ECLI:NL:RBZWO:2003:AH9534

Rechtbank Zwolle

Datum uitspraak
9 juli 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
873787 KG ZA 03-295
Instantie
Rechtbank Zwolle
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • J. van der Hulst
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Besluitvorming en overleg rondom de verplaatsing van zorg door de Stichting IJsselmeerziekenhuizen

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zwolle op 9 juli 2003 uitspraak gedaan in een kort geding tussen de Stichting Platform Zorggebruikersbelangen Noordoostpolder/Urk en de Stichting IJsselmeerziekenhuizen. Het Platform had de vordering ingesteld omdat zij van mening was dat het ziekenhuis onvoldoende overleg had gevoerd met betrokken partijen over de verplaatsing van zorg van het Dr. J.H. Jansenziekenhuis in Emmeloord naar het Zuiderzeeziekenhuis in Lelystad. De voorzieningenrechter oordeelde echter dat, hoewel de laatste fase van het besluitvormingsproces niet ideaal was, het ziekenhuis voldoende inspanningen had geleverd om tot overeenstemming te komen met de stakeholders. De rechter benadrukte dat de zorgwekkende situatie bij het ziekenhuis, die ingrijpende maatregelen vereiste, een belangrijke rol speelde in de beslissing. Het ziekenhuis had de betrokken partijen geïnformeerd en had hen de gelegenheid gegeven om hun mening te geven over het concept Plan van Aanpak. De voorzieningenrechter concludeerde dat het ziekenhuis niet verplicht was om het overleg opnieuw te openen of bemiddeling te zoeken, en wees de vorderingen van het Platform en de gemeenten af. Tevens werden de kosten van het geding aan het Platform en de gemeenten opgelegd.

Uitspraak

RECHTBANK ZWOLLE
Zaaknr/rolnr: 87387 / KG ZA 03-295
Uitspraak: 9 juli 2003
DE VOORZIENINGENRECHTER IN KORT GEDING
V O N N I S
in de zaak, aanhangig tussen:
1. de stichting STICHTING PLATFORM ZORGGEBRUIKERSBELANGEN NOORDOOSTPOLDER/ URK,
gevestigd te Emmeloord,
eiseres in de hoofdzaak, verweerster in het incident tot voeging,
procureur mr. H.K. Scholtens,
advocaat mr. E.J.C. de Jong te Utrecht,
2. de GEMEENTE NOORDOOSTPOLDER,
zetelende te Noordoostpolder,
3. de GEMEEENTE URK,
zetelende te Urk,
gevoegde partijen in de hoofdzaak, eiseressen in het incident tot voeging,
procureur mr. M.J.G. Peters,
en
de stichting STICHTING IJSSELMEERZIEKENHUIZEN,
gevestigd te Lelystad,
gedaagde in de hoofdzaak, verweerster in het incident tot voeging,
advocaat mr. W.K. Bischot te Amsterdam.
PROCESGANG
De Stichting Platform Zorggebruikersbelangen Noordoostpolder/Urk (hierna te noemen het Platform) heeft de Stichting IJsselmeerziekenhuizen (hierna te noemen het ziekenhuis) doen dagvaarden in kort geding.
De vordering strekt ertoe om bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, het ziekenhuis te bevelen:
a. het overleg met de stakeholders, althans het Platform en de stakeholders waarvan in ieder geval bekend is dat zij bezwaren hebben tegen (delen van) het Plan van Aanpak, te heropenen binnen twee maanden na betekening van dit vonnis en daarbij te voldoen aan de verplichtingen die voortvloeien uit de beleidsregels ex art. 3 Wet Ziekenhuisvoorzieningen onder paragraaf 2.4.2. sub d en als mocht blijken dat niet tot overeenstemming kan worden gekomen daarbij in overleg met het Platform (en andere bezwaarmakende stakeholders) gezamenlijk een onafhankelijke bemiddelaar te benoemen; en
b. af te zien van het nemen van ingrijpende beslissingen, zoals het (gedeeltelijk) sluiten van afdelingen als de kinderafdeling en de spoedeisende hulp-afdeling in Emmeloord of het concentreren van zorg op één van beide locaties van het ziekenhuis, tot nadat het overleg met de stakeholders dan wel met het Platform zal zijn afgesloten, welk moment door de mogelijk te benoemen bemiddelaar zal worden bepaald;
op straffe van een dwangsom van € 25.000,- voor iedere dag dat na betekening niet aan het vonnis wordt voldaan, van € 50.000,- per overtreding en van € 10.000,- voor iedere dag dat de overtreding voortduurt,
althans een zodanige beslissing te nemen als de voorzieningenrechter in goede jusititie mag vermenen te behoren en het ziekenhuis te veroordelen in de kosten van dit geding.
