ECLI:NL:RBZWO:2001:AB2032

Rechtbank Zwolle

Datum uitspraak
28 maart 2001
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
55487 / HA ZA 00-380
Instantie
Rechtbank Zwolle
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • W.N. Everts
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid voor schade door geweld tijdens houseparty

In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Zwolle, is de eiser, vertegenwoordigd door mr. J.A. van Wijmen, een vordering gestart tegen de gedaagde, vertegenwoordigd door mr. E.A.M. Claassen, naar aanleiding van schade die is ontstaan tijdens een openlucht houseparty in Hoorn op 10 en 11 augustus 1997. Tijdens deze party werd de geluidsapparatuur door de politie in beslag genomen, wat leidde tot geweld van de aanwezigen tegen de politie. De gedaagde bevond zich in de groep die de politie aanviel en heeft basaltkeien opgeraapt en doorgegeven aan anderen die deze naar de politie gooiden. De eiser stelt dat de gedaagde mede verantwoordelijk is voor de schade aan zijn auto, die door de aanwezigen van de dijk werd geduwd.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de gedaagde, door deel uit te maken van de gewelddadige groep, aansprakelijk is voor de schade die is veroorzaakt. De rechtbank oordeelt dat de gedaagde niet kan ontkomen aan zijn verantwoordelijkheid, ook al was zijn aandeel in het geweld gericht tegen de politie. De rechtbank heeft de vordering van de eiser, die een schadevergoeding van BEF 380.545,-- vorderde, toegewezen, evenals de wettelijke rente vanaf 11 augustus 1997. De gedaagde is ook veroordeeld tot betaling van buitengerechtelijke kosten.

De rechtbank heeft in haar vonnis benadrukt dat de gedragingen van de gedaagde onder de aansprakelijkheid van artikel 6:166 BW vallen, en dat de gedaagde als lid van de groep verantwoordelijk is voor de schade die door de groep is veroorzaakt. De rechtbank heeft de gedaagde veroordeeld tot betaling van een totaalbedrag van BEF 431.676,--, vermeerderd met de wettelijke rente, en heeft de gedaagde in de proceskosten veroordeeld.

Uitspraak

ARRONDISSEMENTSRECHTBANK TE ZWOLLE
Enkelvoudige civiele kamer
Zaaknr/rolnr: 55487 / HA ZA 00-380
Uitspraak : 28 maart 2001
V O N N I S
in de zaak, aanhangig tussen:
[eiser],
wonende te [woonplaats]
eiser,
procureur mr. J.A. van Wijmen,
advocaat mr. W.A. Luiten te Rotterdam,
en
[gedaagde],
wonende te [woonplaats],
gedaagde,
procureur mr. E.A.M. Claassen,
advocaat mr. R.Ph. Elzas te Arnhem.
PROCESGANG
De zaak is bij op 3 april 2000 uitgebrachte dagvaarding aanhangig gemaakt. Partijen zijn verschenen, waarna de volgende processtukken zijn gewisseld:
- een conclusie van eis, tevens akte houdende overlegging van een tweetal producties, van de zijde van [eiser];
- een conclusie van antwoord, tevens akte houdende overlegging van een productie van de zijde van [gedaagde];
- een incidentele conclusie tot oproeping in vrijwaring, tevens akte houdende overlegging van een productie van de zijde van [gedaagde];
- een incidentele conclusie van antwoord in het incident van de zijde van [eiser].
-
Bij vonnis van 16 augustus 2000 is het aan [gedaagde] toegestaan om de door hem genoemde personen in vrijwaring te doen dagvaarden, waarna in de hoofdzaak voorts de volgende stukken zijn gewisseld
- een conclusie van repliek van de zijde van [eiser];
- een conclusie van dupliek van de zijde van [gedaagde].
Ten slotte is op verzoek van partijen op het griffiedossier vonnis bepaald.
