ECLI:NL:RBZWO:2003:AI1158
Rechtbank Zwolle
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Toepassing van het Besluit hygiëne en veiligheid badinrichtingen op stranden
In deze zaak heeft de Rechtbank Zwolle op 17 juli 2003 uitspraak gedaan in een geschil tussen A., eiseres, en het college van gedeputeerde staten van Flevoland, verweerder. De kern van het geschil betreft de vraag of verweerder terecht zijn besluit heeft gehandhaafd waarbij de artikelen 34 tot en met 50 van het Besluit hygiëne en veiligheid badinrichtingen en zwemgelegenheden van toepassing zijn verklaard op de door eiseres geëxploiteerde stranden. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit, dat op 14 januari 2003 is genomen, en heeft beroep ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Deze heeft het beroep doorgezonden naar de rechtbank, omdat zij van mening was dat alleen deze rechtbank bevoegd was om het beroep te behandelen.
De rechtbank heeft in haar overwegingen allereerst vastgesteld dat de van toepassing verklaring van de artikelen 34 tot en met 50 van het Besluit een zelfstandig besluit is in de zin van artikel 1:3 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Dit betekent dat de houder van een badinrichting verplichtingen opgelegd krijgt die voortvloeien uit de Wet en het Besluit. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de brief van verweerder van 1 mei 2002, waarin de verplichtingen voor het zwemseizoen 2002 zijn vastgesteld, eveneens als een besluit moet worden aangemerkt.
De rechtbank heeft vervolgens geoordeeld dat eiseres geen processueel belang heeft bij de beoordeling van het besluit van 14 januari 2003, omdat zij geen nadelige gevolgen heeft ondervonden van de wijziging in de categorie-indeling. De rechtbank heeft geconcludeerd dat het beroep van eiseres niet-ontvankelijk is, omdat er geen belang meer is bij de beoordeling van het bestreden besluit. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.
De uitspraak is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier Y. van der Zaan-van Arnhem. Tegen deze uitspraak staat voor belanghebbenden en het bestuursorgaan hoger beroep open, dat binnen zes weken na verzending van de uitspraak moet worden ingesteld.