Tegen deze vordering is door het ziekenhuis verweer gevoerd met conclusie tot afwijzing van de vorderingen en veroordeling van het Platform en de gemeenten in de kosten van deze procedure.
Nadat de incidentele vordering van de gemeente Noordoostpolder en de gemeente Urk tot voeging aan de zijde van de eisende partij door de voorzieningenrechter is toegewezen, hebben partijen hun standpunten over en weer toegelicht, waarna op verzoek van partijen vonnis is bepaald.
MOTIVERING
1. Vaststaande feiten
1.1 De Stichting IJsselmeerziekenhuizen exploiteert een algemeen ziekenhuis dat is gevestigd op twee locaties: Lelystad (het Zuiderzeeziekenhuis) en Emmeloord (het Dokter J.H. Jansenziekenhuis). Het ziekenhuis is in 1990 ontstaan door een bestuurlijke fusie van de beide hiervoor genoemde ziekenhuizen.
1.2 Het Platform heeft onder meer als doelstelling het optimaliseren van de lokale ziekenhuiszorg door te streven naar een volwaardig voortbestaan van het Dokter J.H. Jansenziekenhuis te Emmeloord, in die zin dat in dit ziekenhuis zeven dagen per week gedurende vierentwintig uur per dag klinische en poliklinische zorg op de afdelingen kindergeneeskunde, gynaecologie/verloskunde, cardiologie, chirurgie en interne geneeskunde wordt geleverd, alsmede dat er sprake is van een vierentwintiguurs openstelling van een volwaardige spoedeisende hulp- en intensive care-afdeling. Het Platform vloeit voort uit het Platform Zorggebruikersbelangen Noordoostpolder/Urk en vertegenwoordigt een groot aantal organisaties uit het maatschappelijk leven in de Noordoostpolder en Urk.
1.3 Het ziekenhuis kampt al jaren met problemen. Medio 2002 heeft de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) een aanwijzing gegeven aan het ziekenhuis. Tevens is op verzoek van de minister een onderzoekscommissie ingesteld die diende te adviseren over de toekomst van het ziekenhuis. Deze commissie -Commissie IJsselmeerziekenhuizen- heeft op 16 augustus 2002 rapport uitgebracht (ook wel rapport-Kraaijeveld genoemd). De Commissie heeft onder meer geadviseerd om te komen tot één ziekenhuis op twee locaties met één directie en één medische staf. Volledige integratie van zorg diende plaats te vinden door middel van functieverdeling over en profilering van de twee locaties.
De Commissie heeft ook voorgesteld te starten met een stakeholdersoverleg waarbij partijen in de regio dienden te worden uitgenodigd voor overleg.
1.4 Op 19 augustus 2002 is de heer J.W. Brinkman benoemd als interim-directeur bij het ziekenhuis.
1.5 Op 5 september 2002 heeft het eerste stakeholdersoverleg plaatsgevonden. Naast het ziekenhuis waren aanwezig de gemeenten Noordoostpolder/Urk en Lelystad, de cliëntenraad, de provincie Flevoland, de GGD/ambulancedienst en de zorgverzekeraars. Het rapport-Kraaijeveld vormde onderwerp van het overleg.
Het Platform werd vanaf de tweede vergadering bij het stakeholdersoverleg betrokken, evenals de huisartsen. Bij deze tweede vergadering was ook de door het ziekenhuis aangezochte voorzitter, prof. dr. C.W. Vroom, voor het eerst aanwezig.