CONCLUSIES VAN PARTIJEN
De vordering van [eiser] strekt ertoe om bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde] te veroordelen tot betaling van een bedrag ad BEF 380.545,-- te vermeerderen met de wettelijk rente vanaf 10 augustus 1997 alsmede te vermeerderen met de buitengerechtelijke kosten ten bedragen van BEF 55.261,-- en NLG 3.842,50.
Daartegen is door [gedaagde] verweer gevoerd met conclusie, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, de vorderingen van [eiser] af te wijzen, hetzij door hem daarin niet-ontvankelijk te verklaren, hetzij door hem deze vordering te ontzeggen, met veroordeling van [eiser], voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, in de kosten van deze procedure.
MOTIVERING
1. Vaststaande feiten
1.1 In de nacht van 10 op 11 augustus 1997 is een openlucht houseparty gehouden in het Julianaplantsoen te Hoorn.
Om 02.00 uur is de geluidsapparatuur door de politie in beslaggenomen. Dit riep verzet op bij een aantal aanwezige bezoekers van de houseparty, welk verzet uitmondde in geweld tegen de politie. Daarbij werd onder andere met stenen naar de politieambtenaren gegooid, tengevolge waarvan twee politieambtenaren gewond raakten en politievoertuigen werden beschadigd. [gedaagde] bevond zich vooraan de groep die de politie achterna zat. Hij heeft basaltkeien opgeraapt en aan een ander gegeven, die de keien naar de politie gooide.
1.2 Een deel van de achtergebleven aanwezigen heeft vervolgens twee op de Schellinkhouterdijk geparkeerd staande auto's van de dijk afgeduwd. Een van deze auto's - een rode Volkswagen Golf, met Belgisch kenteken [nummer]- behoorde toe aan [eiser]. Door deze actie is schade aan zijn auto ontstaan, die blijkens een expertiserapport van 5 juli 1999 BEF 380.545,-- bedraagt.
1.3 Vervolgens is door een deel van de aanwezigen een nabij gelegen tankstation geplunderd; ook zijn ruiten van een scoutinggebouw ingegooid.
2. Standpunten van partijen
2.1 [eiser] stelt dat [gedaagde], door zich actief te gedragen in de groep die zich tegen de politie keerde, mede verantwoordelijk is voor de sfeer van geweld die op dat moment ontstond en die het mogelijk maakte dat onder andere zijn auto van de dijk werd geduwd Hij vordert van [gedaagde] dan ook op grond van artikel 6:166 BW de daardoor ontstane schade ad BEF 380.545,-- vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 10 augustus 1997. Tevens vordert hij een bedrag van BEF 55.261,-- en f 3.842,50 als buitengerechtelijke kosten, bestaande uit sleepkosten, taxikosten, sloopkosten, bewakingskosten, expertisekosten en kosten/honorarium correspondent.
2.2 [gedaagde] betwist dat hij verantwoordelijk kan worden gehouden voor de schade aan de auto van [eiser]. Zijn aandeel in de groep wat uitsluitend gericht tegen de politie. Hij heeft niet kunnen voorzien dat zich van de groep waarin hij zich bevond een groep zou afscheiden die vervolgens geweld zou plegen jegens de eigendommen van anderen. Dat gedrag is immers aan te merken als een exces.
Voorts betwist [gedaagde] de verschuldigdheid van de wettelijke rente vanaf 10 september 1997 alsmede de omvang van de gevorderde buitengerechtelijke kosten, nu deze niet volledig zijn gespecificeerd, behoren tot de proceskosten dan wel op de voet van het rapport Voor-werk behoren te worden vastgesteld.
3 Beoordeling van het geschil
3.1 Uit de ingenomen standpunten begrijpt de rechtbank dat [eiser] zijn vordering niet baseert op artikel 6:162, nu hij niet stelt dat [gedaagde] zelf rechtstreeks betrokken was bij het geweld tegen de auto van [eiser].
De vraag is derhalve slechts of het optreden van [gedaagde] in de groep moet leiden tot de conclusie dat hij niettemin (mede) aansprakelijk is voor de door de totale groep aangerichte schade.
