RECHTBANK ZWOLLE
Sector civiel recht
Kinderrechter.
Zaaknummers : 86157 JZ RK 03-208
86885 JZ RK 03-261
Datum : 10 juni 2003
B E S C H I K K I N G
in de zaak van:
BUREAU JEUGDZORG OVERIJSSEL,
Sector Jeugd en Gezin,
gevestigd 8000 AN Zwolle,
Postbus 568, Rechterland 1,
vertegenwoordigd door T. Dreier Gligoor,
hierna als de gezinsvoogdij-instelling aangeduid,
verzoekster,
1. [moeder],
en
2. [vader],
beiden wonende [postcode] [woonplaats],
[adres],
hierna als de moeder c.q. de vader aangeduid,
belanghebbenden.
HET VERLOOP VAN DE PROCEDURE
De gezinsvoogdij-instelling heeft op 9 mei 2003 en op 5 juni 2003 onder bovenvermelde zaaknummers verzoekschriften ingediend tot machtiging uithuisplaatsing.
Omdat op 5 juni 2003 machtiging is verzocht tot plaatsing van de minderjarige in een gesloten inrichting is op 5 juni 2003 aan het bureau rechtsbijstandvoorziening bevolen een raadsman aan de minderjarige toe te voegen.
De kinderrechter heeft kennis genomen van:
- een verslag van het verloop van de ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing;
- het hulpverleningsplan;
- een rapportage betreffende de hierna vermelde minderjarige van Stichting Commujon
d.d. 3 juni 2003.
De zaken zijn behandeld ter terechtzitting met gesloten deuren op 5 juni 2003 en op 10 juni 2003.
Op de zitting van 5 juni 2003 zijn, hoewel behoorlijk opgeroepen, de moeder, de vader en de gezinsvoogdij-instelling niet verschenen.
Op de zitting van 10 juni 2003 zijn verschenen:
- de moeder;
- T. Dreier Gligoor namens de gezinsvoogdij-instelling.
De vader, hoewel behoorlijk opgeroepen, is niet verschenen.
De minderjarige, bijgestaan door mr. K. Kok, advocaat te Zwolle, heeft gebruik gemaakt van de geboden gelegenheid te worden gehoord.
Het minderjarig kind van de moeder en de vader is:
[minderjarige], geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats].
De moeder en de vader zijn belast met het gezag.
De minderjarige verblijft elders.
Bij beschikking van 19 december 2002 heeft de kinderrechter in deze rechtbank de minderjarige tot 19 december 2003 onder toezicht gesteld van de gezinsvoogdij-instelling.
Tevens is bij die beschikking de gezinsvoogdij-instelling gemachtigd de minderjarige tot 19 maart 2003 uit huis te plaatsen in een voorziening voor crisisplaatsing.
Van deze machtiging is geen gebruik gemaakt.
DE BEOORDELING VAN DE ZAAK
Op 9 mei 2003 heeft de gezinsvoogdij-instelling machtiging verzocht [minderjarige] uit huis te plaatsen in een voorziening voor verzorging en opvoeding voor de duur van de ondertoezichtstelling verzocht.
Op 5 juni 2003 heeft de gezinsvoogdij-instelling machtiging verzocht [minderjarige] uit huis te plaatsen in een gesloten inrichting voor de duur van 6 maanden verzocht.
Omdat op het moment van de zitting van 5 juni 2003 al bekend was dat er een nieuw verzoek tot machtiging uithuisplaatsing in een gesloten inrichting zou worden ingediend heeft de kinderrechter het verzoek machtiging uithuisplaatsing in een voorziening voor verzorging en opvoeding aangehouden tot 10 juni 2003.
Ter onderbouwing van haar verzoek verwijst de gezinsvoogdij-instelling naar het verslag van het verloop van de ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing alsmede naar het hulpverleningsplan.
Ter onderbouwing van haar verzoek [minderjarige] uit huis te plaatsen in een gesloten inrichting verwijst de gezinsvoogdij-instelling mede naar een rapportage van de Stichting Commujon.
De kinderrechter maakt zich op grond van de overgelegde stukken en hetgeen tijdens de zitting van 10 juni 2003 naar voren is gebracht, evenals de gezinsvoogdij-instelling, zorgen over het gedrag van [minderjarige].
[minderjarige] verblijft sinds 15 mei 2003 in de instelling Commujon te Borculo. Dit is een zogenaamde open voorziening voor verzorging en opvoeding.
Op dit moment kan, zoals hieronder zal worden gemotiveerd, door de kinderrechter niet worden beslist op het verzoek van de gezinsvoogdij-instelling haar te machtigen [minderjarige] uit huis te plaatsen in een gesloten inrichting. Indien zo'n machtiging zal worden verleend, staat nog geenszins vast op welke termijn die machtiging ten uitvoer gelegd zal worden.
De kinderrechter komt evenwel op grond van de overgelegde stukken en hetgeen tijdens de zitting naar voren is gebracht tot de slotsom dat het in het belang van de verzorging en opvoeding van [minderjarige] of tot onderzoek van zijn geestelijke of lichamelijke gesteldheid noodzakelijk is de gezinsvoogdij-instelling te machtigen [minderjarige] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een voorziening voor verzorging en opvoeding. Het verzoek ten aanzien van deze machtiging zal worden toegewezen.
