ECLI:NL:RBZWO:2003:AG0210

Rechtbank Zwolle

Datum uitspraak
16 juni 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
85959 JZ RK 03-200
Instantie
Rechtbank Zwolle
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • W. Miltenburg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling minderjarige met focus op hulpaanbod en zelfstandigheid

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zwolle op 16 juni 2003 uitspraak gedaan over de verlenging van de ondertoezichtstelling van een minderjarige, die inmiddels 17 jaar oud is. De gezinsvoogdij-instelling, Bureau Jeugdzorg Overijssel, had op 2 mei 2003 een verzoek ingediend tot verlenging van de ondertoezichtstelling. De kinderrechter heeft kennisgenomen van verschillende documenten, waaronder een verslag van het verloop van de ondertoezichtstelling, een hulpverleningsplan en een psychologisch onderzoek. Tijdens de zitting op 5 juni 2003 was de moeder niet verschenen en de minderjarige had geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid om gehoord te worden.

De kinderrechter heeft vastgesteld dat de minderjarige, die opgroeit met diverse problemen, niet in staat is om de nodige hulp en ondersteuning te ontvangen van haar ouders. De kinderrechter concludeert dat de minderjarige nog steeds in een situatie verkeert waarin haar zedelijke of geestelijke belangen ernstig worden bedreigd. De gezinsvoogdij-instelling heeft onvoldoende duidelijkheid gegeven over het hulpaanbod en de wijze waarop de ondertoezichtstelling zal worden ingevuld. De kinderrechter heeft daarom besloten de ondertoezichtstelling te verlengen tot 19 augustus 2003, maar heeft het verzoek voor de overige duur aangehouden.

De kinderrechter heeft de gezinsvoogdij-instelling opgedragen om voor de volgende zitting, die op 18 augustus 2003 zal plaatsvinden, duidelijkheid te geven over het hulpaanbod en de ondersteuning die aan de minderjarige zal worden geboden. Tevens is de kinderrechter van mening dat de minderjarige en haar ouders de gelegenheid moeten krijgen om hun zienswijze naar voren te brengen tijdens deze zitting. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad, wat betekent dat de verlenging van de ondertoezichtstelling onmiddellijk van kracht is, ongeacht eventuele hoger beroep procedures.

