ECLI:NL:RBZWO:2002:AE3577

Rechtbank Zwolle

Datum uitspraak
24 april 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
67014/HA ZA 01-702
Instantie
Rechtbank Zwolle
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • H.C.A. Walda
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid van Johnson & Johnson voor letsel door tampongebruik

In deze zaak, die op 24 april 2002 door de Rechtbank Zwolle is behandeld, hebben de ouders van een minderjarige dochter een vordering ingesteld tegen de besloten vennootschap Johnson & Johnson/Gaba. De ouders stellen dat hun dochter letsel heeft opgelopen door het gebruik van een OB-mini comfort tampon, die door J&J wordt geproduceerd. De ouders vorderen dat de rechtbank J&J aansprakelijk stelt op grond van onrechtmatige daad en artikel 6:185 BW, en dat J&J wordt veroordeeld tot schadevergoeding voor zowel materiële als immateriële schade.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de zaak is aangebracht op 18 juni 2001 en dat er verschillende processtukken zijn gewisseld, waaronder conclusies van eis, antwoord, repliek en dupliek. De ouders van de minderjarige hebben aangevoerd dat de gebruiksaanwijzing van de tampon onvoldoende waarschuwingen bevat voor jonge meisjes die voor het eerst een tampon gebruiken. Ze stellen dat de gebruiksaanwijzing niet duidelijk maakt dat het mogelijk is dat de tampon niet goed is ingebracht, wat heeft geleid tot het letsel van hun dochter.

J&J heeft de stellingen van de ouders betwist en aangevoerd dat de gebruiksaanwijzing voldoende informatie biedt. De rechtbank heeft in haar beoordeling geconcludeerd dat de ouders niet kunnen worden gevolgd in hun argumenten. De rechtbank oordeelt dat de gebruiksaanwijzing duidelijk is en dat de ouders van de minderjarige niet hebben aangetoond dat de gebruiksaanwijzing onvolledig of onduidelijk is. Bovendien heeft de rechtbank vastgesteld dat het gebruik van vaseline door de dochter niet als een redelijk te verwachten gebruik kan worden beschouwd.

Uiteindelijk heeft de rechtbank de vordering van de ouders afgewezen en hen in de kosten van het geding verwezen, omdat zij als de in het ongelijk gestelde partij worden beschouwd. Dit vonnis is uitgesproken door mr. H.C.A. Walda in het openbaar.

