ECLI:NL:RBZWO:2001:AD7706

Rechtbank Zwolle

Datum uitspraak
12 september 2001
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
55827/HA ZA 00-432
Instantie
Rechtbank Zwolle
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot nakoming van terugleveringsvergoedingen en Ecotax door Edon Groep B.V. aan windmolenexploitanten

In deze zaak vorderen eisers, bestaande uit een groep windmolenexploitanten en een commanditaire vennootschap, dat Edon Groep B.V. hen terugleveringsvergoedingen betaalt voor de geleverde elektriciteit. De eisers hebben in de jaren '90 overeenkomsten gesloten met de rechtsvoorganger van Edon, waarbij een garantieprijs voor de teruglevering van elektriciteit was afgesproken. Edon heeft echter vanaf 1 januari 1996 de overeengekomen vergoedingen niet volledig betaald, onder verwijzing naar de invoering van de Wet Belastingen op Milieugrondslag (WBM) en de Ecotax. De rechtbank heeft vastgesteld dat Edon niet gerechtigd was om de terugleveringsvergoedingen te verlagen met de Ecotax, aangezien de oorspronkelijke afspraken met de eisers niet zijn gewijzigd door de invoering van de WBM. De rechtbank oordeelt dat Edon gehouden is om de contractueel afgesproken vergoedingen aan de eisers te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente. Daarnaast wordt Edon veroordeeld om de Ecotax af te dragen aan de eisers voor de elektriciteit die zij aan Edon hebben geleverd, vanaf 1 augustus 2000 gedurende de resterende looptijd van de overeenkomsten. De rechtbank wijst de vorderingen van de eisers toe en veroordeelt Edon in de proceskosten.

Uitspraak

ARRONDISSEMENTSRECHTBANK
TE ZWOLLE
Meervoudige civiele kamer
Zaaknr/rolnr: 55827 / HA ZA 00-432
Uitspraak : 12 september 2001
V O N N I S
in de zaak, aanhangig tussen:
1. [eiser 1], wonende te [woonplaats],
2. [eiser 2], wonende te [woonplaats],
3. [eiser 3], wonende te [woonplaats],
4. [eiser 4], wonende te [woonplaats],
5. [eiser 5], wonende te [woonplaats],
6. [eiser 6], wonende te [woonplaats],
7. [eiser 7], wonende te [woonplaats],
8. [eiser 8], wonende te [woonplaats],
9. [eiser 9], wonende te [woonplaats],
10. [eiser 10], wonende te [woonplaats],
11. [eiser 11], wonende te [woonplaats],
12. [eiser 12], wonende te [woonplaats],
13. [eiser 13], wonende te [woonplaats],
14. De commanditaire vennootschap [X] C.V., gevestigd te [vestigingsplaats],
eisers,
procureur mr. R.K.E. Buysrogge,
advocaat mr. L.J. den Hollander te Middelharnis.
en
EDON GROEP B.V., h.o.d.n. "ESSENT NOORD", gevestigd te Zwolle,
procureur mr. J.A. van Wijmen,
advocaten mr. E.H. Vink en mr. D. Sillevis Smitt te Amsterdam.
PROCESGANG
De zaak is bij op 11 april 2000 uitgebrachte dagvaarding aanhan-gig ge-maakt. Partijen zijn verschenen, waarna de vol-gende proces-stuk-ken zijn gewisseld:
- een conclusie van eis tevens akte houdende overlegging producties van de zijde [eisers]];
- een conclusie van antwoord van de zijde van Edon;
- een conclusie van repliek tevens vermeerdering van eis van de zijde van [eisers];
- een conclusie van dupliek van de zijde van Edon.
Vervolgens hebben partijen hun standpunten doen bepleiten. De pleitnotities zijn als gedingstuk overgelegd.
Ten slotte is op verzoek van partijen op het griffiedossier vonnis bepaald.
