ECLI:NL:RBZWO:2003:AF7582
Rechtbank Zwolle
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- C.M.M. Hoogland-Kelkboom
- Rechtspraak.nl
Huurovereenkomst en aansprakelijkheid voor omzetschade door sloop van loopbrug
In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Zwolle op 16 april 2003, stond de huurovereenkomst tussen [X] en [Y] centraal, waarbij [X] als huurder van een winkelruimte aan de Waagpassage 122 in Lelystad schadevergoeding eiste van [Y] wegens omzetschade na de sloop van een loopbrug. [X] stelde dat de sloop van de loopbrug, die de passantenstroom naar zijn winkelruimte verminderde, leidde tot een drastische daling van zijn omzet. Hij baseerde zijn vorderingen op de stelling dat [Y] als verhuurster verantwoordelijk was voor het verschaffen van rustig genot van de gehuurde zaak, zoals vastgelegd in artikel 7A:1586 van het Burgerlijk Wetboek. De kantonrechter oordeelde echter dat [Y] niet aansprakelijk was voor de schade, omdat zij niet de eigenaar van de loopbrug was en er geen bewijs was dat [Y] tekortgeschoten was in haar verplichtingen uit de huurovereenkomst. De kantonrechter concludeerde dat de vordering van [X] tot schadevergoeding niet kon worden toegewezen, omdat hij niet de schade had geleden die hij claimde, aangezien de onderneming die daadwerkelijk in de winkelruimte opereerde, [Z], was en niet [X] zelf. De kantonrechter wees ook de vordering van [X] tot ontbinding van de huurovereenkomst af, omdat deze niet rechtsgeldig was beëindigd. De vordering van [Y] in reconventie tot betaling van huurachterstand werd wel toegewezen, met een veroordeling van [X] tot betaling van een bedrag van € 86.523,96, vermeerderd met rente. De uitspraak benadrukt de noodzaak van duidelijke bewijsvoering bij claims van omzetschade en de verantwoordelijkheden van verhuurders en huurders in het kader van huurovereenkomsten.