ARRONDISSEMENTSRECHTBANK TE ZWOLLE
Sector Bestuursrecht
Enkelvoudige Kamer
A w/v B, wonende te C, eiseres, gemachtigden: J.G. Schoterman, kandidaat-gerechtsdeurwaarder te Olst, en A. Agterhuis, gerechtsdeurwaarder te Zwolle,
het college van burgemeester en wethouders van Olst, verweerder.
1. Aanduiding bestreden besluit
Besluit van verweerder d.d. 15 juni 1999, verzonden 23 juni 1999.
Datum: 10 maart 2000.
Eiseres is verschenen bij gemachtigde A. Agterhuis voornoemd.
Verweerder is verschenen bij gemachtigden A.H.A. Ganzevles en mw mr. A.J. Grotenhuis, ambtenaren van de gemeente.
3. De feiten en het verloop van de procedure
Bij besluit van 17 maart 1999, verzonden 19 maart 1999, heeft verweerder D en eiseres aangeschreven dat zij zorg dienen te dragen voor het niet op of aan de openbare weg plaatsen van een wegens ontruiming op 24 maart 1999 om 9.00 uur van de standplaats van E uit F van het recreatiecentrum X te verwijderen (sta-)caravan met toebehoren, zulks op straffe van verwijdering van gemeentewege van bedoelde (sta-)caravan met toebehoren van de openbare weg op woensdag 24 maart 1999 om 15.00 uur met verhaal van de daaraan verbonden kosten op de geadresseerden.
Tegen dit besluit hebben D en eiseres bij brief van 22 maart 1999 bij verweerder bezwaar gemaakt.
Op 24 maart 1999 te 15.00 uur is verweerder tot de uitvoering van de aangezegde bestuursdwang overgegaan.
Bij brief van 15 april 1999, verzonden 16 april 1999, heeft verweerder voornoemd besluit van 17 maart 1999 ingetrokken voorzover dat is genomen jegens D.
Bij het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar ongegrond verklaard en de aanschrijving bestuursdwang op naam van eiseres gehandhaafd.
Bij brief van 2 augustus 1999 heeft eiseres tegen dit besluit beroep ingesteld.
Desgevraagd heeft verweerder op 23 september 1999 de op de zaak betrekking hebbende stukken en een verweerschrift ingediend.
In dit geding dient de vraag te worden beantwoord of het door verweerder bij het bestreden besluit gehandhaafde besluit tot toepassing van bestuursdwang in rechte stand kan houden.
wettelijk kader
Ingevolge artikel 5:21 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) wordt onder bestuursdwang verstaan: het door feitelijk handelen door of vanwege een bestuursorgaan optreden tegen hetgeen in strijd met bij of krachtens enig wettelijk voorschrift gestelde verplichtingen is of wordt gedaan, gehouden of nagelaten.
Ingevolge artikel 5:25, eerste lid van de Awb is de overtreder de kosten verbonden aan de toepassing van bestuursdwang verschuldigd, tenzij de kosten redelijkerwijze niet of niet geheel te zijnen laste behoren te komen.
Ingevolge artikel 125 van de Gemeentewet is het gemeentebestuur bevoegd tot toepassing van bestuursdwang en wordt deze bevoegdheid uitgeoefend door het college van burgemeester en wethouders, indien de toepassing van bestuursdwang dient tot handhaving van regels welke het gemeentebestuur uitvoert.
Ingevolge artikel 2.1.5.1 van de Algemeen Plaatselijke Verordening van de gemeente Olst (hierna: APV) is het verboden zonder vergunning van burgemeester en wethouders de weg of een weggedeelte te gebruiken anders dan overeenkomstig de bestemming daarvan.
beoordeling van het geschil
Verweerder heeft het (gehandhaafde) besluit tot het preventief aanzeggen van bestuursdwang gebaseerd op de overwegingen dat de stacaravan na ontruiming, op woensdag 24 maart 1999 te 9.00 uur, van het recreatiecentrum van eiseres in de berm van de openbare weg -de [¼]weg- zal worden geplaatst. Verweerder heeft bij het primaire besluit overwogen dat daarmee de verboden als vervat in de hiervoor genoemde artikelen 2.1.5.1 en 4.4.1, eerste lid, onder a, van de APV worden overtreden. In het belang van de bescherming van het milieu, het doelmatig gebruik van de weg en de verkeersveiligheid, alsmede het uiterlijk aanzien van de gemeente is verweerder niet bereid vergunning en ontheffing van bedoelde verboden te verlenen.