Uitspraak

RECHTBANK ZWOLLE
Sector civiel recht
Kinderrechter.
Zaaknummer : 85959 JZ RK 03-200
Datum : 16 juni 2003
B E S C H I K K I N G
in de zaak van:
BUREAU JEUGDZORG OVERIJSSEL,
Sector Jeugd en Gezin,
gevestigd 8000 AN Zwolle,
Postbus 568, Rechterland 1,
vertegenwoordigd door [vertegenwoordiger verzoekster],
hierna als de gezinsvoogdij-instelling aangeduid,
verzoekster,
en
1. [moeder],
wonende [postcode moeder] [woonplaats],
[adres moeder],
hierna als de moeder aangeduid,
2. [vader],
wonende [postcode vader] [woonplaats],
[adres vader],
hierna als de vader aangeduid,
belanghebbenden.
HET VERLOOP VAN DE PROCEDURE
De gezinsvoogdij-instelling heeft op 2 mei 2003 onder bovenvermeld zaaknummer een verzoekschrift ingediend tot verlenging ondertoezichtstelling.
De kinderrechter heeft kennis genomen van:
- een verslag van het verloop van de ondertoezichtstelling;
- het hulpverleningsplan;
- een verslag van een psychologisch onderzoek betreffende de hierna vermelde minderjarige van drs. G.J. Postma, Orthopedagoog, GZ-psycholoog;
- een brief van de minderjarige d.d. 16 mei 2003.
De zaak is behandeld ter terechtzitting met gesloten deuren op 5 juni 2003.
Verschenen zijn:
- de vader;
- [medewerker verzoekster] namens de gezinsvoogdij-instelling.
De moeder, hoewel behoorlijk opgeroepen, is niet verschenen.
De hierna vermelde minderjarige heeft geen gebruik gemaakt van de geboden gelegenheid te worden gehoord.
DE VASTSTAANDE FEITEN
Het minderjarig kind van de moeder en de vader is:
[minderjarige], geboren op [geboortedatum minderjarige] in de gemeente [woonplaats].
De moeder en de vader zijn belast met het gezag.
De minderjarige verblijft elders.
Bij beschikking van 17 juni 2002 heeft de kinderrechter in deze rechtbank de minderjarige tot 17 juni 2003 onder toezicht gesteld van de gezinsvoogdij-instelling.
DE BEOORDELING VAN DE ZAAK
De gezinsvoogdij-instelling heeft verlenging van de termijn van de ondertoezichtstelling met een jaar verzocht.
Ter onderbouwing van haar verzoek verwijst de gezinsvoogdij-instelling naar het verslag van het verloop van de ondertoezichtstelling alsmede naar het hulpverleningsplan.
Op grond van de overgelegde stukken en hetgeen tijdens de zitting naar voren is gebracht komt de kinderrechter tot de slotsom dat [minderjarige] op vele gebieden zowel lichamelijke als sociaal-emotionele problemen heeft. Haar ouders zijn niet in staat gebleken [minderjarige] te motiveren, te stimuleren en te beschermen alsmede de belangen van [minderjarige] te behartigen. Bovendien lijkt [minderjarige] niet in staat bijsturing en correctie te accepteren. Uit het psychologisch onderzoek blijkt (rapport van 5 maart 2003) dat [minderjarige] zich heeft ontwikkeld tot een persoonlijkheid met psychéneurotische problemen. De traumatische ervaringen die zij zowel in haar jeugd als in haar adolescentieperiode heeft meegemaakt, heeft zij door het ontbreken van structuur en veiligheid in het leven tot op heden niet kunnen verwerken. Naar het oordeel van de kinderrechter groeit [minderjarige] zodanig op dat haar zedelijke of geestelijke belangen of haar gezondheid nog steeds ernstig worden bedreigd.
De hulpverlening is vanwege de zwangerschap en de geboorte van de dochter van [minderjarige] [dochter van minderjarige] op [geboortedatum dochter minderjairge] nog niet gestart. Het afgelopen jaar is met name gebruikt voor het opbouwen van vertrouwen van [minderjarige] in de gezinsvoogdij respectievelijk in de hulpverlening.
[minderjarige] is mede psychologisch onderzocht om op basis van de resultaten van dat onderzoek hulpverlening te kunnen opstarten.
[minderjarige] verzet zich tegen verlenging van de ondertoezichtstelling. Hierop baseert de kinderrechter de conclusie dat een vertrouwensband tussen [minderjarige] en de gezinsvoogdij-instelling nog niet is ontstaan. Uit het psychologisch onderzoek komt naar boven dat het vanwege het ontbreken van vertrouwen van [minderjarige] in de hulpverlening, het thans nog niet mogelijk is een inzichtgevende therapie bij haar op te starten.