1.6 In het najaar 2002 heeft de door het Platform Zorggebruikersbelangen Noordoostpolder en Urk ingeschakelde Sturkenboom Groep rapport uitgebracht. De opdracht van het Platform hield in dat een alternatief diende te worden opgesteld voor de op dat moment in uitwerking zijnde plannen van het interim-ziekenhuisbestuur. Volgens de Sturkenboom Groep waren de plannen van dat bestuur gedoemd te mislukken. De conclusie was dat het beter leek om terug te gaan naar de situatie voor 1990: twee zelfstandige basisziekenhuizen in Lelystad en Emmeloord.
1.7 Bij brief van 10 oktober 2002 heeft de minister van VWS aan de Tweede Kamer bericht dat de door hem eerder gegeven aanwijzing aan het ziekenhuis, inhoudende dat geen richtinggevende besluiten mogen worden genomen, werd gehandhaafd tot een nieuwe Raad van Toezicht zou zijn benoemd. Een en ander hield blijkens de brief in dat de functies die op dat moment in Emmeloord werden uitgeoefend in stand zouden moeten worden gehouden. Meer concreet stelde de minister in zijn brief onder meer dat chirurgie en interne geneeskunde gedurende 7x24 uur beschikbaar zouden zijn alsmede dat klinische kindergeneeskunde in Emmeloord gehandhaafd zou blijven. Ook spoedeisende hulp in algemene zin zou in Emmeloord aanwezig blijven. Het ziekenhuis werd bovendien gevraagd in overleg met de verzekeraar een stappenplan op te stellen met betrekking tot de wijze van terugkeer van de klinische gynaecologie in Emmeloord.
1.8 Op verzoek van de minister van VWS heeft oud-minister Hermans -eveneens in het najaar van 2002- een onderzoek ingesteld naar de mogelijkheden voor ontvlechting van het ziekenhuis. Voorwaarde voor de ontvlechting was dat er een alternatieve fusiepartner aanwezig was omdat een zelfstandig ziekenhuis in Emmeloord voor de minister noch voor de Inspectie (IGZ) een nader te onderzoeken optie was. De conclusie van Hermans was dat geen van de in aanmerking komende partijen bereid was tot een fusie met de locatie Emmeloord als volwaardig basisziekenhuis.
In een brief van de minister van VWS aan de voorzitter van de Tweede Kamer van 6 december 2002 is vervolgens neergelegd dat voor de minister voortzetting van de samenwerking tussen Emmeloord en Lelystad de enige optie was. Het ziekenhuis werd verzocht om het door de voorganger van de minister bij brief van 10 oktober 2002 gevraagde stappenplan verder te ontwikkelen en tot uitvoering te brengen. Het stappenplan diende voor 15 januari 2003 te worden gepresenteerd.
1.9 In januari 2003 heeft Brinkman een concept Plan van Aanpak gepresenteerd.
1.10 Bij het derde stakeholdersoverleg op 15 januari 2003 was mevrouw Van Montfrans namens de Raad van Toezicht aanwezig. Blijkens de notulen van de vergadering was zij door de Raad van Toezicht verzocht de externe partijen te ondersteunen (daar waar daar behoefte aan was) bij het proces rond de bespreking van het Plan van Aanpak.
Tijdens het overleg hebben de stakeholders gelegenheid gekregen op het concept Plan van Aanpak te reageren.
1.11 Op 26 februari 2003 heeft het vierde stakeholdersoverleg plaatsgevonden. Aan de orde was onder meer de oprichting van drie werkgroepen, te weten de Werkgroep Bereikbaarheid en Beschikbaarheid Acute Zorg, de Werkgroep Moeder- en Kindzorg (Geboortezorg) en de Werkgroep Ontwikkeling Lange Termijn Plan.
1.12 Op 2 april 2003 vond opnieuw overleg plaats met de stakeholders. Tijdens dit overleg werd onder andere de voortgang van de werkgroepen Geboortezorg en Bereikbaarheid en Beschikbaarheid Acute Zorg besproken.
1.13 Bij brief van 9 april 2003 heeft Brinkman de stakeholders geïnformeerd over het verdere besluitvormingsproces rond de IJsselmeerziekenhuizen.