Het besluit tot het preventief aanzeggen van bestuursdwang houdt in dat eiseres wordt gelast af te zien van plaatsing van de (sta-)caravan op of aan de weg en dat, voorzover de (sta-)caravan met toebehoren toch op of aan de weg wordt geplaatst, deze (van gemeentewege) wordt verwijderd op woensdag 24 maart 1999 te 15.00 uur en naar de gemeentewerf zal worden overgebracht.
Voorts heeft verweerder eiseres medegedeeld dat, indien tot toepassing van bestuursdwang zal moeten worden overgegaan, hij de kosten hiervan op eiseres zal verhalen.
Eiseres kan zich niet met dit besluit verenigen en heeft daartoe in de eerste plaats aangevoerd dat zij reeds meer dan tien jaar zonder enig bezwaar en in overleg met gemeenteambtenaren bij ontruimingen caravans en roerende goederen op de openbare weg heeft geplaatst. Van een verkeersonveilige situatie, anders dan die welke zich ook voordoet indien een personenauto een tractor of iets dergelijks moet inhalen en daartoe moet uitwijken, is volgens eiseres geen sprake. Aangezien eiseres een problematische bermbeschadiging niet is opgevallen, bestrijdt zij dit argument.
Eiseres stelt geen recht te hebben ten aanzien van de op de openbare weg geplaatste goederen, aangezien de geëxecuteerde de volle eigenaar daarvan is.
De rechtbank overweegt het volgende.
Het bestreden besluit is met name genomen in verband met (overtreding van) artikel 2.1.5.1. van de APV.
In het kader van de toepassing van dit artikel is de rechtbank van oordeel dat het ontruimen van de standplaats op de camping van eiseres door verwijdering van de stacaravan van het campingterrein tot op de openbare weg niet aangemerkt kan worden als een gebruik van de weg in strijd met genoemd artikel. Met de plaatsing op de openbare weg is immers nog niet gegeven dat de stacaravan vervolgens niet door of vanwege de rechthebbende verder zal worden weggevoerd. Daarentegen moet het geplaatst houden van de stacaravan op de openbare weg na (een redelijke maar korte termijn na) de privaatrechtelijke ontruiming wel worden aangemerkt als een gebruik van de weg anders dan overeenkomstig de bestemming daarvan. Dit gebruik moet dan ook in strijd worden geacht met artikel 2.1.5.1 van de APV.
De effectuering van de ontruiming was aangezegd op 24 maart 1999, vanaf 9.00 uur. Enkele uren moeten voldoende zijn om verdere afvoer van de caravan plaats te doen vinden. Verweerder heeft toepasing van bestuurdwang aangezegd tegen 15.00 uur diezelfde dag. Geoordeeld moet worden dat er op dat moment inmiddels sprake was van het geplaatst houden van de caravan, en derhalve van overtreding van artikel 2.1.5.1. van de APV, zodat toen de bevoegdheid tot toepassing van bestuursdwang bestond.
Ten tijde van het bekendmaken van het primaire besluit was evenwel (nog) geen sprake van een met eerdergenoemd wettelijk voorschrift strijdige situatie. Verweerders besluitvorming houdt derhalve het preventief aanzeggen van bestuursdwang in.
De bewoordingen van artikel 5:21 van de Awb voorzien niet in de mogelijkheid van het nemen van een besluit tot het preventief aanzeggen van bestuursdwang. Niettemin moet gelet op recente jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State het nemen van een dergelijk besluit, alsook een besluit tot het preventief opleggen van een last onder dwangsom, onder omstandigheden mogelijk worden geacht mits sprake is van een klaarblijkelijk gevaar van een op zeer korte termijn te verwachten overtreding van een concreet bij of krachtens de wet gesteld voorschrift waardoor ernstige schade zal ontstaan en indien die overtreding in de beschikking kan worden omschreven met die mate van duidelijkheid die uit een oogpunt van rechtszekerheid ten aanzien van handhavingsbeschikkingen is vereist. Verwezen wordt naar de uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van 1 februari 1999, AB 1999, 302.
Naar het oordeel van de rechtbank is het voldoende aannemelijk te achten dat het klaarblijkelijk gevaar van een op zeer korte termijn te verwachten overtreding van een bij of krachtens de wet gesteld voorschrift waardoor ernstige schade zal ontstaan, is gegeven met het geplaatst houden van de stacaravan op de [¼]weg na de ontruiming.
