RECHTBANK ZWOLLE
Sector civiel
Enkelvoudige handelskamer
Zaaknr/reknr: 81804 / HA RK 02-249
82447 / HA RK 03-2
Uitspraak: 7 februari 2003
op het verzoek ingediend door:
1. Jantje van der VEEN,
wonende te Dedemsvaart,
2. Frank OTTEN,
wonende te Venebrugge,
3. Pieter Cornelis Leendert JANSSEN,
wonende te Hardenberg,
4. Johannes Gerardus BAKSTEEN,
wonende te Hardenberg,
5. Dirk VREUGDENHIL,
wonende te Kloosterhaar,
6. Anja Johanna Chrtistina BOUWMEESTER-OTTEN,
wonende te Venebrugge,
verzoekers,
tevens verweerders,
procureur mr. A.J. ter Wee,
de stichting STICHTING REEST EN VECHT,
gevestigd te Hardenberg,
verweerster,
en op tegenverzoek ingediend door:
1. Aart van FAASSEN,
wonende te Gramsbergen, en
2. Jacques van de LINDE,
wonende te Dedemsvaart,
respectievelijk voorzitter en secretaris van het
dagelijks bestuur van het Programma Beleidsbepalend Orgaan (PBO) van de
stichting,
belanghebbenden,
tevens verzoekers,
procureur mr. W. van der Kolk,
de stichting STICHTING REEST EN VECHT,
gevestigd te Hardenberg,
verweerster.
Eerder is in deze zaak op 19 december 2002 op het verzoekschrift met nummer 81804 / HA RK 02-249 een beschikking gegeven, waarbij als voorlopige voorziening tot (interim) bestuursleden van de stichting Reest en Vecht zijn benoemd:
1. Jantje van der Veen, wonende te Dedemsvaart,
2. Frank Otten, wonende te Venebrugge,
3. Pieter Cornelis Leendert Janssen, wonende te Hardenberg.
Op 6 januari 2003 hebben Aart van Faassen en Jacques van de Linden ter griffie van deze rechtbank een verzoekschrift ingediend. Daarbij is een aantal producties overgelegd.
Bij brief van 7 januari 2003 is door Van der Veen c.s. een aantal producties, genummerd 8 t/m 15, in het geding gebracht.
Bij brief van 8 januari 203 is door Van Faassen c.s. een door F. Otten ondertekende brief d.d. 12 november 2002 overgelegd.
Het inleidende verzoek en het tegenverzoek van Van Faassen c.s. zijn gezamenlijk behandeld op 8 januari 2003. Verschenen zijn:
- J. van der Veen, F. Otten, P.C.L. Janssen, J.G. Baksteen, D. Vreugdenhil en A.J.Chr.
Bouwmeester-Otten, vergezeld van mr. ter Wee;
- A. van Faassen en J. van der Linde, respectievelijk voorzitter en secretaris van het
Programma Beleidsbepalend Orgaan (PBO) van de stichting, vergezeld van mr. Van der
Kolk;
- J.M. de Ruiter, J. Vasterd en R. Veldsink, oud-bestuursleden van de stichting,
belanghebbenden.
Het niet verschenen oud-bestuurslid A.F.H.H. Melenhorst heeft bij brief van 4 januari 2003 medegedeeld dat het hem niet mogelijk is te verschijnen en hij heeft daarin aangegeven dat J.M. de Ruiter namens het oude bestuur als woordvoerder aanwezig zal zijn.
Partijen hebben hun standpunten doen bepleiten. De pleitnotities zijn als gedingstuk overgelegd. Door Van der Veen c.s. is een door het interimbestuur ondertekende verklaring d.d. 6 januari 2003 overgelegd. Aan de verschenen verzoekers en belanghebbenden is gelegenheid gegeven het woord te voeren. Hiervan is gebruik gemaakt door J.M. de Ruiter, J. van der Veen, D. Vreugdenhil, A. van Faassen en F. Otten. Tevens heeft de heer
J. Uythof, eindredacteur van de locatie Avereest, een verklaring afgelegd.
Ten slotte is de behandeling gesloten en is de uitspraak bepaald op een termijn van vier
weken.