Uitspraak

RECHTBANK ZWOLLE
Enkelvoudige civiele kamer
Zaaknr/rolnr: 67014 / HA ZA 01-702
Uitspraak : 24 april 2002
V O N N I S
in de zaak, aanhangig tussen:
1. [eiser] en [eiseres],
in hun hoedanigheid van ouders en wettelijk vertegenwoordigers van de minderjarige [dochter van eisers],
2. [eiser] en [eiseres],
echtelieden,
wonende te [woonplaats],
eisers,
procureur mr. C.W.J. Okkerse,
advocaat mr. E.M. Buijs-van Bemmel te Krimpen aan den IJssel
en
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Johnson & Johnson/Gaba,
gevestigd en kantoorhoudende te Almere,
gedaagde,
procureur mr. J.A. van Wijmen,
advocaat voorheen mr. L. Dommering-van Rongen te Amsterdam, thans mr. G. Klink te Amsterdam.
PROCESGANG
De zaak is bij op 18 juni 2001 uitgebrachte dagvaarding aanhangig gemaakt. Partijen zijn verschenen, waarna de volgende processtukken zijn gewisseld:
- een conclusie van eis tevens houdende akte overlegging producties van de zijde van eisers (verder: de ouders van [dochter van eisers]);
- een conclusie van antwoord van de zijde van gedaagde (verder: J&J);
- een conclusie van repliek van de zijde van de ouders van [dochter van eisers];
- een conclusie van dupliek van de zijde van J&J.
Vervolgens is op verzoek van partijen op het griffiedossier vonnis bepaald.
CONCLUSIES VAN PARTIJEN
De vordering van de ouders van [dochter van eisers] strekt ertoe dat de rechtbank bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
a. voor recht zal verklaren dat J&J op grond van onrechtmatige daad dan wel op grond van artikel 6:185 BW aansprakelijk is voor het bij [do[dochter van[dochter van eisers] geconstateerde letsel, welk letsel is ontstaan als gevolg van het inbrengen van een OB-mini comfort tampon in de urethra, welke tampon door J&J wordt geïmporteerd c.q. gedistribueerd c.q. geproduceerd;
b. J&J zal veroordelen tot betaling van de door eisers geleden en nog te lijden materiële en immateriële schade, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 9 mei 2000 tot en met de dag der algehele voldoening;
c. J&J zal veroordelen in de kosten van deze procedure, te vermeerderen met de wettelijke rente over deze kosten vanaf de dag van het in dezen te wijzen vonnis tot aan de dag der algehele voldoening.
Daartegen is door J&J verweer gevoerd met conclusie dat de rechtbank de ouders van [dochter van eisers] in hun vordering niet ontvankelijk zal verklaren, althans hen die zal ontzeggen, met hun veroordeling in de kosten van het geding.
MOTIVERING
1 Vaststaande feiten
Tussen partijen staat als gesteld en erkend dan wel niet (voldoende) betwist - mede op grond van de overgelegde en in zoverre niet (voldoende) bestreden bescheiden - het volgende vast.
1.1 J&J is de producent van o.b. comfort mini tampons. Dit is de kleinste tampon die J&J produceert en heeft een dikte van 11 millimeter. Deze tampon is het meest geschikt voor jonge meisjes die nimmer een tampon hebben gebruikt en dat voor het eerst willen gaan doen.
1.2 De gebruiksaanwijzing bij de tampons vermeldt onder meer dat de schede tussen de urinebuis en de anus ligt, alsmede dat de tampon goed zit "wanneer u hem niet meer voelt.".
1.3 De gebruiksaanwijzing bevat voorts onder meer tekeningen. Eén daarvan verbeeldt het onderaanzicht van de vrouwelijke schaamstreek, met de clitoris, de schaamlippen, de ingang van de urinebuis (verder: urethra), de ingang van de schede en de anus. Een andere tekening verbeeldt de dwarsdoorsnede van het onderlichaam. Daarop is niet alleen de endeldarm, de blaas, het schaambeen, de urethra en de anus aangegeven, maar ook een in de schede ingebrachte tampon.
1.4 Op 19 maart 2000 heeft [dochter van eisers], toen 16 jaar oud, tijdens haar menstruatie een mini tampon trachten in te brengen. Dat lukte aanvankelijk niet, maar na aanmoediging door haar moeder en zus en na het op advies van haar moeder insmeren van de tampon met vaseline, uiteindelijk wel.
1.5 Na het inbrengen van de tampon kreeg [dochter van eisers] last van pijn en lukte het haar noch haar moeder om de tampon te verwijderen. In het ziekenhuis lukte het aanvankelijk evenmin. Uiteindelijk is [dochter van eisers] onder narcose gebracht en is de tampon uit, naar pas toen bleek, de urethra van [dochter van eisers] verwijderd.
2 De gronden van de vordering en het verweer
2.1 De ouders van [dochter van eisers] hebben aan hun vorderingen de stelling ten grondslag gelegd dat een specifieke gebruiksaanwijzing ontbreekt met waarschuwingen c.q. aanwijzingen voor de doelgroep, waarvoor de mini tampon geschikt wordt geacht, die geen of nagenoeg geen ervaring heeft met het inbrengen van tampons, alsmede dat de gebruiksaanwijzing niet aangeeft dat het mogelijk is dat bij pijn, de tampon wellicht niet in de schede is ingebracht en ten slotte dat de tampon onveilig en gebrekkig is omdat deze door zijn vorm en grootte in de urethra kan worden ingebracht.