1.14 Op 22 april 2003 is door het ziekenhuis een besluit genomen en is het definitieve Plan van Aanpak gepresenteerd. Daarin is neergelegd dat het uit oogpunt van kwaliteit in combinatie met doelmatigheid en financierbaarheid niet mogelijk was om op beide locaties van het ziekenhuis een volledige 7x24-uur acute en intensieve zorg te leveren maar dat acute zorg moet worden gedifferentieerd: op de locatie Lelystad IC en volledige 24-uur spoedeisende hulp (SEH) en op de locatie Emmeloord post-operatieve nazorg en een beperkte 24-uur SEH gericht op diagnostiek, behandelen van low-care aandoeningen en stabilisatie van meer complexe patiënten waarna deze in Lelystad verder worden geholpen. Tevens is een stappenplan gepresenteerd voor het besluitvormingsproces.
De werkgroepen Geboortezorg en Bereikbaarheid en Beschikbaarheid Acute Zorg kregen opdracht het bestuur te adviseren over spreiding van gynaecologie/verloskunde en kindergeneeskunde over beide locaties respectievelijk de vormgeving van de acute zorg in de regio.
1.15 De rapporten van de hiervoor genoemde werkgroepen waren niet gereed voor het zesde stakeholdersoverleg van 5 juni 2003. Ter vergadering hebben de werkgroepvoorzitters een toelichting gegeven. Het Platform was onder protest aanwezig.
1.16 Bij brief van 10 juni 2003 heeft de voorzitter van het stakeholdersoverleg aan de Raad van Bestuur en de Raad van Toezicht van het ziekenhuis medegedeeld dat de overgrote meerderheid van de stakeholders zich kon vinden in de zorgvuldige manier waarop het ziekenhuis tot nu toe openheid van zaken had gegeven en was ingegaan op suggesties van de zijde van de stakeholders. Dat laatste had met name betrekking op de instelling van de onder r.o. 1.11 genoemde werkgroepen. In hun visie had het ziekenhuis ook aantoonbaar gestreefd naar het bereiken van overeenstemming met de stakeholders. Een minderheid was volgens de voorzitter van mening dat het ziekenhuis onvoldoende gehoor had gegeven aan hun bijdragen en stellingen.
1.17 Op 10 juni 2003 heeft bekrachtiging plaatsgevonden van de besluitvorming van 22 april 2003. Onder meer is besloten een extra voorzieningenpakket voor acute opvang in Emmeloord te realiseren voor in beginsel twee jaar onder voorwaarde van instemming van de Inspectie en financiering door de Provincie en de gemeenten. De stakeholders zijn bij brief van 12 juni 2003 ingelicht over de besluitvorming. In die brief is ook opgenomen dat de voorgestelde maatregelen zo spoedig mogelijk in het Plan van Aanpak zullen worden geïmplementeerd.
1.18 Het ziekenhuis heeft recentelijk aangekondigd de kinderafdeling in Emmeloord voorlopig te zullen sluiten.
2. Het geschil en de beoordeling daarvan
2.1 Kern van het geschil tussen partijen betreft de vraag of het ziekenhuis heeft gehandeld in overeenstemming met de op grond van artikel 3 Wet Ziekenhuisvoorzieningen vastgestelde beleidsregels. Meer in het bijzonder is de vraag of de voorgenomen plannen tot concentratie of tot nieuwe verdeling van zorg zorgvuldig en maatschappelijk verantwoord tot stand zijn gekomen en of aantoonbaar is gestreefd naar overeenstemming.
2.2 Uit voornoemde beleidsregels vloeit voort dat het ziekenhuis vooraf de betrokken partijen in de desbetreffende gezondheidsregio, ten opzichte waarvan het zijn maatschappelijke functie uitoefent, over de voorgenomen plannen informeert en verantwoording aflegt en met hen tot overeenstemming probeert te komen, zo nodig via bemiddeling.
Deze beleidsregels schrijven derhalve geen consensus tussen de betrokken partijen voor. Voldoende is een streven naar overeenstemming. Thans dient te worden vastgesteld of het ziekenhuis zich voldoende heeft beijverd om tot overeenstemming te komen.
2.3 Uitgangspunt daarbij vormt de zorgwekkende situatie bij het ziekenhuis. Mede gelet op de ruim tienjarige geschiedenis en in het bijzonder de tijdelijke patiëntenstop en de aanwijzing van de minister vorig jaar kan worden geconstateerd dat (ingrijpende) maatregelen noodzakelijk zijn. De totstandkoming van en besluitvorming rond het Plan van Aanpak dient dan ook in dat licht te worden beoordeeld.
