ECLI:NL:RBZWO:2003:AF6176

Rechtbank Zwolle

Datum uitspraak
12 februari 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
75634 / HA ZA 02-438
Instantie
Rechtbank Zwolle
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • Th. A. Ariëns
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot ontruiming van een ligplaats door de Gemeente Deventer

In deze civiele zaak, uitgesproken door de Rechtbank Zwolle op 12 februari 2003, staat de Gemeente Deventer als eiseres tegenover [X] als gedaagde. De Gemeente vordert ontruiming van de ligplaats van het stalen woonschip "C'est la vie" dat momenteel door [X] wordt bewoond. De Gemeente stelt dat [X] verplicht is om de ligplaats te ontruimen op basis van een ruilovereenkomst die in 2000 is gesloten. Deze overeenkomst houdt in dat [X] een andere woonboot, "Vita brevis", heeft ontvangen in ruil voor zijn huidige woonboot. De Gemeente heeft de ruilovereenkomst bekrachtigd en stelt dat [X] de "Vita brevis" binnen een bepaalde termijn naar een nieuwe ligplaats moet verplaatsen. Echter, [X] heeft geweigerd om de boot te verplaatsen naar de door de Gemeente aangewezen locatie, omdat hij bezorgd is over privacy en overlast van voorbijgangers.

Tijdens de procedure heeft de Gemeente bewijs aangeboden dat de ruilovereenkomst en de bijbehorende tekeningen deel uitmaken van de afspraken. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de aangeboden tekening geen inzicht biedt in de afstanden en dat de ruilovereenkomst niet kan worden gebruikt om [X] te verplichten de boot te verplaatsen naar een ongewenste ligplaats. De rechtbank heeft de vordering van de Gemeente afgewezen en de Gemeente veroordeeld in de proceskosten, die zijn vastgesteld op € 973,--. Dit vonnis is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

