ECLI:NL:RBZWO:2003:AF8081

Rechtbank Zwolle

Datum uitspraak
29 april 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200615 ER 03-3
Instantie
Rechtbank Zwolle
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om machtiging en ontheffing inzake nalatenschap en vereffening

In deze zaak hebben de erven van [B], die op 29 april 2003 voor de kantonrechter in Zwolle verschenen, een verzoek ingediend met betrekking tot de nalatenschap van de overleden [B], geboren op 9 april 1967 en overleden op 27 december 2002. De erven, bestaande uit de vader, moeder, broer en zus van de erflaatster, hebben de nalatenschap beneficiair aanvaard en zijn gezamenlijk vereffenaar. De boedelnotaris, mr. G.L. Maaldrink, heeft een voorlopige staat van schulden overgelegd, waaruit blijkt dat de schulden de waarde van de activa overschrijden. De erven wensen het onverdeelde aandeel in een registergoed over te dragen aan [K], de partner van de erflaatster, en hebben de kantonrechter verzocht om machtiging voor deze beschikking. De kantonrechter oordeelt dat machtiging niet nodig is, aangezien alle erven gezamenlijk bevoegd zijn om te beschikken over de nalatenschap. Daarnaast hebben de erven verzocht om ontheffing van de verplichting om de boedelbeschrijving ter inzage te leggen, maar de kantonrechter wijst dit verzoek af, omdat de nalatenschap niet solvabel is. De kantonrechter houdt het verzoek tot opheffing van de vereffening aan tot 27 augustus 2003, in afwachting van een vermogensoverzicht van de boedel. De beslissing van de kantonrechter is op 29 april 2003 uitgesproken in de openbare terechtzitting.

