ECLI:NL:RBZWO:2003:AI1170

Rechtbank Zwolle

Datum uitspraak
30 juli 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
88124 JZ RK 03-365
Instantie
Rechtbank Zwolle
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • W. Miltenburg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot machtiging uithuisplaatsing van een minderjarige in een gesloten inrichting

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zwolle op 30 juli 2003 uitspraak gedaan in een verzoek tot machtiging voor de uithuisplaatsing van een minderjarige in een gesloten inrichting. Het verzoek was ingediend door de Raad voor de Kinderbescherming, vertegenwoordigd door A. Bredeweg, en betrof de minderjarige die onder toezicht stond van de WILLIAM SCHRIKKER STICHTING. De kinderrechter had eerder op 17 juli 2003 al een voorlopige ondertoezichtstelling uitgesproken, waarbij de minderjarige onder toezicht werd gesteld van de gezinsvoogdij-instelling. De kinderrechter heeft op de zitting van 30 juli 2003 de betrokken partijen gehoord, waaronder de ouders van de minderjarige en vertegenwoordigers van de Raad en de gezinsvoogdij-instelling.

De kinderrechter overwoog dat een machtiging tot plaatsing in een gesloten inrichting alleen kan worden verleend indien er sprake is van ernstige gedragsproblemen van de minderjarige. Tijdens de zitting werd weliswaar gewezen op het recidivegevaar en het strafrechtelijk verleden van de minderjarige, maar de kinderrechter oordeelde dat uit de overgelegde stukken onvoldoende bewijs naar voren kwam dat de minderjarige daadwerkelijk ernstige gedragsproblemen vertoonde. De kinderrechter concludeerde dat de huidige situatie van de minderjarige, die op strafrechtelijke basis in een andere instelling verbleef, niet voldeed aan de wettelijke criteria voor een machtiging tot uithuisplaatsing in een gesloten inrichting.

De kinderrechter wees het verzoek af, met de overweging dat de minderjarige, zodra hij 18 jaar wordt, huisvesting zal krijgen via het Leger des Heils. De kinderrechter vond het niet wenselijk om de minderjarige in een gesloten inrichting te plaatsen, vooral omdat dit een vrijheidsbenemende maatregel is en er geen voldoende onderbouwing was voor de noodzaak van een dergelijke maatregel. De beslissing om het verzoek af te wijzen werd ook ondersteund door het feit dat de minderjarige bereid was om in de huidige instelling te blijven tot zijn 18e verjaardag, wat een plek vrijhield voor andere minderjarigen die wel aan de criteria voldeden.