De feitelijke situatie van de [¼]weg met bermen nabij de toegang tot camping "X" in aanmerking genomen, acht de rechtbank het door verweerder gestelde gevaar voor de verkeersveiligheid in de avond- en nachturen vanwege de aanwezigheid van een donkergekleurd, onverlicht obstakel dat zich voor een deel op de ter plaate niet van straatverlichting voorziene weg bevindt, met het gevaar van aanrijding door verkeersdeelnemers, niet irreël. Daarbij speelt nog een mogelijke aansprakelijkheidsstelling van de gemeente als wegbeheerder bij een (ernstig) ongeval.
Op grond van het voorgaande acht de rechtbank verweerder bevoegd tot het nemen van het besluit tot het preventief aanzeggen van bestuursdwang, voorzover dit besluit is gericht is tegen het geplaatst houden van de stacaravan van de openbare weg.
Niettemin kan het bestreden besluit in rechte niet in stand blijven op grond van het navolgende.
Ingevolge artikel 5:24, derde lid van de Awb geschiedt de bekendmaking (van een beslissing tot toepassing van bestuursdwang) aan de overtreder, aan de rechthebbenden op het gebruik van de zaak ten aanzien waarvan bestuursdwang zal worden toegepast en aan de aanvrager.
Op grond van hetgeen zij hiervoor heeft overwogen inzake het overtreden van artikel 2.1.5.1. van de APV is de rechtbank van oordeel dat niet eiseres kan worden aangemerkt als overtreder en evenmin als rechthebbende op de stacaravan.
Immers eiseres heeft met betrekking tot de caravan geen andere bevoegdheid dan de -aan het rechterlijk vonnis ontleende- bevoegdheid die caravan van het campingterrein te verwijderen. Nadat die bevoegdheid is gebruikt en de ontruiming is voltooid komt eiseres geen andere bevoegdheid met betrekking tot de caravan toe. Zij heeft het derhalve niet in haar macht te voldoen aan de last de caravan van de openbare weg te verwijderen.
De eigenaar van de caravan, die er kennelijk voor gekozen heeft om aansluitend aan de ontruiming niet in actie te komen, moet worden aangemerkt als degene die de caravan op de openbare weg geplaatst houdt en dus als overtreder.
Het vorenstaande leidt de rechtbank tot het oordeel dat verweerder ten onrechte de last tot verwijdering en de aanzegging van bestuursdwang jegens eiseres heeft genomen. Verweerder had dit besluit dienen te nemen jegens de rechthebbende van de stacaravan, te weten E.
Dit betekent tevens dat eiseres niet de kosten verbonden aan de toepassing van bestuursdwang verschuldigd is, aangezien de wet daarvoor de overtreder aanwijst.
Het bestreden besluit komt derhalve voor vernietiging in aanmerking.
Hetgeen overigens in beroep is aangevoerd, behoeft in verband met het voorgaande geen verdere bespreking meer.
Aangezien een nieuw besluit op het bezwaar slechts het herroepen van het primaire besluit tot het preventief aanzeggen van bestuursdwang kan inhouden, zal de rechtbank met toepassing van artikel 8:72, vierde lid van de Awb verweerders besluit van 17 maart 1999 herroepen en bepalen dat haar uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit op bezwaar.
De rechtbank acht voldoende termen aanwezig voor een proceskostenveroordeling als bedoeld in artikel 8:75 van de Awb.
verklaart het beroep gegrond;
vernietigt het bestreden besluit;
verklaart het bezwaar alsnog gegrond;
herroept verweerders besluit d.d. 17 maart 1999;
bepaalt dat haar uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit;
veroordeelt verweerder in de kosten, die eiseres in verband met de behandeling van het beroep heeft moeten maken, tot op heden begroot op ¦ 1.420,- ;
wijst de gemeente Olst aan als de rechtspersoon die deze kosten vergoedt, te betalen aan eiseres;
gelast dat de gemeente Olst aan eiseres het door haar gestorte griffierecht ad ¦ 450,- vergoedt.
Gewezen door mr. H.C. Moorman en in het openbaar uitgesproken op 31 maart 2000 in tegenwoordigheid van A.H. Rijkens als griffier.
Tegen deze uitspraak staat voor een belanghebbende en het bestuursorgaan hoger beroep open. Dit dient te worden ingesteld binnen zes weken na de datum van verzending van deze uitspraak door een beroepschrift en een kopie van deze uitspraak te zenden aan de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 EA Den Haag.