CONCLUSIES VAN PARTIJEN
De vordering [eisers]] strekt er na wijziging van eis toe gedaagde bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad te veroor-delen om aan eisers sub 1 tot en met 8 te voldoen 0,65 cent per geleverd kWh voor de periode 1 januari 1996 tot en met 31 december 1998 en 0,93 cent per geleverde kWh voor de in 1999 geleverde kWh's en vanaf 1 januari 2000 1,24 cent per kWh, telkens vermeerderd met de wettelijke rente te rekenen vanaf de vervaldag van iedere maandfactuur en aan eisers sub 9 tot en met 13 te voldoen 1,65 cent per geleverd kWh voor de periode 1 januari 1996 tot en met 31 december 1998 en 1,93 cent voor de in 1999 geleverde kWh en vanaf 1 januari 2000 2,24 cent per kWh, telkens vermeerderd met de wettelijke rente te rekenen vanaf de vervaldag van iedere maandfactuur;
voorts gedaagde te veroordelen [eisers]] af te dragen vanaf 1 augustus 2000 gedurende de resterende looptijd van de tussen eisers en gedaagde gesloten overeenkomsten de Ecotax die wordt geheven over de door [eisers] aan gedaagde geleverde en te leveren electriciteit,
met veroordeling van gedaagde in de kosten van deze procedure.
Daartegen is door gedaagde verweer gevoerd met conclusie tot afwijzing van alle vorderingen [eisers]], met veroordeling van de eisers in de kosten van deze procedure, waarbij alle eisers hoofdelijk aansprakelijk dienen te worden gesteld voor de nakoming van een veroordeling in de proceskosten.
MOTIVERING
1. Tussen partijen staat als gesteld en erkend dan wel niet (voldoende) betwist - mede op grond van de overgelegde en in zoverre niet bestreden bescheiden - het volgende vas[eisers]] hebben windturbines in bedrijf. De daarmee opgewekte electriciteit leveren zij aan Edon op wier electriciteitsnet de windturbines zijn aangeslot[eisers]] hebben op verschillende tijdstippen in 1994 en 1995 met de rechtsvoorganger van Edon (N.V. Regionaal Energiebedrijf IJsselmij GAZO) overeenkomsten gesloten voor de teruglevering van electriciteit. Daarbij is een garantieprijs van 11 cent per kWh (met eisers 1 tot en met 8) respectievelijk 12 cent per kWh (met eisers 9 tot en met 13) overeengekomen. Deze prijzen waren gebaseerd op de toen geldende marktprijs van 8 cent per kWh, verhoogd met een subsidie uit de "MAP-fondsen" (zie onder 2.2) van 3 respectievelijk 4 cent.
Met ingang van 1 januari 1996 wordt op grond van de Wet Belastingen op Milieugrondslag (WBM) door de eindgebruiker van electriciteit 2,95 cent per kWh energiebelasting betaald. Vanaf 1 januari 1999 is dat 3,23 cent en vanaf 1 januari 2000 3,54 cent. Deze energiebelasting (ook wel genaamd Ecotax) wordt door de eindgebruiker aan Edon betaald, die deze op haar beurt doorbetaalt [eisers]] als opwekkers van duurzame energie. Edon heeft vanaf de genoemde data de door haar geïncasseerde, door de consumenten betaalde belasting [eisers]] doorbetaald maar zij heeft gelijktijdig de met hen overeengekomen prijs gedurende de periode 1 januari 1996 tot en met 31 december 1998 verminderd met respectievelijk 0,65 cent en 1,65 cent per kWh vanuit de opvatting dat zij gerechtigd is het bedrag van de energiebelasting in het subsidiegedeelte van de "teruglever-vergoeding" te verdiscontiseren. Vanaf 1 januari 1999 kort Edon de overeengekomen prijs met respectievelijk 0,93 cent en 1,93 cent per geleverde kWh en vanaf 1 januari 2000 met 1,24 cent en 2,94 cent.
Edon heeft vanaf 1 januari 1996 niet de genoemde terugleveringsvergoedingen aan eisers betaald. Eisers vorderen nakoming van de oorspronkelijke afspraken.