SAMENVATTING VAN HET VERZOEK met nummer 81804 / HA RK 02-249
Het verzoek van Van der Veen c.s. strekt ertoe hen te benoemen tot bestuur van de stichting Lokale Omroep Reest en Vecht.
Daartegen is door A. van Faassen en J. van de Linde verweer gevoerd, met conclusie het verzoek van Van der Veen c.s. af te wijzen.
SAMENVATTING VAN HET TEGENVERZOEK met nummer 82447 / HA RK 03-2
Het tegenverzoek van Van Faassen c.s. strekt ertoe tot bestuursleden van de stichting te benoemen:
- Roel Aslander, wonende te Hardenberg;
- Emil Baveld, wonende te Gramsbergen;
- Leen van Praag, wonende te Bergentheim.
Daartegen is door Van der Veen c.s. verweer gevoerd, met conclusie tot afwijzing van het tegenverzoek.
Naast de in de beschikking van 19 december 2002 vermelde feiten zijn de volgende feiten komen vast te staan:
1.1 Blijkens artikel 10, lid 1, van de statuten kent de stichting een Programma Beleidsbepalend Orgaan (hierna PBO), dat met uitzondering van ieder ander orgaan het programmabeleid bepaalt. De taken van het PBO zijn:
a. het vaststellen van het programmabeleid;
b. toetsing van de in het programmabeleid verwoorde uitgangspunten;
c. het geven van adviezen, gevraagd en ongevraagd, aan het bestuur;
d. het opstellen van een jaarlijkse rapportage aangaande het gevoerde en gerealiseerde programmabeleid.
De leden van het PBO worden ingevolge artikel 30, sub c, laatste volzin, van de Mediawet, op bindende voordracht van het PBO van de omroepinstelling benoemd door Burgemeester en Wethouders. De bindende voordracht dient binnen zes maanden na het ontstaan van een of meerdere vacatures aan Burgemeester en Wethouders te worden voorgelegd. In afwijking van de vorige zin geschiedt de voordracht voor de eerste maal door het bestuur. Indien op enig moment de wet deze wijze van benoeming niet langer voorschrijft, geschiedt de benoeming op de wijze als in dit artikel onder de leden 7 tot en met 13 omschreven.
(Lid 3) Het PBO wijst uit haar midden een voorzitter en secretaris aan.
(Lid 4) Het PBO bestaat uit minimaal acht personen, waarbij de representativiteit steeds in het oog moet worden gehouden.
1.2 Het PBO telt thans 11 leden. Van Faassen en Van de Linde zijn respectievelijk voorzitter en secretaris van het dagelijks bestuur van het PBO.
1.3 Op 27 november 2002 heeft in aanwezigheid van notaris mr. B. Gelling te Hardenberg een bespreking plaatsgevonden tussen (een aantal) afgetreden- en door zich zelf benoemde bestuursleden en een afvaardiging van eindredacteuren van de stichting, gevolgd door een bespreking op 4 december 2002, waarbij aanwezig waren de heren F. Otten en
D. Vreugdenhil enerzijds, en Van Faassen en Van de Linde als vertegenwoordigers van het PBO anderzijds, wederom in aanwezigheid van notaris Gelling.Volgens Van Faassen en Van de Linde is ter gelegenheid van de laatste bespreking afgesproken dat het PBO op korte termijn nieuwe bestuursleden zou aanzoeken, waarna mr. Gelling zich bereid heeft verklaard de kandidaat bestuursleden bij de rechtbank voor benoeming voor te dragen. Kort daarop is door Van der Veen c.s. bij de rechtbank het eerder genoemde veroek om een voorlopige voorziening ingediend, zonder de leden van het PBO daarin te kennen.
