ECLI:NL:RBZWO:2002:AH9388

Rechtbank Zwolle

Datum uitspraak
20 november 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
187341 VV expl 02-145
Instantie
Rechtbank Zwolle
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • C.M.M. Hoogland-Kelkboom
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen de tenuitvoerlegging van een verstekvonnis tot ontruiming van een woning

In deze zaak heeft de kantonrechter te Lelystad op 20 november 2002 uitspraak gedaan in een verzetprocedure tegen de tenuitvoerlegging van een verstekvonnis. De eiseres, de Woningbouwvereniging, had eerder een verstekvonnis verkregen waarin de huurovereenkomst met de gedaagde was ontbonden en de gedaagde was veroordeeld tot ontruiming van de woning en betaling van een huurschuld. De gedaagde had op 1 mei 2002 een verstekvonnis ontvangen, maar had inmiddels aan de betalingsverplichtingen voldaan. Echter, de gedaagde had in de maanden daarna opnieuw huurtermijnen niet betaald, wat leidde tot de vraag of de ontruiming nog steeds kon worden doorgezet.

De kantonrechter oordeelde dat de gedaagde niet met succes verzet kon doen tegen het verstekvonnis, omdat hij niet tijdig had gereageerd op het vonnis en de verzettermijn was verstreken. De rechter stelde vast dat de ontruiming van de woning een gevolg was van de ontbinding van de huurovereenkomst en dat de betaling van de huurschuld niet betekende dat de ontruiming niet kon plaatsvinden. De kantonrechter concludeerde dat er geen omstandigheden waren die zich verzetten tegen de tenuitvoerlegging van het verstekvonnis, en dat de gedaagde in de proceskosten moest worden veroordeeld.

De uitspraak benadrukt het belang van tijdige actie door gedaagden in huurgeschillen en de gevolgen van het niet voldoen aan betalingsverplichtingen. De rechter bevestigde dat de gedaagde, ondanks eerdere betalingen, niet kon ontsnappen aan de gevolgen van zijn herhaalde huurschulden en dat de eiseres recht had op ontruiming van de woning.