Aan de plaatsing zijn kosten verbonden, in welke kosten de ouders dienen bij te dragen, conform het Besluit Justitiële Kinderbescherming en Vrijwillige Jeugdhulpverlening.
Reeds tijdens zijn korte verblijf in Commujon is gebleken dat [minderjarige] met gedragsproblemen te kampen heeft. Commujon heeft daarover in zijn overgelegde rapportage, verslag gedaan.
Uit de overgelegde stukken noch uit hetgeen namens de gezinsvoogdij-instelling tijdens de zitting van 10 juni 2003 naar voren is gebracht, is de kinderrechter gebleken dat voortzetting van het verblijf van [minderjarige] in Commujon definitief niet meer mogelijk is. Binnen de instelling is, zo heeft de kinderrechter begrepen, de besluitvorming daarover nog niet afgerond.
[minderjarige] realiseert zich dat zijn gedrag op Commujon, tot nu toe, ertoe zou kunnen leiden dat zijn verblijf op Commujon niet voortgezet kan worden. Hij wenst echter in Commujon te blijven en hij heeft tijdens de zitting van 10 juni jl. beterschap beloofd.
Naar het voorlopig oordeel van de kinderechter is genoegzaam komen vast te staan dat voor wat [minderjarige] betreft, er sprake is van ernstige gedragsproblemen.
Plaatsing in een gesloten inrichting is een vrijheidsbenemende maatregel. Een machtiging tot plaatsing van een minderjarige in een gesloten inrichting kan slechts worden verleend indien die plaatsing vereist is wegens ernstige gedragsproblemen van de minderjarige. Juist met het oog op het vrijheidsbenemende karakter van de plaatsing van een minderjarige in een gesloten inrichting, schrijft de wet voor dat, voor de behandeling van een dergelijk verzoek, aan de minderjarige een raadsman wordt toegevoegd. De zienswijze, dat plaatsing van een minderjarige in een gesloten inrichting in zijn belang is, is niet relevant voor beantwoording van de vraag of een machtiging tot plaatsing in een gesloten inrichting al dan niet verleend dient te worden. Dit neemt uiteraard niet weg, dat bij de aanwezigheid van ernstige gedragsproblemen het tevens in het belang van een minderjarige kan zijn in een gesloten inrichting geplaatst te worden.
Het proportionaliteitsbeginsel brengt naar het oordeel van de kinderrechter met zich dat tot het verlenen van een machtiging [minderjarige] te plaatsen in een gesloten inrichting kan worden overgegaan als vast staat dat het verblijf van [minderjarige] in Commujon niet gecontinueerd kan worden. Die zekerheid bestaat niet. Om proceseconomische redenen zal de kinderrechter het verzoek van de gezinsvoogdij-instelling haar te machtigen [minderjarige] uit huis te plaatsen in een gesloten inrichting niet afwijzen, doch aanhouden tot de in het dictum te noemen zitting. Indien de gezinsvoogdij-instelling dat wenst, kan zij schriftelijk en gemotiveerd verzoeken haar verzoek tijdens een eerdere zitting te behandelen.
Ter voorkoming van misverstanden wil de kinderrechter er ten overvloede op wijzen dat vorenstaande geenszins inhoudt dat voorafgaande aan een plaatsing in een gesloten inrichting eerst een niet succesvolle plaatsing in een zogenaamde open voorziening moet hebben plaatsgevonden. Indien aan de wettelijke criteria is voldaan zal een machtiging tot plaatsing in een gesloten inrichting worden verleend, ongeacht het daaraan voorafgaande traject. Het specifieke van de onderhavige zaak is dat kort voor indiening van het verzoek tot verlening van een machtiging tot plaatsing in een gesloten inrichting de gezinsvoogdij-instelling een verzoek tot het verlenen van een machtiging tot plaatsing van [minderjarige] in een open voorziening voor verzorging en opvoeding heeft ingediend, en [minderjarige] inmiddels in zo'n voorziening verblijft.
Verleent de gezinsvoogdij-instelling machtiging de minderjarige voornoemd met ingang van 10 juni 2003 tot 19 december 2003 uit huis te plaatsen in een voorziening voor verzorging en opvoeding.
Verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Houdt voor het overige iedere beslissing aan.
Stelt de gezinsvoogdij-instelling, de moeder, de vader en de minderjarige in de gelegenheid te worden gehoord op de zitting van maandag 4 augustus 2003 te 10:30 uur, Luttenbergstraat 5 te Zwolle.
Aldus gegeven door mr. W. Miltenburg, kinderrechter, in tegenwoordigheid van
F.A. Paasman als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 10 juni 2003.
De griffier is buiten
staat deze beschikking mede te ondertekenen.
Mocht u, verzoeker of belanghebbende, zich niet met de beslissing van de kinderrechter kunnen verenigen, dan kunt u daartegen hoger beroep instellen bij het gerechtshof te Arnhem. Hoger beroep dient binnen een bepaalde termijn te worden ingesteld, tenzij een ander dat al heeft gedaan. Die termijn is voor verzoeker en voor de belanghebbende, aan wie een afschrift van deze beschikking is verstrekt of verzonden, drie maanden na de datum van de uitspraak.
Voor het instellen van hoger beroep is tussenkomst van een procureur/advocaat verplicht.