2. Het verweer van Edon komt samengevat op het volgende neer.
2.1 In het kader van het van kracht worden van de WBM op 1 januari 1996 heeft zij de windmolenexploitanten aangeboden de terugleveringsvergoedingen te verhogen tot een bedrag van 13,3 cent per kWh, met dien verstande dat daarin het volledige bedrag van de Ecotax zou zijn begrepen. De subsidiecomponent in de oorspronkelijk overeengekomen terugleveringsvergoedingen zou aldus worden verminderd met een bedrag van 0,65 cent per kWh respectievelijk 1,65 cent per kWh. Het aanbod is door Edon gedaan onder de voorwaarde dat de exploitanten een aangepaste terugleveringsovereenkomst zouden ondertekenen waarin een en ander was vastgelegd. In de verwachting dat dat zou gebeuren, heeft Edon met terugwerkende kracht met ingang van 1 januari 1996 reeds de vergoeding van 13,3 cent per kWh betaald. Vanaf 1 augustus 2000 draagt zij het bedrag van de Ecotax aan de fiscus af. De vordering tot nakoming van eisers kan dus slechts de periode van 1 januari 1996 tot 1 augustus 2000 beslaan. Voorzover een en ander niet in lijn is met de strekking van de gemaakte afspraken is de invoering van de WBM een onvoorziene omstandigheid in de zin van BW artikel 6:258 op grond waarvan ongewijzigde instandhouding van de in 1994/1995 voor 10 jaar gemaakte afspraken d[eisers]] niet mag worden ver-wacht.
2.2 In verband met het zogenaamde Algemeen Milieu Actieplan (MAP) dat in 1990 door de gezamenlijke distributiebedrijven is vastgesteld en waarin voor de sector is vastgelegd op welke wijze hij verwacht te kunnen voldoen aan de opdracht tot energiebesparing om de uitstoot van CO2 te verminderen, int Edon bij de consument zogenaamde MAP-gelden. De doel-stelling is deze gelden zodanig te investeren in de ontwikkeling en exploitatie van milieuvriendelijke opwekking van energie dat zij een optimaal milieurendement opleveren. Een van de mogelijkheden is windenergie. Met de door haar beheerde MAP-gelden subsidieert Edon deze vorm van duurzame energie door de exploitanten een hogere terugleveringsvergoeding te betalen dan welke normaliter wordt uitgekeerd bij teruglevering aan het net. Naast deze subsidie ontvingen de exploitanten ook nog een zogenaamde Novem-subsidie van het Ministerie van Economische Zaken, overeenkomend met ongeveer 30 procent van hun totale investering in onder meer technologie en bouwkosten.
2.3 Met de invoering van de WBM respec-tievelijk de "regulerende energiebelasting" (REB), waarvan de doelstelling exact dezelfde is als de ratio van de "oude" afspraken in het kader van MAP-gelden en Novem-subsidie, verviel de Novem-subsidie. In de nieuwe voorstellen van de distributiebedrijven zou de aan de exploitanten door te sluizen Ecotax in mindering komen op de overige subsidie die zij ontvangen. De totale door hen te ontvangen vergoeding zou als gevolg daarvan gelijk blijven aan de vergoeding die de distributiebedrijven betaalden vóór de invoering van de WBM. Een logische en redelijke uitleg van de met de exploitanten gemaakte oorspronkelijke afspraken en de daaraan ten grondslag liggende doelstellingen staat toe dat bij het betalen van de Ecotax het subsidiedeel van de overeengekomen terugleveringsvergoeding dienovereenkomstig wordt verminderd. De aanspraak [eisers]] maken op de overeengekomen terugleveringsvergoeding vermeerderd met het bedrag van de Ecotax, leidt slechts tot overwinst voor de exploitanten terwijl het eenzijdige aanbod van Edon van 13,3 cent per kWh al tot een substantiële verbetering van het door eisers te behalen rendement leidt. De beoogde verdiscontering van de Ecotax is redelijk. De samenstelling van de totale vergoeding dient er v[eisers]] niet toe te doen.
BEOORDELING VAN HET GESCHIL
3. Edon zoekt de grondslag van haar verweer in BW artikel 6:258 krachtens welke bepaling de rechter op verlangen van een der partijen de gevolgen van een overeenkomst kan wijzigen of deze geheel of gedeeltelijk kan ontbinden op grond van onvoorziene omstandigheden die van dien aard zijn dat de wederpartij naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid ongewijzigde instandhouding van de overeenkomst niet mag verwachten. Invoering van de WBM zou in dit geval zo'n onvoorziene omstandigheid opleveren.
4. Vooropgesteld wordt dat krachtens het derde lid van die bepaling Edon voor de toepassing ervan gelijk staat met haar rechtsvoorgangster IJsselmij Gazo.