RECHTBANK ZWOLLE
sector civiel
enkelvoudige handelskamer
Zaaknr/rolnr: 75634 / HA ZA 02-438
Uitspraak : 12 februari 2003
V O N N I S
in de zaak, aanhangig tussen:
DE GEMEENTE DEVENTER,
met zetel aldaar,
eiseres,
procureur mr. J.A. van Wijmen,
en
[X],
wonende te [woonplaats],
gedaagde,
procureur mr. M.J.H. Mühlstaff.
PROCESGANG
Eerder is in deze zaak een tussenvonnis gewezen, dat op 10 juli 2002 is uitgesproken.
Ter uitvoering van dit tussenvonnis is een comparitie van partijen gehouden.
Ten slotte is op verzoek van partijen op het griffiedossier vonnis bepaald.
CONCLUSIES VAN PARTIJEN
De vordering van De Gemeente strekt ertoe [X] bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, te veroordelen om binnen 14 dagen na betekening van het in deze door de rechtbank te wijzen vonnis, de ligplaats ter hoogte van [adres 1] te [woonplaats], waar thans ligplaats ingenomen wordt door het stalen woonschip, genaamd "C'est la vie", met brandmerk 22513 BR 1996, met een lengte van 20 meter en een breedte van 4 meter, met over een lengte van 8 meter een aanbouw en een breedte van 4 meter, met de volgende inrichting: een schuur, kamer/keuken en balkon, overigens zonder mechanische voortbeweging, met alle scheepstoebehoren, te ontruimen en ontruimd te houden, dat wil zeggen geen ligplaats ter plaatse meer innemen, zulks met machtiging aan de gemeente Deventer om indien [X] niet aan deze veroordeling tot ontruiming zal voldoen, die ontruiming zelf, en indien nodig met behulp van de sterke arm van politie en justitie, te (laten) uitvoeren en voorts [X] te veroordelen in alle kosten van dit geding, daaronder begrepen het salaris en de verschotten van de procureur van de gemeente, daaronder tevens begrepen de eventuele kosten van de executie van dit vonnis.
Daartegen is door [X] verweer gevoerd met conclusie om bij vonnis, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I de Gemeente in haar vorderingen niet-ontvankelijk te verklaren, althans haar deze te ontzeggen als zijnde onbewezen en ongegrond;
II de Gemeente te veroordelen in de kosten van deze procedure.
MOTIVERING
1. Het geschil
1.1 Partijen zijn bij ongedateerde schriftelijke overeenkomst in of omstreeks 2000 een ruiling van woonboten overeengekomen, hetgeen is bekrachtigd door de gemeente bij besluit van 14 maart 2000. De gemeente heeft aan [X] krachtens die overeenkomst in eigendom overgedragen een woonboot met schuur, gebouwd op een stalen bak en gelegen nabij [adres 1] te [woonplaats]. In ruil voor die "Vita brevis" genaamde boot heeft [X] aan de gemeente overgedragen zijn door hem bewoonde woonboot "C'est la vie" welke was gelegen nabij [adres 2]. Die ligplaats was niet meer voor [X] beschikbaar in het kader van herinrichting van de "Raambuurt". De gemeente heeft de "C'est la vie" vernietigd.
1.2 De ruilovereenkomst telt 9 artikelen. In artikel 3 lid 4 is bepaald dat [X] zo spoedig mogelijk doch uiterlijk 4 weken na het gereed komen van de nieuwe ligplaatsvoorziening de "Vita brevis" voor eigen rekening en risico zal verslepen "naar de ligplaats aan [adres 3], zoals op de aangehechte tekening met een groene kleur aangeduid". Een bepaling van die strekking is ook opgenomen in de transportakte van 3 mei 2000, zonder verwijzing naar een aangehechte tekening maar met verwijzing naar de ruilovereenkomst.
1.3 Nadat de gemeente onder herhaald protest van [X] een ligplaats aan [adres 3] had ingericht weigerde [X] aan verplaatsing van de "Vita brevis" mee te werken. Hij wenste wel mee te werken aan het innemen van een ligplaats aan [adres 3], echter niet op de door de gemeente ingerichte plaats aan die Singel maar tegen het bedrijfsterrein van de fabriek "Senzora" aan. Het voornaamste bezwaar van [X] tegen de door de gemeente ingerichte plaats is dat deze zich vlak bij een voetgangersbruggetje bevindt. Hij vreest een teruggang in privacy en gevaar voor overlast van voorbijgangers, met name in de weekends. Die ligplaats bevindt zich vlak bij de doorgang tussen de wijk Knutteldorp en het centrum van de stad. Verplaatsing van de boot is volgens [X] geen essentieel onderdeel van de ruilovereenkomst en bovendien ontkent [X] dat er bij de ruilovereenkomst een tekening was gevoegd. Inneming van de door [X] gewenste ligplaats bij "Senzora" is volgens hem een redelijk alternatief. De gemeente betwist dat laatste, onder meer stellend dat zij in besprekingen met de bewoners van de verschillende woonboten aan de [adres 1], onder wie [X], op 7 april 1998 en 11 februari 1999 heeft gesteld zich te zullen inspannen voor een "streefafstand" van 10 meter ten opzichte van de bruggen. Een ligplaats bij "Senzora" is geen optie, onder meer omdat de eigenaar van dat bedrijfspand, Exploitatiemaatschappij Bergsingel B.V., bevreesd is dat plaatsing van een woonboot nabij haar eigendom een negatief effect zal hebben op de waarde van haar onroerend goed. Op die grond heeft Exploitatiemaatschappij Bergsingel B.V. formeel bezwaar gemaakt tegen het onderhavige bestemmingsplan, welk bezwaar zij heeft ingetrokken nadat haar van de zijde van de gemeente was verzekerd dat geen ligplaatsen bij haar eigendom zouden worden gerealiseerd.
1.4 Volgens de gemeente was de door haar ter griffie gedeponeerde tekening bij de ruilovereenkomst gevoegd. Daarop staat de nieuwe locatie van de woonboot "Vita brevis" gemerkt met de letter "C". De gemeente biedt bewijs aan van haar stelling dat die tekening bij de ruilovereenkomst behoort.
2. Beoordeling van het geschil
Bij de comparitie van partijen heeft de gemeente tegenover de ontkenning van [X] benadrukt en te bewijzen aangeboden dat de ter griffie gedeponeerde tekening deel uitmaakt van de ruilovereenkomst. Op die tekening zijn echter geen afstanden in meters te zien. Het is geen detailtekening zoals de tekeningen die zijn overgelegd bij productie 7 bij dagvaarding. De door de gemeente bedoelde tekening geeft slechts inzicht in de locatie van de nieuwe ligplaats aan [adres 3] terwijl partijen in deze zaak strijden over de afstand in meters tussen de woonboot van [X] en het "Twijgbruggetje" respectievelijk het bedrijfsgebouw van "Senzora". Naar de gemeente ter comparitie heeft toegegeven was er geen sprake van andere tekeningen als bijlagen bij de ruilovereenkomst hoewel deze daarin wel worden geadviseerd, zelfs ingekleurd, hetgeen de suggestie wekt dat de gemeente beoogd heeft [X] een zekere detaillering te bieden teneinde te voorkomen dat hij onder invloed van een verkeerde voorstelling van zaken zou instemmen met de ruil. De ruilovereenkomst dateert bovendien van 2000 terwijl partijen nog in 2001 in onderhandeling waren over de exacte positionering van de woonboot, getuige de brief van de gemeente aan [X] van 21 juni 2001 (productie 7). De ruilovereenkomst kan dus slechts bewijs opleveren van de ruil zelf, niet van "de ligplaats aan [adres 3]" en van een verplichting voor hem om de boot te doen verslepen naar een niet door hem gewenste ligplaats. Het bewijsaanbod van de gemeente moet worden gepasseerd omdat het, geënt als het is op een tekening die geen enkel inzicht biedt in afstanden in meters, niet tot beslissing van de zaak kan leiden.
De vordering moet worden afgewezen. De gemeente zal worden veroordeeld in de proceskosten.
BESLISSING
De rechtbank wijst de vordering af.
De gemeente wordt veroordeeld in kosten van het geding, welke kosten voor zover tot op heden aan zijde van [X] zijn gevallen worden bepaald op € 973,--.
De kostenveroordeling is uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. Th. A. Ariëns, en in het openbaar uitgesproken op woensdag 12 februari 2003 in tegenwoordigheid van de griffier.