ECLI:NL:RBZWO:2003:AF8500
Rechtbank Zwolle
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Vordering tot betaling en vrijwaring in het kader van een doorlopend krediet
In deze zaak heeft de naamloze vennootschap Finata Bank N.V., gevestigd te Utrecht, een vordering ingesteld tegen [A] en [B] in het kader van een doorlopend krediet. De eisende partij, vertegenwoordigd door gemachtigde gerechtsdeurwaarders Jongejan en Wisseborn, heeft op 2 december 2002 dagvaardingen uitgebracht. [B] heeft zich in de hoofdzaak gerefereerd ten aanzien van de hoogte van de vordering, maar heeft primair aangevoerd dat de schuld aan [A] verknocht is, en dat zij slechts een deel van de schuld bij echtscheiding heeft gekregen. In vrijwaring vordert [B] dat [A] wordt veroordeeld tot betaling van het bedrag waartoe zij in de hoofdzaak wordt veroordeeld, verminderd met € 207,83.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat de vermeerdering van eis niet is toegestaan ten aanzien van de niet verschenen gedaagde, [A]. De kantonrechter oordeelt dat de vordering van Finata toewijsbaar is, met wettelijke rente vanaf 19 november 2002. De kantonrechter heeft ook geoordeeld dat de vordering in vrijwaring van [B] bij verstek wordt toegewezen, omdat deze niet onrechtmatig of ongegrond voorkomt. De kosten van de procedure zijn aan [A] en [B] hoofdelijk opgelegd, evenals de kosten van de procedure in vrijwaring aan [A].
De beslissing van de kantonrechter houdt in dat [A] en [B] hoofdelijk worden veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 645,01 aan Finata, vermeerderd met wettelijke rente. Tevens wordt [A] in de vrijwaringsprocedure veroordeeld om aan [B] te betalen wat zij in de hoofdzaak is veroordeeld, met uitzondering van een bedrag van € 207,83. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en het meer of anders gevorderde is afgewezen.