5. Dat hier sprake zou zijn van gewijzigde omstandigheden in bovenbedoelde zin valt niet in te zien. In het midden kan blijven of de invoering van de WBM voor Edon "onvoorzien" was in die zin dat de invoering van de WBM niet in haar beleid was verdisconteerd en dat zij met de komst van die maatregel ook geen rekening heeft behoeven te houden. Het gaat om een belastingmaatregel waarvan geen reflexwerking voor Edons private contracten met eisers kan uitgaan, nog daargelaten dat er voor Edon geen enkel nadelig effect aan kleeft. Zij wordt niet in eigen vermogen benadeeld. Daarentegen blijkt uit haar stellingen minstens impliciet dat zij ongaarne een voordeel aan zich voorbij ziet gaan, namelijk het voordeel dat zij een gedeelte van de oorspronkelijk met eisers overeengekomen vergoeding van 11/12 cent per kWh die zij uit eigen vermogen verschuldigd zou zijn, kan vervangen door belastinggelden die door haar bij de energieconsument worden geïncasseerd en door haar mogen worden "doorgesluisd" naar eisers. Daarnaast blijkt uit Edons stellingen dat zij van oordeel is dat het extra voordeel dat eisers als gevolg van de invoering van de WBM toevalt ("overwinst") niet in overeenstemming is met de doelstelling van het Milieu Ac-tie Plan, de NOVEM subsidie en de REB respectievelijk met het doel van de terugleveringsovereenkomst(en) van 1994/1995. Een voorziening voor zo'n geval (namelijk tussentijdse aanvullende wettelijke belastingmaatregelen met voor eisers gunstige gevolgen als de onderhavige) is bij het maken van de oorspronkelijke afspraken niet getroffen, aldus Edon.
6. Nog daargelaten de vraag of het aan een particuliere ondernemer als Edon is om te waken over de financiële belangen van de consument/belastingbetaler ("de consument die voor dit ca-deautje betaalt"; conclusie van antwoord sub 20) wordt Edon zelf niet in eigen vermogen benadeeld. Zij zal immers de Ecotax hetzij aan de windmolenexploitanten hetzij aan de fiscus moeten afdragen. Per 1 augustus 2000 heeft zij ervoor gekozen dat laatste te doen.
7. De rechtbank sluit zich overigens aan bij hetgeen het hof te Amsterdam in zijn uitspraak van 18 februari 1999 in de zaak aanhangig tussen ENW Kop Noord-Holland N.V. en Bus-Raijmakers e.a. heeft overwogen op pagina 6 van het arrest (overgelegd als produktie 3 bij conclusie van repliek tevens vermeerdering van eis van eisers). De betreffende passage uit bedoeld arrest luidt aldus:
dat - volgens ENW - van de met Bus c.s. overeengekomen ver-goeding van 15 cent een "subsidie" van 6,1 cent deel uitmaakt, door ENW betaald uit door haar in het kader van haar Milieu Actie Plan beheerde gelden (die naar tussen partijen vaststaat door de consument worden opgebracht) en dat - volgens ENW - de doelstelling van de WBM exact dezelfde is als de doelstelling van genoemde subsidiering in het kader van haar Milieu Actie Plan zodat - in de woorden van ENW - "de Ecotax en de MAP-subsidie communnicerende vaten zijn" maakt niet dat ENW, in afwijking van hetgeen zij met BUS c.s. is overeengekomen, bedoelde verlaging of verrekening tegenover BUS c.s. zou mogen toepassen. De omstandigheid dat de garantieregeling nu juist inhoudt dat aan de betrokken exploitant - mits aan de voorwaarden van de garantieregeling wordt voldaan - voor tien jaar een vaste vergoeding van 15 cent per kWu wordt gegarandeerd, geeft veeleer een aanwijzing voor het tegendeel.
Mutatis mutandis geldt in de onderhavige zaak hetzelfde. Bij gelegenheid van de pleidooien is namens Edon bevestigd dat van die uitspraak geen cassatieberoep is ingesteld.
8. Edon zal mitsdien gebonden blijven aan het door haar gegeven woord en de contractuele vergoeding van 11 respectievelijk 12 cent per kWh aan eisers moeten doorbetalen, een en ander als door eisers gevorderd. Evenzeer oordeelt de rechtbank toewijsbaar het door [eisers] bij vermeerdering van eis gevorderde: doorbetaling door Edon van de Ecotax na 1 augustus 2001. Betaalde Edon voorheen de energiebelasting door [eisers]], nog tijdens deze procedure heeft zij daarin verandering gebracht, stellend dat artikel 36o van de Wet van 13 december 1995 haar die keuze laat.