Uitspraak

R E C H T B A N K Z W O L L E
sector kanton - locatie Zwolle
Zaaknr.: 200615 ER 03-3
datum : 29 april 2003
Beschikking op het verzoek van:
1. [B],
2. [B],
3. [B],
4. [B],
verzoekers 1, 2 en 3 wonende te Wassenaar en verzoekster sub 4 wonende te 's-Gravenhage,
verzoekende partij, hierna samen aangeduid als de erven [B],
gemachtigde mr. G.L. Maaldrink te 's-Gravenhage, boedelnotaris,
inzake
de nalatenschap van [B],
geboren op 9 april 1967 en overleden op 27 december 2002,
laatstelijk gewoond hebbende te [Woonplaats].
De procedure
De kantonrechter heeft kennisgenomen van het op 7 april 2003 ter griffie ingekomen verzoekschrift met 11 bijlagen.
Het verzoek
De erven [B] verzoeken vrijstelling van de verplichting om de boedelbeschrijving ter inzage te leggen en hen niet ontvankelijk te verklaren in hun verzoek tot machtiging om te beschikken over het tot de nalatenschap behorend onverdeeld aandeel in een registergoed overeenkomstig een in concept voorgestelde verdeling, zulks onder verlening van akte van voldoening aan de verplichting in art. 4:199 lid 2 BW. Voorts verzoeken zij op een later tijdstip, te weten nadat op de hiervoor vermelde verzoeken is beslist en nadat de akte van verdeling is verleden, opheffing te bevelen van de vereffening.
De beoordeling
1.
Blijkens de overgelegde en op 5 maart 2003 door notaris G.L. Maaldrink opgemaakte verklaring van erfrecht is mw. [B] voornoemd overleden zonder dat zij bij uiterste wil over haar nalatenschap heeft beschikt. Haar erfgenamen zijn haar vader, moeder, broer en zus (allebei meerderjarig), hierna de erven [B] genoemd, die op 12 februari 2003 in het boedelregister hebben doen inschrijven dat zij de nalatenschap beneficiair hebben aanvaard.
2.
In zijn verzoekschrift heeft de boedelnotaris een onderhandse beschrijving van de boedel verstrekt. De voorlopige staat van schulden, bestaande uit de helft van de hoofdelijke hypotheekschuld en twee schulden aan [K], met wie erflaatster samenwoonde voordat zij overleed, overschrijdt de waarde van de activa, waartoe -naast een p.m. post voor inboedel en overige bezittingen- slechts het onverdeelde aandeel behoort vanerflaatster in de woning die zij gezamenlijk met [K] heeft gekocht. De waarde van dit aandeel is op een lager bedrag getaxeerd dan de helft van de hypotheek die op het goed rust.
3.
De erven [B], die op de voet van art. 4:195 BW gezamenlijk vereffenaar van de nalatenschap zijn, wensen het onverdeelde aandeel in het registergoed over te dragen aan [K]. Onder verwijzing naar een passage in model 6.2.11 van de Modellen voor de Rechtspraktijk, waarin valt te lezen dat vereffenaars slechts met medewerking of machtiging van de kantonrechter mogen beschikken over goederen der nalatenschap, verzoeken de erven die machtiging, maar zij bepleiten dat zij daarin niet ontvankelijk verklaard moeten worden gelet op art. 4:211 lid 2 BW.
De kantonrechter deelt de opvatting van de erven dat machtiging niet nodig is. Ingevolge art. 4:195 BW zijn de erven gevieren vereffenaar en art. 4:198 BW brengt mee dat zij dan gezamenlijk bevoegd zijn. Nu zij alle vier de beoogde beschikkingshandeling wensen en er geen sprake is van een vereffenaar die (andere) erfgenamen vertegenwoordigt, is art. 4:211 lid 2 BW niet aan de orde.
4.
Voorts wensen de erven ontheffing van de verplichting om de boedelbeschrijving ter inzage te leggen (art. 4:211 lid 4 BW). Zij voeren daartoe aan dat niet is gebleken van andere schulden van erflaatster dan reeds opgenomen in de voorlopige staat van schulden. [K] is bereid om bij toedeling van het aandeel in het registergoed aan hem, met verrekening van de waarde en bij ontslag van de erven uit de hoofdelijkheid door de hypotheekhoudster, afstand te doen van zijn vorderingsrechten uit de eveneens op die voorlopige staat voorkomende schulden en de erven te vrijwaren voor eventuele aanspraken uit andere schulden, door toedoen van erflaatster ontstaan tijdens samenwoning en het voeren van de gemeenschappelijke huishouding.
Volgens de erven is daarmee de nalatenschap de facto niet meer negatief.
De kantonrechter onderschrijft deze conclusie niet. Voor ontheffing kan aanleiding zijn indien de nalatenschap solvabel is en prompte voldoening van schulden is te verwachten. In het onderhavige geval is zulks onvoldoende aannemelijk. Ook wanneer [K] de getaxeerde waarde van het aandeel in het registergoed aan de nalatenschap betaalt en afstand doet van zijn vorderingsrechten op de boedel, dan nog resteert er een nadelig saldo, te weten het verschil tussen de helft van de hypotheekschuld en de waarde van het aandeel. Het enkele feit dat [K] de erven daarvoor wil vrijwaren (gesteld al dat deze schuld valt onder de voorwaarde dat deze tijdens samenwoning en het voeren van de gemeenschappelijke huishouding is ontstaan) brengt nog niet mee dat dit dan geen schuld van de nalatenschap meer is. Eventueel ontslag uit de hoofdelijkheid brengt daarin geen verandering.
Bovendien strekt de toezegging tot vrijwaring zich niet uit over eventuele schulden die voor samenwoning zijn ontstaan. Daaraan doet niet af dat daarvan tot indiening van dit verzoekschrift niet is gebleken.
De ontheffing wordt daarom niet verleend. De kantonrechter neemt kennis van de mededeling omtrent het huidige negatieve saldo van de nalatenschap (art. 4:199 lid 2 BW) waaraan in dit geval, nu alle erven vereffenaar zijn en zij worden bijgestaan door de boedelnotaris, geen waarschuwing of aanwijzing verbonden hoeft te worden.
5.
De erven hebben verzocht een beslissing op hun derde verzoek, te weten een bevel tot opheffing van de vereffening, aan te houden totdat zij over het registergoed hebben beschikt.
De kantonrechter zal een beslissing op dit onderdeel van het verzoekschrift aanhouden voor een termijn van vier maanden na heden of zoveel eerder als de boedelnotaris namens de erven een beslissing op dit derde verzoek inroept. Van de boedelnotaris wordt uiterlijk op 27 augustus 2003 in dat kader een vermogensoverzicht van de boedel verwacht.
De beslissing
De kantonrechter:
- verklaart de erven niet ontvankelijk in hun verzoek tot een machtiging om te beschikken over het aandeel in het registergoed dat deel uitmaakt van de nalatenschap;
- wijst het verzoek tot ontheffing van de verplichting om de boedelbeschrijving ter inzage te leggen af;
- houdt het verzoek tot het bevelen van de opheffing van de vereffening aan tot 27 augustus 2003 of zoveel eerder als de boedelnotaris namens de erven een beslissing wenst, waarbij alsdan een actueel vermogensoverzicht van de boedel verstrekt dient worden.
Aldus gegeven door mr. M.E.L. Fikkers, kantonrechter, en uitgesproken in de openbare terechtzitting van 29 april 2003, in tegenwoordigheid van de griffier.