1.4 De leden van het dagelijks bestuur van het PBO hebben meerdere gesprekken gevoerd met kandidaat bestuursleden, waarna gesprekken hebben plaatsgevonden met de door het PBO geselecteerde kandidaat bestuursleden en de eindredacteuren, alsmede een drietal ervaren medewerkers van de stichting. De kandidaatstelling van de door het PBO aangezochte bestuursleden R. Aslander, E. Baveld en L. van Praag wordt zowel door de eindredacteuren als door (een aantal) medewerkers van de stichting ondersteund.
1.5 Het door de rechtbank benoemde interim bestuur heeft, met uitzondering van P.C.L. Janssen, met als medeondertekenaars P. de Haan, G.J. Hoekman, die door het interim bestuur als hoofdredacteur is aangesteld, en H. Baksteen, op 6 januari 2003 een verklaring ondertekend, waaruit blijkt dat ongeveer 70 medewerkers van de locatie Hardenberg steun betuigen aan het nieuwe bestuur.
2. Standpunt van Van der Veen c.s.
2.1 Van der Veen c.s. stellen dat de stichting sedert 7 oktober 2002 wegens het ontbreken van een in de statuten voorgeschreven bestuur niet rechtsgeldig kan worden bestuurd. Aangevoerd wordt dat de stichting wegens een gemeentelijke herindeling een fusie is van drie verschillende locale zenders (Hardenberg, Gramsbergen en Avereest), met elk een eigen programma, en dat het oude bestuur, bestaande uit personen afkomstig uit de verschillende locaties, er niet in geslaagd is om te voldoen aan de bepalingen ingevolge de Mediawet, waarna het voltallige bestuur op 7 oktober 2002 haar taak met onmiddellijke ingang heeft neergelegd.
2.2 Van der Veen c.s. hebben ter voorkoming van een déconfiture zich opgeworpen als het nieuwe "bestuur"om de ontstane crisis te bezweren. Mede door tegenwerking van met name de eindredacteuren van de drie locaties zijn zij daarin niet geslaagd. Ook een bespreking op 4 december 2002 bij notaris Gelling te Hardenber, waarbij notaris Gelling heeft aangegeven dat voor een rechtmatige bestuursbenoeming de weg van art. 2:299 BW dient te worden gevolgd, heeft niet tot resultaat geleid. Tijdens deze bespreking is geopperd dat notaris Gelling namens iedere geïnteresseerde nieuwe bestuursleden bij de rechtbank zou kunnen voordragen, waarbij Otten zich uitdrukkelijk heeft gedistantieerd van het voorstel namens het PBO, inhoudende dat het PBO, met uitsluiting van anderen, zich van deze taak zou kwijten.
2.3 De door de rechtbank aangestelde interim bestuurders vinden -naast steun van de medewerkers van de locatie Hardenberg (vgl. verklaring van 6 januari 2003)- ook tegenwerking van met name de eindredacteuren (in het bijzonder van de locatie Gramsbergen), hetgeen er toe heeft geleid dat het interim-bestuur de eindredacteuren de wacht heeft aangezegd. Daarnaast heeft het interim-bestuur ter voldoening van het bepaalde in art. 12 van de statuten de heer G.J. Hoekman als hoofdredacteur aangesteld, die de functie van de drie eindredacteuren, zoals die fungeerden voor de fusie, heeft overgenomen. Aangetekend wordt dat de eindredacteuren de dringende verzoeken van het Commissariaat voor de Media naast zich neer hebben gelegd door het gescheiden uitzenden van hun programma's te continueren.
2.4 De door Van Faassen c.s. bij wege van tegenverzoek voorgestelde personen komen niet voor benoeming in aanmerking. Van Faassen c.s. kunnen niet in hun verzoek worden ontvangen, omdat het tardief is. Subsidiair wordt het volgende aangevoerd:
Bij de beantwoording van de vraag wie in redelijkheid in het kader van art. 2:299 BW als bestuurder benoemd moet worden, geldt dat Van der Veen c.s. zich inmiddels vele inspanningen hebben getroost om tot een voor alle locaties redelijke oplossing te komen, daarvoor contact hebben gezocht met medewerkers, de gemeente Hardenberg en het Commissariaat voor de Media en dat het interim-bestuur inmiddels de steun heeft van ongeveer70 medewerkers van de locatie Hardenberg. Hier tegenover staat dat het interim-bestuur, met alle respect voor de kwaliteiten van de door Van Faassen c.s. voorgestelde kandidaat, niet omtrent hun bedoelingen heeft mogen vernemen.