Artikel 36e van die Wet bepaalt dat met betrekking tot aard-gas en electriciteit de energiebelasting wordt geheven van degene die de levering verricht, in casu Edon. Artikel 36o 1e lid bepaalt dat op die belasting een vermindering wordt toegepast voor zover in die levering electriciteit is begrepen die is opgewekt door middel van windenergie (enz.). Lid 2 stelt vervolgens:
"De vermindering bedraagt de ter zake van de levering van op duurza-me wijze geproduceerde energie, bedoeld in het eerste lid, verschuldigde belasting en is slechts van toepassing voor zover wordt aangetoond dat het bedrag van de vermindering wordt doorgegeven aan degene die de electriciteit op de in het eerste lid bedoelde wijze heeft opgewekt respectievelijk aan degene die biomassa heeft omgezet en opgewerkt tot aardgas."
Het is de bedoeling geweest van de wetgever dat de energiebelasting aan de opwekker van duurzame energie zou toekomen. Daarvoor dient wel aan zekere voorwaarden te zijn voldaan die in artikel 8e van het Besluit van 13 december 1995 tot wijziging van het Uitvoeringsbesluit belastingen op milieugrondslag (S.1995, 663) zijn neergelegd. Dat artikel heeft uitsluitend betrekking op de verklaring die door de windmolenexploitant moet worden overgelegd behelzende dat hij de electriciteit conform artikel 36o eerste lid heeft opgewekt en dat hij het bedrag van de vermindering heeft ontvangen. Die verklaring kan volgens het tweede lid achterwege blijven indien de administratie van de belastingplichtige (Edon) zodanig is ingericht dat, geparafraseerd, de bedoelde gegevens permanent uit de administratie van de belastingplichtige blijken.
Edon heeft niet gesteld [eisers]] niet aan die voorwaarde (kunnen) voldoen respectievelijk op enig moment niet hebben voldaan. Daarnaast is het zo dat redelijkheid en billijkheid beletten dat Edon optreedt als hoedster van openbare belangen van een categorie die haar niet door de wetgever is toevertrouwd door, hoewel zij niet in eigen vermogen is of wordt benadeeld, een vermindering van belasting te onthouden [eisers]] op grond van argumenten waarvoor de wetgever geen enkele ruimte heeft gelaten in bedoeld Besluit van 13 december 1995. Edon is krachtens haar verplichtingen als voortvloeiend uit BW art. 6:2 gehouden haar eenmaal ingezette beleidslijn te bestendigen en de belastingvermindering door te (blijven) geven [eisers]]
9. Het gevorderde zal worden toegewezen als na te melden. Edon zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de kosten van de procedure worden veroordeeld.
BESLISSING
De rechtbank veroordeelt Edon om aan eisers sub 1 tot en met 8 te voldoen 0,65 cent per geleverd kWh voor de periode 1 januari 1996 tot en met 31 december 1998 en 0,93 cent per geleverde kWh voor de in 1999 geleverde kWh's en vanaf 1 januari 2000 tot 1 augustus 2000 1,24 cent per kWh, telkens vermeerderd met de wettelijke rente te rekenen vanaf de vervaldag van iedere maandfactuur en aan eisers sub 9 tot en met 13 te voldoen 1,65 cent per geleverd kWh voor de periode 1 januari 1996 tot en met 31 december 1998 en 1,93 cent voor de in 1999 geleverde kWh en vanaf 1 januari 2000 tot 1 augustus 2000 2,24 cent per kWh, telkens vermeerderd met de wettelijke rente te rekenen vanaf de vervaldag van iedere maandfactuur tot de dag van betaling.
De rechtbank veroordeelt Edon aan eisers vanaf 1 augustus 2000 gedurende de resterende looptijd van de tussen partij-en gesloten overeenkomsten de Ecotax af te dragen die wordt geheven over de door eisers aan Edon geleverde en te leveren electriciteit.
Hetgeen meer of anders is gevorderd wordt afgewezen.
Edon wordt veroordeeld in de kosten van de procedure. Deze kosten worden voorzover tot op heden aan de zijde [eisers]] gevallen, bepaald op f. 3.909,15.
Dit vonnis is gewezen door mrs. Th.A. Ariëns, W.J.B. Corne-lissen en W.F. Boele, en in het openbaar uitgesproken op woensdag 12 september 2001 in tegenwoordigheid van de griffier.