Uitspraak

RECHTBANK ZWOLLE
Sector civiel recht
Kinderrechter.
Zaaknummer : 88124 JZ RK 03-365
Datum : 30 juli 2003
B E S C H I K K I N G
in de zaak van:
RAAD VOOR DE KINDERBESCHERMING,
gevestigd te 8000 AN Zwolle,
Postbus 568, Van Wevelinkhovenstraat 1,
vertegenwoordigd door A. Bredeweg,
hierna als de Raad aangeduid,
verzoeker,
en
1. [moeder],
en
2. [vader],
beiden wonende 8017 CC Zwolle,
Burgemeester van Walsumlaan 1,
hierna als de moeder c.q. de vader aangeduid,
3. WILLIAM SCHRIKKER STICHTING,
gevestigd 1100 AR Amsterdam,
Postbus 12685, Dalsteindreef 69 Diemen,
hierna als de gezinsvoogdij-instelling aangeduid,
belanghebbenden.
HET VERLOOP VAN DE PROCEDURE
De Raad heeft op 16 juli 2003 onder bovenvermeld zaaknummer een verzoekschrift ingediend tot voorlopige ondertoezichtstelling en tot machtiging uithuisplaatsing.
De kinderrechter heeft in deze zaak op 17 juli 2003 reeds een beschikking gegeven. In die beschikking is het volgende, voor zover thans van belang, bepaald:
"Stelt de minderjarige voornoemd voorlopig onder toezicht van de gezinsvoogdij-instelling met ingang van 17 juli 2003 tot 17 oktober 2003 (te lezen als [datum verjaardag]).
Benoemt de WILLIAM SCHRIKKER STICHTING tot gezinsvoogdij-instelling.
Verleent de gezinsvoogdij-instelling machtiging de minderjarige voornoemd met ingang van 17 juli 2003 tot 31 juli 2003 uit huis te plaatsen in een gesloten inrichting.
Stelt de Raad, de moeder, de vader, de gezinsvoogdij-instelling en de minderjarige in de gelegenheid te worden gehoord op de zitting van maandag 28 juli 2003 te 13:00 uur, Luttenbergstraat 5 te Zwolle.
Houdt iedere verdere beslissing aan".
Omdat machtiging is verzocht tot plaatsing van de minderjarige in een gesloten inrichting is op 17 juli 2003 aan het bureau van consultatie in het arrondissement Zwolle bevolen een raadsman aan de minderjarige toe te voegen.
De kinderrechter heeft kennis genomen van:
- een verslag van de actuele situatie van de hierna vermelde minderjarige opgesteld door E.P. de Niet, jeugdreclasseringwerker, d.d. 15 juli 2003.
De zaak is behandeld ter terechtzitting met gesloten deuren op 28 en 30 juli 2003.
Verschenen op deze zittingen zijn:
- de vader;
- de moeder;
- E. ten Broek namens de gezinsvoogdij-instelling;
- H. Klein namens de Raad;
- mr. D.G. Nagel namens de minderjarige.
De hierna vermelde minderjarige heeft op de zitting van 30 juli 2003 gebruik gemaakt van de geboden gelegenheid te worden gehoord.
DE VASTSTAANDE FEITEN
Het minderjarig kind van de moeder en de vader is:
[minderjarige], geboren op [geboortedatum] in de gemeente [geboorteplaats].
De moeder en de vader zijn belast met het gezag.
De minderjarige verblijft elders.
DE BEOORDELING VAN DE ZAAK
Thans dient nog beslist te worden op het verzoek van de Raad de minderjarige met ingang van 31 juli 2003 uit huis te plaatsen in een gesloten inrichting voor de duur van de voorlopige ondertoezichtstelling.
De kinderrechter zal dit verzoek afwijzen. Daartoe overweegt hij het volgende:
Plaatsing in een gesloten inrichting is een vrijheidsbenemende maatregel. Een machtiging tot plaatsing van een minderjarige in een gesloten inrichting kan slechts worden verleend indien die plaatsing vereist is wegens ernstige gedragsproblemen van de minderjarige. Juist met het oog op het vrijheidsbenemende karakter van de plaatsing van de minderjarige in een gesloten inrichting schrijft de wet voor dat voor de behandeling van een dergelijk verzoek, aan de minderjarige een raadsman wordt toegevoegd.
Uit de overgelegde stukken en hetgeen tijdens de zitting naar voren is gebracht blijkt naar het oordeel van de kinderrechter in onvoldoende mate dat er voor wat [minderjarige] betreft sprake is van dergelijke ernstige gedragsproblemen. Het feit dat hij thans op strafrechtelijke grondslag in het Poortje te Groningen verblijft is onvoldoende. Wel is waar is tijdens de zitting op het recidive gevaar alsmede op het strafrechtelijk verleden van [minderjarige] gewezen, doch uit de overgelegde stukken blijkt daarvan niets.
Zodra [minderjarige] 18 is geworden verkrijgt hij huisvesting via het Leger des Heils. De omstandigheid dat tot zijn verjaardag ([datum verjaardag]) in zijn huisvesting voorzien dient te worden, is naar het oordeel van de kinderrechter geen reden om het verblijf in het Poortje van [minderjarige] tot die datum te sanctioneren.
Het veiligheidsargument zoals aangevoerd is naar het oordeel van de kinderrechter evenmin een voldoende argument om de gezinsvoogdij-instelling te machtigen [minderjarige] te plaatsen in een gesloten inrichting. Voor zover dat veiligheidsargument bestaat uit bescherming van [minderjarige] tegen dreiging van derden kan immers volstaan worden met onderbrenging van [minderjarige] op één voor derden onbekende verblijfplaats. Voor zover het veiligheidsargument bestaat uit het weerhouden van [minderjarige] van bepaalde gedragingen valt zonder nader onderbouwing niet in te zien waarom plaatsing van [minderjarige] in een gesloten inrichting vereist is.
Aan afwijzing van het verzoek staat naar het oordeel van de kinderrechter niet in de weg dat [minderjarige] bijgestaan door zijn raadsvrouwe bereid is in het Poortje te blijven tot [datum verjaardag], nu op deze wijze een plek bezet blijft voor andere minderjarigen die wel aan het wettelijk criterium voldoen, welke situatie de kinderrechter niet wenselijk acht.
BESLISSING
Wijst het verzoek tot het verlenen van een machtiging aan de gezinsvoogdij-instelling tot plaatsing [minderjarige] in een gesloten inrichting met ingang van 31 juli 2003 af.
Aldus gegeven door mr. W. Miltenburg, kinderrechter, in tegenwoordigheid van
P. Groothedde als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 30 juli 2003.
HOGER BEROEP
Mocht u, verzoeker of belanghebbende, zich niet met de beslissing van de kinderrechter kunnen verenigen, dan kunt u daartegen hoger beroep instellen bij het gerechtshof te Arnhem. Hoger beroep dient binnen een bepaalde termijn te worden ingesteld, tenzij een ander dat al heeft gedaan. Die termijn is voor verzoeker en voor de belanghebbende, aan wie een afschrift van deze beschikking is verstrekt of verzonden, drie maanden na de datum van de uitspraak.
Voor het instellen van hoger beroep is tussenkomst van een procureur/advocaat verplicht.