3. Standpunt van Van Faassen c.s.
3.1 Van Faassen c.s. maken bezwaar tegen de benoeming van Van der Veen c.s. als bestuurders van de stichting.
3.2 Aangevoerd wordt dat het PBO, evenals overigens de eindredacteuren, redacteuren en andere medewerkers binnen de omroepstichting, negatief gestemd zijn over de houding en werkwijze van de thans door de rechtbank benoemde interim bestuursleden. Van der Veen is een door het afgetreden bestuur gemaakte afspraak om aan de eindredacteuren de opdracht te geven voor een nieuw bestuur zorg te dragen niet nagekomen.Voorts hebben Van der Veen c.s. zich niet niet gehouden aan gemaakte afspraken door zonder overleg en/of instemming van het PBO aan de rechtbank te verzoeken hen tot (interim) bestuur van de stichting te benoemen. Tijdens een bespreing eind november 2002 ten kantore van notaris Gelling is vastgesteld dat het door zichzelf benoemde "bestuur" (de groep Van der Veen c.s.) niet op legitieme wijze tot stand gekomen is, waarna door de aanwezigen is vastgesteld dat het PBO het enige orgaan van de stichting is dat nieuwe bestuursleden kan voordragen. In het gesprek op 4 december 2002 tussen de vertegenwoordigers van het PBO en vertegenwoordigers van het zelfbenoemde bestuur (F.Otten en D. Vreugdenhil) is afgesproken dat het PBO nieuwe bestuursleden zou voordragen, waarna notaris Gelling zich bereid heeft verklaard een bij de rechtbank in te dienen verzoekschrift op te stellen. Twee dagen later heeft het zelfbenoemde bestuur bij de rechtbank een verzoekschrift ingediend om haar tot (interim) bestuur van de stichting te benoemen, zonder dat zij het PBO hiervan tevoren in kennis had gesteld.
3.3 Het zelfbenoemde bestuur heeft na haar aantreden diverse brieven verzonden, waaronder een brief van 12 november 2002, en maatregelen genomen die bij veel medewerkers binnen de omroep onrust en irritatie hebben veroorzaakt, als gevolg waarvan geen enkel vertrouwen bestaat in dit "bestuur".
3.4 Het PBO heeft overeenkomstig de op 4 december 2002 met F. Otten en D. Vreugdenhil gemaakte afspraak, waarvoor overleg heeft plaatsgevonden met de eindredacteuren, die overigens op 7 oktober 2002 van het oude bestuur opdracht hadden gekregen een nieuw bestuur te vormen, kandidaat bestuursleden aangezocht en ook bereid gevonden. De voorgestelde kandidaten, die affiniteit en ervaring hebben met zowel de omroepwereld als managementtaken, hebben de volledige steun van het PBO en de eindredacteuren/redacteuren van de omroep.
4. Standpunt De Ruiter (mede namens J. Vasterd, R. Veldsink en H. Melenhorst, zijnde oud- bestuursleden van de stichting)
4.1 Het oude bestuur (met uitzondering van Van der Veen) stelt zich op het standpunt dat het bestuur, nadat het was afgetreden, aan de eindredacteuren heeft verzocht om nieuwe bestuursleden te zoeken, waarvoor Van der Veen contact zou opnemen met de eindredacteuren. De wijze waarop Van der Veen c.s. zichzelf tot "bestuur" hebben benoemd heeft binnen de omroepinstelling tot een vertrouwensbreuk geleid.
5. Beoordeling van de beiden verzoeken
5.1 Ingevolge het bepaalde in artikel 2:299 BW kan de rechtbank wanneer het bestuur geheel of gedeeltelijk ontbreekt en daarin niet overeenkomstig de statuten wordt voorzien, op verzoek van iedere belanghebbende in de vervulling van de ledige plaats voorzien. De rechtbank neemt daarbij zoveel mogelijk de statuten in acht.