3.2 De rechtbank zal daarbij onderzoeken of gezegd kan worden dat [gedaagde] tot de groep behoorde die de schade aan de auto heeft veroorzaakt.
Zij beantwoordt die vraag bevestigend, op basis van de door [gedaagde] zelf afgelegde verklaring tegenover de politie. Deze luidt, voor zover van belang:
(...)
Ik zag en hoorde dat er rellen ontstonden tengevolge van het inbeslagnemen van de apparatuur. Ik zag dat er kleine groepjes van een man of 7 met keien naar de ME-bus maar ook naar andere politievoertuigen gooien. Ik zag dat daardoor schade ontstond. (...)
Ik zag de agenten instappen, ik denk een man of 15. Alle auto's reden weg. Ik zag dat er twee agenten, waaronder de man met de hond, achteraan liepen. Vanaf dat moment werd het heftig. Ik zag dat er op dat moment namelijk vreselijk met keien werd gegooid naar deze twee agenten en ook naar de auto's. De stenen vlogen over mij heen. Ik liep vooraan in de groep die zich dus achter mij bevond en de stenen over mijn hoofd heen gooiden. (...)
U vraagt mij wat mijn rol is geweest bij deze mishandelingen en vernielingen. Ik heb een aantal basaltkeien van de grond opgeraapt en deze steeds doorgegeven aan de jongen achter mij. (...) Ik zag hem er niet mee gooien maar ik realiseerde mij wel dat deze stenen gebruikt werden door hem of door anderen om naar de politiemensen en de politievoertuigen te gooien. Ik besef dat daardcor ernstig letsel en ook schade kon ontstaan. U zegt mij dat dat er een collega van u behoorlijk gewond is geraakt tengevolge van zo'n basaltkei. Ik begrijp dat ik foutief heb gehandeld. Ik zag en hoorde dat er ook met kluiten werd gegooid want er waren kluiten die precies op een witte Peugeot terechtkwamen die langs de dijk geparkeerd stond. We liepen namelijk achter de politie aan in de richting van de dijk.
Toen de politie net weg was werden er direct twee auto's van de dijk gegooid, namelijk die witte Peugeot en een rode VW Golf. (...) Ik zag dat beide auto's total-loss waren. Dit werd gedaan door een groep van een man of 15. (...)
3.3 Van belang hierbij is de vraag of er in de tijd een significant onderscheid gemaakt kan worden tussen het gewelddadig optreden tegen de politie - waaraan [gedaagde] actief heeft meegedaan - en dat tegen de beide auto's op de dijk. Uit de hierboven geciteerde verklaring, die door [gedaagde] in de onderhavige procedure niet ter discussie is gesteld, leidt de rechtbank geen werkelijke cesuur in de tijd af. Dat mèt het vertrek van de politie de gemoederen op straat ook gesust waren in de groep om [gedaagde] heen is voorts niet door hem gesteld, noch kan dit worden afgeleid uit de evenbedoelde verklaring van hemzelf.
Integendeel, de gemoederen waren nog steeds zó verhit dat de aanwezige geparkeerde auto's - èn het tankstation èn het scoutinggebouw - het hebben moeten ontgelden. Dat dit als een exces moet worden bezien kan aan [gedaagde] in zoverre worden toegegeven dat dit de perken van het normale handelen verre te buiten is gegaan. Het excessieve karakter brengt echter niet mee dat [gedaagde] daarvoor niet aansprakelijk zou zijn. Het gewelddadige optreden tegen de politie is immers ook reeds als excessief aan te merken. [gedaagde] heeft dan ook te gelden als een lid van de groep wiens gedragingen een ontwikkeling in gang hebben gezet die tot de schade heeft geleid en die zijn terugtreden niet meer heeft kunnen afremmen. Blijkens de parlementaire geschiedenis van artikel 6:166 BW vallen deze gedragingen uitdrukkelijk onder de reikwijdte van de hiermee beoogde aansprakelijkheid.
