezig voor een proceskostenveroordeling als bedoeld in artikel 8:75 van de Awb. Wel ziet de rechtbank in de bijzondere omstandigheden van deze zaak aanleiding om met toepassing van artikel 8:74 van de Awb te bepalen dat de gemeente Heino het griffierecht aan eiser moet vergoeden.
Beslist wordt zoals hierna is aangegeven.
5. Beslissing
De rechtbank
verklaart het beroep gegrond;
vernietigt het bestreden besluit;
verklaart het bezwaarschrift van eiser gegrond;
herroept het besluit van verweerder van 17 december 1998, verzonden 23 december 1998;
verklaart de melding bouwvoornemen van eiser van 23 november 1998 niet-ontvankelijk;
bepaalt dat haar uitspraak in de plaats komt van het vernietigde besluit;
gelast dat de gemeente Heino aan eiser het door hem gestorte griffierecht ad f 225,- vergoedt.
Gewezen door mr W.J.B. Cornelissen en in het openbaar uitgesproken op 21 februari 2000 in tegenwoordigheid van A.H. Rijkens als griffier.
Tegen deze uitspraak staat voor een belanghebbende en het bestuursorgaan hoger beroep open. Dit dient te worden ingesteld binnen zes weken na de datum van verzending van deze uitspraak door een beroepschrift en een kopie van deze uitspraak te zenden aan de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 EA Den Haag.
afschrift verzonden op