5.2 Door Van der Veen c.s. is, evenals door Van Faassen c.s., aangetoond dat zij belang hebben bij de vervulling van de ledige plaatsen in het bestuur van de stichting.
Het verweer van Van der Veen c.s. dat Van Faassen c.s. niet in het tegenverzoek kunnen worden ontvangen, omdat zij de kans onbenut hebben gelaten om nieuwe bestuursleden voor te stellen wordt verworpen. De rechtbank is van oordeel dat belanghebbenden tot op de dag van de mondelinge behandeling de mogelijkheid hebben een tegenverzoek in te dienen.
5.3 Hier doet zich het geval voor dat twee afzonderlijke groepen van personen zich kandidaat stellen om als bestuurder(s) te worden benoemd, Van der Veen c.s. door een rechtstreekse benoeming door de rechtbank voor te stellen, Van Faassen c.s. door gebruik te maken van de aan het PBO, een in de statuten van de stichting opgericht orgaan dat zijn grondslag vindt in de Mediawet, gegeven bevoegdheid (met name artikel 6, lid 4 jo. 10).
5.4 In dit verband dient eerst onderzoek te worden gedaan naar de juiste tekst van de statuten van de stichting. Door beide groepen van personen zijn exemplaren van de statuten overgelegd die tekstueel niet gelijkluidend zijn. De rechtbank is van oordeel dat de door Van der Veen c.s. bij het inleidend verzoek overgelegde oprichtingsakte van 8 oktober 2001, welke voorzien zijn van het waarmerk van de Koninklijke Notariële Beroepsorganisatie en van de handtekening van notaris B.J. Gelling, de juiste versie van de statuten inhoudt. Bij de behandeling van de beide verzoeken zal van deze versie worden uitgegaan.
5.5 Door Van Faassen c.s. is een beroep gedaan op artikel 6, lid 4 van de statuten, waarin de programmaraad bevoegd is verklaard tot het opmaken van een voordracht tot het benoemen van bestuurders. Tussen partijen is in geschil of met programmaraad bedoeld wordt het PBO als genoemd in artikel 10 van de statuten, waarop door Van Faassen c.s. een beroep is gedaan. Het betoog van Van der Veen c.s. dat met programmaraad wellicht bedoeld kan zijn "programmastaf", een ander orgaan van de stichting, kan niet worden gevolgd. Gelet op de vergaande taken en bevoegdheden van het PBO, waaronder het vaststellen van het programmabeleid, kan aangenomen worden dat de programmaraad de voorloper is van het PBO, temeer nu het PBO, anders dan de programmastaf (bestaande uit een door het bestuur te bepalen aantal medewerkers onder wie een hoofdredacteur) zijn grondslag vindt in de Mediawet.
5.6 Bij een afweging van de belangen van de beide groepen van personen dient aan het belang van Van Faassen c.s. meer gewicht te worden toegekend.
Hoewel aan Van der Veen c.s. kan worden toegegeven dat bij het ontbreken van een bestuur het doen van een voordracht rechtens geen effect kan sorteren, gaan Van der Veen c.s. er ten onrechte aan voorbij dat de rechtbank bij de voorziening in de ledige plaatsen in het bestuur de statuten van de stichting, waaronder voorschriften betreffende kandidaatstelling, in acht dient te nemen. De rechtbank is van oordeel dat Van Faassen c.s. zich terecht op de in de statuten aan het PBO toegekende bevoegdheid met betrekking tot het doen van een voordracht tot benoeming van bestuursleden kunnen beroepen, zodat de kandidaatstelling van de door Van Faassen c.s. voorgestelde personen als eerste aan de orde dient te komen.