Uitspraak

R E C H T B A N K Z W O L L E
sector kanton - locatie Lelystad
Zaaknr.: 187341 VV 02-145
Datum : 20 november 2002
Vonnis van de kantonrechter te Lelystad als voorzieningenrechter in de procedure tussen
De vereniging
WONINGBOUWVERENIGING [EISERES],
gevestigd te Emmeloord, gemeente Noordoostpolder,
eiseres, verder te noemen [eiseres],
gemachtigde HNL Incassodiensten BV te Lelystad,
tegen
[GEDAAGDE],
wonende te [woonplaats], [perceel],
gedaagde, verder te noemen [gedaagde].
De procedure
De kantonrechter heeft kennisgenomen van:
- het proces-verbaal ex artikel 438, vierde lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering van A.F. de Boer, gerechtsdeurwaarder te Lelystad, ter griffie ingekomen op 16 november 2002.
Het geschil
Bij op 1 mei 2002 onder nummer 172672 CV EXPL 02-2411 gewezen verstekvonnis van de kantonrechter te Lelystad (hierna: het verstekvonnis) is een tussen [eiseres] en [gedaagde] bestaande huurovereenkomst met betrekking tot de woning aan de [perceel] te [woonplaats] ontbonden en is [gedaagde] veroordeeld tot ontruiming van deze woning binnen veertien dagen na betekening van dat vonnis en tot betaling aan [eiseres] van € 1.564,93, met rente en kosten en van € 220,73 per maand voor iedere maand dat [gedaagde] de woning na 1 mei 2002 in gebruik zou houden, en in de proceskosten.
Ten verzoeke van [eiseres] is [gedaagde] op 15 november 2002 de ontruiming van de woning aan de [perceel] te [woonplaats] aangezegd en wel tegen 20 november 2002. Na een eerder op grond van het verstekvonnis aangezegde ontruiming heeft [gedaagde] destijds daags voor de aangezegde datum van ontruiming voldaan aan de veroordeling tot betaling, inclusief die tot betaling van de kosten, waarna de ontruiming geen doorgang heeft gevonden. [gedaagde] heeft evenwel inmiddels wederom vele maanden geen huur, althans geen vergoeding voor het gebruik van de woning aan [eiseres] betaald. [gedaagde] heeft bovendien in het verleden al vele malen een huurschuld gehad en even zovele malen is de bij hem in gebruik zijnde woning bijna ontruimd. Op grond van het een en ander wenst [eiseres] thans daadwerkelijk tot ontruiming van de bij [gedaagde] in gebruik zijnde woning over te gaan, niettegenstaande het feit dat [gedaagde] de huurschuld waaruit de veroordeling daartoe is voortgevloeid inmiddels heeft voldaan. Omdat in het verleden op daartoe door [gedaagde] gedaan verzet ontruiming, nadat deze al had plaatsgevonden, alsnog is afgewezen, wordt het oordeel van de kantonrechter gevraagd omtrent -kort gezegd- de geoorloofdheid van de tenuitvoerlegging van het verstekvonnis, voorzover strekkende tot ontruiming van de woning die [gedaagde] nog in gebruik heeft.
De beoordeling
1.
De aard van het bezwaar maakt een onverwijlde voorziening nodig.
2.
Naar het voorlopig oordeel van de kantonrechter zal [gedaagde] niet met succes tegen het verstekvonnis verzet kunnen doen. Nu [gedaagde] aan het verstekvonnis -voorzover strekkende tot betaling van de huurschuld, rente en kosten, alsmede de proceskosten- heeft voldaan, volgt daaruit noodzakelijkerwijs dat dit vonnis aan hem bekend was. Aangenomen mag worden dat sedertdien meer dan vier weken zijn verstreken, in aanmerking genomen dat [gedaagde], gerekend vanaf het moment van betaling en dus vanaf het moment dat het verstekvonnis aan hem bekend was, meerdere (maandelijkse) huurtermijnen onbetaald heeft gelaten. De conclusie moet dan ook zijn dat de verzettermijn reeds is verstreken.
3.
De vraag of de betaling door [gedaagde] eraan in de weg staat dat het verstekvonnis, voorzover dit strekt tot ontruiming van de nog immer bij [gedaagde] in gebruik zijnde woning, ten uitvoer wordt gelegd, beantwoordt de kantonrechter voorshands ontkennend. Het bevel tot ontruiming is immers een sequeel van de ontbinding van de huurovereenkomst en die ontbinding is niet afhankelijk gesteld van de voldoening aan de veroordeling tot betaling. Niet blijkt van omstandigheden die aannemelijk maken dat ten gronde geoordeeld zal worden dat [eiseres] misbruik maakt van haar bevoegdheid door tenuitvoerlegging van het verstekvonnis en mitsdien jegens [gedaagde] onrechtmatig handelt. [gedaagde] heeft in het verleden meermalen een huurschuld laten ontstaan die ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde rechtvaardigde en heeft thans wederom vele maanden de huur, althans de vergoeding voor het gebruik van de woning onbetaald gelaten. Voorts kan niet gezegd worden dat [eiseres] inmiddels een zodanig lange termijn heeft laten verstrijken dat [gedaagde] de tenuitvoerlegging van het vonnis in redelijkheid niet meer behoefde te verwachten.
4.
Het voorgaande moet leiden tot de voorlopige slotsom dat zich geen omstandigheden voordoen die zich verzetten tegen de tenuitvoerlegging van het verstekvonnis, voorzover strekkende tot de ontruiming van de woning aan de [perceel] te [woonplaats].
5.
De proceskosten dienen voor rekening van [gedaagde] te komen.
De beslissing
De kantonrechter:
- oordeelt dat zich geen omstandigheden voordoen die zich verzetten tegen de tenuitvoerlegging van het onder nummer 172672 CV EXPL 02-2411 gewezen verstekvonnis van 1 mei 2002, voorzover strekkende tot de ontruiming van de woning aan de [perceel] te [woonplaats] op 20 november 2002;
- veroordeelt [gedaagde] in de kosten van de procedure, tot hiertoe aan de zijde van [eiseres] begroot op
€ 218,-- voor vastrecht.
Aldus gewezen door mr. C.M.M. Hoogland-Kelkboom, kantonrechter, en uitgesproken in de openbare terechtzitting van 20 november 2002, in tegenwoordigheid van de griffier.