2.2 J&J betwist de onvolledigheid van de gebruiksaanwijzing, alsmede dat de tampon onveilig is door zijn vorm en grootte.
3 Beoordeling van het geschil
3.1 De rechtbank kan de ouders van [dochter van eisers] niet volgen in hun stellingen ten aanzien van de gebruiksaanwijzing. Er nog van afgezien dat gesteld noch gebleken is dat [dochter van eisers] de gebruiksaanwijzing heeft geraadpleegd alvorens tot het inbrengen van de tampon over te gaan, komt het de rechtbank voor dat de onder de vaststaande feiten vermelde onderdelen van de gebruiksaanwijzing - de rechtbank is het eens met J&J dat deze ten aanzien van de opening waarin de tampon moet worden geplaatst duidelijk is, hetgeen ook bij repliek door de ouders van [dochter van eisers] wordt erkend -, zich bij uitstek richten op vrouwen die geen of nagenoeg geen ervaring hebben met het inbrengen van een tampon. Nu immers het hebben ingebracht van een tampon, anders dan in de schede, nog afgezien van de pijn of ander ongemak, zich aanstonds laat bemerken door het ontbreken van het met het gebruik van een tampon beoogd effect, is het onwaarschijnlijk dat vrouwen die ook maar enigszins ervaren zijn met het gebruik van tampons, voormelde onderdelen van de gebruiksaanwijzing nodig hebben. De stelling dat het in de gebruiksaanwijzing ontbreekt aan aanwijzingen voor de doelgroep, waarvoor de mini tampon geschikt wordt geacht en die geen of nagenoeg geen ervaring heeft met het inbrengen van tampons, gaat dus niet op.
3.2 Het opnemen in de gebruiksaanwijzing dat bij pijn de tampon mogelijk niet in de schede is ingebracht, is naar het oordeel van de rechtbank, ter voorkoming daarvan, zinloos. Zodra bedoelde pijn zich voordoet heeft het onjuiste inbrengen van de tampon immers reeds plaatsgevonden. Uit de vermelding in de gebruiksaanwijzing dat de tampon goed zit 'wanneer u hem niet meer voelt', kan in ieder geval worden afgeleid dat de tampon bij pijn niet goed zit.
3.3 Naar het oordeel van de rechtbank treft J&J geen verwijt met betrekking tot de inhoud van de gebruiksaanwijzing. Er is dus geen sprake van een fout in de presentatie van het product, zoals bedoeld in artikel 186, lid 1, sub a BW.
3.4 Ook de stelling van de ouders van [dochter van eisers] dat het ontwerp van de tampon gebrekkig is omdat deze door zijn vorm - dat de tampon een spitse punt zou hebben betwist J&J - en grootte in de urethra kan worden ingebracht, wordt verworpen. Immers, nu de tampon volgens de ouders van [dochter van eisers] vrijwel onmogelijk te verwijderen zou zijn geweest wanneer [dochter van eisers] deze niet met vaseline had ingesmeerd, terwijl het inbrengen van de tampon in de urethra voor [dochter van eisers], ondanks de vaseline, heel pijnlijk was, is de aanname gerechtvaardigd dat [dochter van eisers] de tampon zonder vaseline niet in haar urethra zou hebben kunnen inbrengen. Door dat wel te doen heeft zij de tampon op een wijze gebruikt die redelijkerwijs niet te verwachten was. De stelling van de ouders van [dochter van eisers] dat het feit dat [dochter van eisers] de tampon met vaseline heeft ingesmeerd, gelet op haar leeftijd en onervarenheid, is te beschouwen als een logische reactie op het feit dat zij de tampon niet ingebracht kreeg, kan, wat daar overigens ook van zij, alleen al niet slagen omdat er van moet worden uitgegaan dat het idee om de tampon met vaseline in te smeren niet van [dochter van eisers] maar van haar moeder afkomstig was. De ouders van [dochter van eisers] hebben het vermoeden van de medisch adviseur van de verzekeraar van J&J, H.B. Binkhorst, arts-RGA, dat 'de vaseline een advies van de moeder moet zijn geweest' immers niet weersproken. Daarom en omdat de stelling van J&J dat zij reeds meer dan 500.000.000 mini tampons heeft verkocht, zonder ooit een melding te hebben ontvangen dat een tampon in de urethra is ingebracht, onweersproken is gebleven, is de conclusie dat er, gelet op het redelijkerwijs te verwachten gebruik, geen sprake is van een gebrekkig product, als bedoeld in artikel 186, lid 1, sub b BW.
3.5 Het vorenoverwogene brengt mee dat J&J evenmin een onrechtmatige daad heeft gepleegd door het in het verkeer brengen van de onderhavige tampon. De vordering van de ouders van [dochter van eisers] wordt afgewezen.
3.6 Als de in het ongelijk gestelde partij zullen de ouders van [dochter van eisers] in de kosten worden verwezen.
BESLISSING
De rechtbank,
wijst de vordering af;
veroordeelt [eiser] en [eiseres] in de kosten van het geding. Deze kosten worden voorzover tot op heden aan de zijde van J&J gevallen, bepaald op euro€ 961,51.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.C.A. Walda en in het openbaar uitgesproken op woensdag 24 april 2002 in tegenwoordigheid van de griffier.