2.4 Tussen partijen is niet in geschil dat de belanghebbende partijen door het ziekenhuis bij het besluitvormingsproces zijn betrokken. Daartoe dienden in het bijzonder de stakeholdersoverleggen die vrijwel direct na de benoeming van Brinkman als interim-bestuurder van de grond zijn gekomen. Uit de door het ziekenhuis overgelegde en op zich niet betwiste notulen van de eerste vijf stakeholdersoverleggen kan worden afgeleid dat die stakeholders van meet af aan zijn geïnformeerd over de plannen van het (nieuwe) bestuur.
Informatie werd bovendien schriftelijk verstrekt in de vorm van brieven en/of notities. In dat verband kan onder meer worden gewezen op de als produktie 6 door het ziekenhuis overgelegde notitie van 19 februari 2003 naar aanleiding van de reacties van de stakeholdes op het Plan van Aanpak alsmede op de als produktie 10 overgelegde schriftelijke beantwoording van vragen naar aanleiding van dat Plan van Aanpak. Uit de overgelegde stukken blijkt voorts dat het ziekenhuis aangedragen alternatieven niet heeft genegeerd. Verschillende scenario's zijn financieel getoetst (zo volgt uit het rapport van de Stuurgroep scenario's IJsselmeerziekenhuizen van 17 april 2003) en aan de Inspecteur-Generaal voor de Gezondheidszorg voorgelegd. Niet geoordeeld kan dan ook worden dat er sprake is geweest van een schijnvertoning, zoals door het Platform wordt gesteld.
2.5 Het Platform heeft voorts gesteld dat de 'echte' stakeholders niet daadwerkelijk zijn betrokken bij de reorganisatie van de zorg. Anders dan het Platform is de voorzieningenrechter evenwel van oordeel dat geen onderscheid kan worden gemaakt tussen (categorieën) van stakeholders. Het gaat er volgens de beleidsregels om dat alle partijen ten opzichte waarvan het ziekenhuis zijn maatschappelijk functie uitoefent, bij de besluitvorming worden betrokken zonder dat een onderscheid wordt gemaakt in het aantal mensen dat zij vertegenwoordigen dan wel in de mate waarin zij door het voorgenomen besluit worden getroffen. Dat brengt mee dat het belang van bijvoorbeeld de ziektekostenverzekeraars die een en ander moeten financieren in gelijke mate dient te worden meegewogen als het belang van het Platform en het belang van bepaalde gemeenten. In het onderhavige geval had het ziekenhuis te maken met verschillende stakeholders die verschillende oplossingen voor de bestaande problemen voorstonden. In een poging zoveel mogelijk overeenstemming te bereiken, ligt het dan voor de hand aansluiting te zoeken bij hetgeen door de meerderheid wordt voorgestaan. Uit de notitie naar aanleiding van de reacties van de stakeholders op het Plan van Aanpak van 19 februari 2003 kan worden afgeleid dat een groot aantal van de betrokken stakeholders in beginsel positief stond tegenover dit Plan. Weliswaar stellen het Platform en de gemeenten nu dat zij destijds op bepaalde punten verkeerd zijn begrepen en dat het op de weg van Brinkman had gelegen om bepaalde misverstanden uit de weg te ruimen, maar wat daar verder ook van zij, dit doet niet af aan de constatering dat andere stakeholders klaarblijkelijk wel bewust (in grote lijnen althans) hebben ingestemd met het Plan. In dat verband kan ook worden gewezen op de brief van Vroom van 10 juni 2003 waarin de voorzitter constateert dat de meerderheid van de stakeholders zich kan vinden in de zorgvuldige wijze waarop het ziekenhuis tot nu toe openheid van zaken heeft gegeven en is ingegaan op suggesties van de zijde van de stakeholders. Dienaangaande hebben het Platform en de gemeenten dan nog wel gesteld dat dient te worden getwijfeld aan de onafhankelijkheid van de voorzitter maar die stelling dient (als onvoldoende onderbouwd) te worden gepasseerd. Het enkele feit dat Vroom door het ziekenhuis is aangezocht om als voorzitter op te treden, betekent nog niet dat hij de belangen van het ziekenhuis voorop heeft gesteld. In dat verband is ook van belang dat de gemeenten en het Platform in elk geval tijdens het overlegproces klaarblijkelijk geen reden hadden om te twijfelen aan de (opstelling van de) voorzitter. Dit blijkt tenminste niet uit de notulen. Nu de conclusie van de voorzitter bovendien wordt ondersteund door de brief van de betrokken zorgverzekeraar aan Brinkman van 30 juni 2003, zal ook de voorzieningenrechter daar van uit gaan.