5.7 Aan het verweer van Van der Veen c.s. tegen de door Van Faassen c.s. voorgestelde kandidaten, inhoudende dat zij geen affiniteit hebben met de omroep wordt voorbij gegaan. Aan de hand van de door Van Faassen c.s. ter gelegenheid van de mondelinge behandeling gegeven toelichting is genoegzaam aangetoond dat twee van de drie kandidaten affiniteit hebben met de omroep (een kandidaat is oud-medewerker van de locatie Gramsbergen), terwijl de derde kandidaat ervaring heeft met bestuurlijke functies. Hierbij dient in aanmerking te worden genomen dat de door de rechtbank te benoemen (drie) bestuursleden (onder meer) de taak hebben het bestuur uit te breiden tot het aantal leden, zoals destijds vastgesteld door het bij de oprichting benoemde bestuur.
Hieraan doet niet af dat ongeveer 70 medewerkers van de locatie Hardenberg hun steun hebben betuigd aan het nieuwe (interim) bestuur. Daargelaten de juistheid van de overgelegde verklaring, welke slechts de namen bevat van 12 medewerkers, staan hier tegenover de door de wederpartij overgelegde verklaringen van medewerkers van de locaties Avereest en Gramsbergen, respectievelijk van 4 januari 2003 en 2 januari 2003, waaruit blijkt dat deze medewerkers, wellicht kleiner in aantal, geen vertrouwen hebben in het handelen en functioneren van het (interim) bestuur.
5.8 Voorts wordt overwogen dat ook de redelijkheid meebrengt dat benoeming van de door Van Faassen c.s. voorgestelde personen de voorkeur geniet boven de benoeming van Van der Veen c.s. De rechtbank is met Van Faassen c.s. van oordeel dat het onder de omstandigheden niet voor de hand ligt Van der Veen als bestuurslid te handhaven. De schriftelijke (ongedateerde) verklaring van de drie eindredacteuren, ondersteund door de ter zitting, overigens niet onder ede, afgelegde verklaring van J.M. de Ruiter, oud bestuurslid van de stichting, levert het bewijs op dat binnen het (afgetreden) bestuur was besloten de eindredacteuren te belasten met het voorzien in de ledige plaatsen, aan welk besluit Van der Veen, die daartoe binnen het bestuur als voorzitter was aangewezen, geen gevolg heeft gegeven. Integendeel, kort nadat het bestuur was afgetreden heeft Van der Veen, samen met vijf anderen, zichzelf uitgeroepen tot het nieuwe bestuur en hebben zij zich als zodanig ingeschreven in het handelsregister. De goede bedoelingen, waarop Van der Veen c.s. zich in deze procedure beroepen, komen hierdoor in een ander daglicht te staan.
Daarnaast kan worden vastgesteld dat de door zich zelf benoemde bestuurders de eisen van redelijkheid en billijkheid niet in acht hebben genomen door in weerwil van de met de vertegenwoordigers van het PBO in tegenwoordigheid van notaris Gelling gemaakte afspraken bij de rechtbank een verzoekschrift in te dienen zonder het PBO hierin te kennen (hetgeen gelet op de eerdere contacten voor de hand had gelegen). Van Faassen c.s. hebben voor die afspraken een begin van bewijs geleverd, terwijl Otten ze ter zitting ongemotiveerd heeft ontkend.
6. De slotsom is dat het verzoek van Van der Veen c.s om hen tot bestuur van de stichting te benoemen zal worden afgewezen. Het tegenverzoek van Van Faassen c.s. zal worden toegewezen. Voor een kostenveroordeling, waarom door geen van partijen is verzocht, is geen plaats.
- benoemt tot bestuursleden van de stichting Reest en Vecht:
1. Roel Aslander, wonende te Hardenberg,
2. Emil Baveld, wonende te Gramsbergen,
3. Leen van Praag, wonende te Bergentheim.
- bepaalt dat deze benoeming in het bestuur wordt ingeschreven in het Handelsregister;
- verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
- wijst af hetgeen door Van der Veen c.s. is verzocht;
Gegeven door mr. Th.A. Ariëns en in het openbaar uitgesproken op vrijdag
7 februari 2003, in tegenwoordigheid van de griffier.