[minderjarige] zelf lijkt vooralsnog slechts praktische hulpvragen te hebben over inkomen en huisvesting. [minderjarige] is inmiddels 17 jaar oud. Uit de overgelegde stukken blijkt geenszins op welke wijze de gezinsvoogdij-instelling invulling aan de ondertoezichtstelling wil geven. Een recent hulpverleningsplan, met inachtneming van de resultaten van het psychologisch onderzoek opgesteld, ontbreekt.
Enerzijds houdt de gezinsvoogdij-instelling toezicht op de minderjarige, en anderzijds zorgt de gezinsvoogdij-instelling ervoor dat de minderjarige en de met het gezag belaste ouder hulp en steun wordt geboden ten einde de bedreiging van de zedelijke of geestelijke belangen of de gezondheid van de minderjarige af te wenden (zie artikel 1:257, eerste lid, van het burgerlijk wetboek).
Gelet op de leeftijd van [minderjarige] houdt dat in haar situatie in dat de aan te bieden steun gericht dient te zijn op vergroting van haar zelfstandigheid (zie artikel 1:257, derde lid, van het burgerlijk wetboek). Zowel in de overgelegde stukken als tijdens de zitting is de term "de vinger aan de pols houden" gebruikt. De kinderrechter vat dit op als het toezicht houden op [minderjarige]. De kinderrechter is bevoegd een minderjarige onder toezicht te stellen dan wel de ondertoezichtstelling te verlengen indien een minderjarige zodanig opgroeit dat zijn zedelijke of geestelijke belangen of zijn gezondheid ernstig worden bedreigd. De kinderrechter is evenwel daartoe niet verplicht. Nu de minderjarige inmiddels 17 jaar is en zich schriftelijk heeft verzet tegen verlenging van de ondertoezichtstelling ligt het op de weg van de gezinsvoogdij-instelling aan te geven waaruit de aan te bieden steun bestaat. De kinderrechter zal daarom de ondertoezichtstelling voor een beperkte termijn, zoals hieronder is aangegeven, verlengen en voor het overige het verzoek aanhouden. De gezinsvoogdij-instelling kan ter gelegenheid van de voortgezette behandeling nader aangeven waaruit de aangeboden steun bestaat. Tevens dringt de kinderrechter er bij [minderjarige] op aan dat zij bij die voortgezette behandeling zelf haar verhaal komt doen.
Ook de moeder van [minderjarige] stelt kennelijk, zoals blijkt uit het evaluatieverslag, geen prijs meer op verlenging van de ondertoezichtstelling. De kinderrechter dringt er ook bij haar op aan bij de voortgezette behandeling haar zienswijze in persoon naar voren te komen brengen.
Onlangs heeft [minderjarige] een dochter gekregen. Zij het langs indirecte weg, raakt de ondertoezichtstelling van [minderjarige] ook de zorg voor haar baby. De kinderrechter wenst tevens geïnformeerd te worden over de belangenbehartiging van de baby.
De kinderrechter zal het verzoek verlengen tot 19 augustus 2003 en voor het overige aanhouden. Op na te melden zitting zal aan de orde komen of verlenging voor de overige duur van de ondertoezichtstelling zal worden verleend. De kinderrechter wenst minimaal één week voor deze zitting door de gezinsvoogdij-instelling te worden geïnformeerd over de hierboven gestelde vragen.
BESLISSING
Verlengt de termijn van de ondertoezichtstelling van de minderjarige voornoemd met ingang van 17 juni 2003 tot 19 augustus 2003.
Handhaaft BUREAU JEUGDZORG OVERIJSSEL, Sector Jeugd en Gezin als gezinsvoogdij-instelling.
Stelt de gezinsvoogdij-instelling, de vader, de moeder en de minderjarige in staat te worden gehoord op de zitting van maandag 18 augustus 2003 te 10.30 uur.
Houdt iedere verdere beslissing aan.
Verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Aldus gegeven door mr. W. Miltenburg, kinderrechter, in tegenwoordigheid van
P. Groothedde als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 16 juni 2003.
HOGER BEROEP
Mocht u, verzoeker of belanghebbende, zich niet met de beslissing van de kinderrechter kunnen verenigen, dan kunt u daartegen hoger beroep instellen bij het gerechtshof te Arnhem. Hoger beroep dient binnen een bepaalde termijn te worden ingesteld, tenzij een ander dat al heeft gedaan. Die termijn is voor verzoeker en voor de belanghebbende, aan wie een afschrift van deze beschikking is verstrekt of verzonden, drie maanden na de datum van de uitspraak.
Voor het instellen van hoger beroep is tussenkomst van een procureur/advocaat verplicht.