2.6 Het Platform heeft haar constatering dat het ziekenhuis niet voldoende zorgvuldig is geweest, verder nog onderbouwd met de stelling dat uit niets blijkt dat de mening van de stakeholders van enige invloed is geweest op het beleid van (de Raad van Bestuur van) het ziekenhuis. Hierin kan het Platform evenwel niet worden gevolgd. Met het ziekenhuis kan worden geconcludeerd dat het definitieve Plan van Aanpak in vergelijking met het concept en het rapport Kraaijeveld op twee onderdelen is aangepast. In de eerste plaats is er voor gekozen om de 24-uurs-openstelling van de acute opvang in Emmeloord te handhaven en in de tweede plaats zullen twee postoperatieve nazorgbedden in Emmeloord worden gehandhaafd. Daarmee is het ziekenhuis wel degelijk tegemoet gekomen aan de wensen van de stakeholders. Ook al betekende dit dat het moest ingaan tegen de uitdrukkelijke wens van de Inspectie zoals blijkt uit de brief van de Inspecteur van 1 april 2003. Het ziekenhuis heeft aldus de grenzen van het haalbare gezocht.
Tegen voornoemde stellingname van het Platform pleit voorts dat het ziekenhuis de adviezen van de werkgroepen Moeder- en Kindzorg en Acute Zorg - welke werkgroepen (mede) op verzoek van de stakeholders waren opgericht- heeft overgenomen.
Weliswaar heeft het ziekenhuis aan de stakeholders geen directe gelegenheid geboden om, alvorens tot definitieve besluitvorming over te gaan, zich uit te spreken over de eindrapporten van de werkgroepen maar dat gegeven is op zich onvoldoende om te concluderen dat het ziekenhuis, zoals het Platform stelt, onvoldoende heeft gedaan om tot overeenstemming te komen. Daarbij is ook het volgende van belang. Het ziekenhuis heeft onbetwist gesteld dat de stakeholders -waaronder de gemeenten- deel uitmaakten van de werkgroepen en dat de adviezen dus mede van hen afkomstig waren. Als niet betwist kan voorts als vaststaand worden aangenomen dat de inhoud van de adviezen de uitkomst was van intensief overleg tussen de stakeholders. Nu bovendien vaststaat dat de voorzitters van de werkgroepen bij het laatste stakeholdersoverleg, waarbij ook de gemeenten en het Platform -zij het onder protest- aanwezig waren, een toelichting hebben gegeven, is het enkele feit dat er geen (verder) overleg is geweest toen de rapporten in definitieve versie verschenen onvoldoende om te kunnen constateren dat het ziekenhuis niet aan zijn uit de beleidsregels voortvloeiende verplichtingen heeft voldaan. Hoewel de laatste fase van het besluitvormingsproces inderdaad, zoals ook Vroom in zijn brief constateert, geen schoonheidsprijs verdient, was de handelwijze van het ziekenhuis -mede gelet op de reeds meermalen genoemde noodzaak om op korte termijn maatregelen te treffen alsmede gelet op het gegeven dat de stakeholders via de werkgroepen reeds invloed hadden gehad op en hadden kunnen discussieren over de uitkomst van de rapporten- desalniettemin gerechtvaardigd. Te meer nu de adviezen van die werkgroepen in beginsel integraal zijn overgenomen.