3.4 Het voorgaande brengt mee dat de vordering van [eiser] toewijsbaar is ten aanzien van het overigens niet gemotiveerd bestreden bedrag terzake van de schade aan de auto: BEF 380.454,--.
3.5 [gedaagde] heeft bezwaar gemaakt tegen toewijzing van de wettelijke rente vanaf 10 augustus 1997, omdat de vordering van de hoofdsom toen nog niet opeisbaar zou zijn. Ingevolge artikel 6:119 BW is vertragingsrente verschuldigd vanaf het moment van verzuim. Dit moment treedt blijkens artikel 6:83 aanhef en onder b BW zonder ingebrekestelling in vanaf het moment van ontstaan van de verbintenis tot schadevergoeding. Dit is het moment van de onrechtmatige gedraging waardoor de schade is toegebracht, derhalve 11 augustus 1997. Vanaf die datum is de vordering tot toekenning van de wettelijke rente over de in 3.4 vermelde som dus toewijsbaar.
3.6 De gevorderde buitengerechtelijke kosten vallen uiteen in drie categorieën expertisekosten, buitengerechtelijke incassokosten en overige kosten.
Met betrekking tot de categorie overige kosten overweegt de rechtbank als volgt. Het betreft sleep-, sloop-, taxi-, en bewakingskosten. Naar de aard van deze kosten vallen deze niet onder de grondslag van artikel 6:96 BW: zij zijn niet ter voorkoming van de schade of ter vaststelling daarvan, noch ter incasso van de hoofdsom. Integendeel, zij zijn aan te merken als onderdeel van de schade, door [eiser] geleden ten gevolge van de gedragingen van [gedaagde], en dienen dus op dezelfde voet als de onder 3.4 vermelde vordering te worden beoordeeld.
[gedaagde] heeft de omvang van deze schadeposten - die door [eiser] telkens met bescheiden zijn onderbouwd - overigens niet inhoudelijk bestreden, zodat zij toewijsbaar zijn als gevorderd. In totaal betreft het BEF 48.661,--.
3.7 Ook de expertisekosten ad BEF 2.471,-- zijn, als vallend onder de grondslag van artikel 6:96 sub b BW, toewijsbaar, nu [gedaagde] ook hieromtrent niet heeft gesteld waarom dit anders zou moeten zijn.
3.8 Het verweer van [gedaagde] betreft wel de incassokosten, gemaakt door de Belgische verzekeringsmaatschappij, alsmede door de door deze ingeschakelde Nederlandse advocaat. De interne kosten van de verzekeringsmaatschappij - voor zover begrepen in de vordering - zijn echter niet aan te merken als door [eiser] geleden schade, zodat die niet voor toewijzing in aanmerking komen.
Van de door [eiser] gevorderde kosten van de ingeschakelde Nederlandse advocaat is niet gespecificeerd welke werkzaamheden daarvoor zijn verricht, zodat [eiser] onvoldoende heeft gemotiveerd waarom die kosten meer hebben omvat dan de gebruikelijke werkzaamheden ter inleiding van de onderhavige procedure, waarvan de vergoeding reeds is ingesloten in de toe te wijzen proceskostenvergoeding. Dit onderdeel van de vordering zal daarom worden afgewezen.
3.9 [gedaagde] zal, als de overwegend in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van dit geding, die van het incident daaronder begrepen.
BESLISSING
1) De rechtbank veroordeelt [gedaagde] om aan [eiser] een bedrag van BEF 431.676,-- te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente over BEF 380.545,-- van 11 augustus 1997 tot de dag van betaling.
2) [gedaagde] wordt veroordeeld in de kosten van dit geding. Deze kosten worden, voor zover tot op heden aan de zijde van [eiser] gevallen, bepaald op f 2.786,10.
3) Hetgeen meer of anders is gevorderd wordt afgewezen.
4) Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.N. Everts en in het openbaar uitgesproken op woensdag 28 maart 2001, in tegenwoordigheid van de griffier.