2.7 Ten aanzien van de stelling van het Platform en de gemeenten dat het, nu de door hen voorgestane toekomstvisie principieel verschilde van die van het ziekenhuis, op de weg van het ziekenhuis had gelegen om dan toch in elk geval nog de weg van bemiddeling te bewandelen, geldt tenslotte nog het volgende. De beleidsregels schrijven bemiddeling niet verplicht voor. Bemiddeling zal vooral dan aan de orde komen als overleg niet meer mogelijk is. Een dergelijke situatie heeft zich in het onderhavige geval echter niet voorgedaan. Via het stakeholdersoverleg zijn de betreffende spelers in het maatschappelijke veld bij de besluitvorming betrokken. Uit de verschillende notulen kan worden afgeleid dat van de zijde van het ziekenhuis serieuze pogingen zijn ondernomen om die partijen op een lijn te krijgen. In dat verband speelt mede een rol het feit dat een voorzitter 'van buiten' is aangezocht om leiding te geven aan het overleg en het gegeven dat een procesbegeleidster -Van Montfrans- bij het overleg is betrokken. De aanstelling vanVan Montfrans was niet slechts een formele. Uit de notulen blijkt ook van een inhoudelijke inbreng. De stelling van het Platform dat niet duidelijk was wat zij deed, dient dan ook te worden verworpen. Met name uit de notulen van het overleg van 15 januari 2003 volgt dat zij ter vergadering is voorgesteld en dat haar taak nader is toegelicht.
2.8 Een en ander leidt tot de conclusie dat de in het geding zijnde beleidsregels door het ziekenhuis in voldoende mate zijn nageleefd. Door de stakeholders te informeren over de voornemens en de daarbij gehanteerde argumenten, door cijfermatige onderbouwing (weliswaar niet in de mate waarin dit door bepaalde stakeholders werd verlangd maar desalniettemin wel met verstrekking van een aantal financiële gegevens), door het reageren op aangereikte alternatieven en door het afleggen van verantwoording over de plannen is de besluitvorming voldoende transparant gemaakt. Het ziekenhuis kan dan ook niet worden verplicht het overleg opnieuw te openen of de weg van de bemiddeling te bewandelen alvorens de genomen besluiten uit te voeren.
Hieraan doet niet af dat, zoals het Platform en met name ook de gemeenten stellen, de verwachting is dat er politiek gezien een verschuiving op zal treden. Wat daar verder ook van zij, in dit kort geding is slechts plaats voor toetsing aan genoemde beleidsregels. Het gaat niet aan om thans, anticiperend op mogelijke ontwikkelingen in de politieke arena, voorlopige maatregelen te treffen, ook niet als die maatregelen handhaving van de status quo betreffen.
2.9 Tot slot dient nog aandacht te worden besteed aan de stelling van het Platform en de gemeenten dat een ziekenhuis, indien er sprake is van concentratie van zorg of van een nieuwe verdeling van zorg tussen ziekenhuislocaties, in een langetermijnhuisvestingsplan expliciet aandacht dient te besteden aan de wijze waarop het overleg met de stakeholders gestalte heeft gekregen en dat stukken moeten worden bijgevoegd waaruit de zienswijze van de stakeholders blijkt. Omdat een dergelijk plan in casu ontbreekt, heeft het ziekenhuis niet aan zijn verplichtingen voldaan, aldus het Platform en de gemeenten. Door het ziekenhuis is evenwel gesteld dat het eerst mogelijk is om een dergelijk plan op te stellen indien de besluitvorming is afgerond. Nu er geen rechtsregel is die voorschrijft op welke termijn het langetermijnhuisvestingsplan uiterlijk moet zijn opgesteld en de stellingname van het ziekenhuis in deze niet geheel onlogisch voorkomt, dient de stelling van het Platform en de gemeenten te worden verworpen. Thans kan niet worden geconcludeerd dat het ziekenhuis op deze grond zijn verplichtingen niet is nagekomen.
2.10 Het voorgaande brengt mee dat de vorderingen moeten worden afgewezen. Het Platform en de gemeenten zullen als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van het geding.
BESLISSING
De voorzieningenrechter:
1. Wijst de vorderingen af;
2. Veroordeelt het Platform en de gemeenten in de kosten van het ziekenhuis. Deze kosten worden, voor zover tot op heden aan de zijde van het ziekenhuis gevallen, begroot op
€ 205,00 voor verschotten en € 703,00 voor salaris procureur.
Aldus gewezen door mr. J. van der Hulst, voorzieningenrechter, en in het openbaar uitgesproken op 9 juli 2003 in tegenwoordigheid van de griffier.