ECLI:NL:RBZWO:2003:AN8642

Rechtbank Zwolle

Datum uitspraak
21 november 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
AWB 03/341
Instantie
Rechtbank Zwolle
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • H.C. Moorman
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening inzake referendum voor stadionontwikkeling FC Zwolle

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zwolle op 21 november 2003 uitspraak gedaan over een verzoek om een voorlopige voorziening. Het verzoek was ingediend door een aantal belanghebbenden die niet ontvankelijk waren verklaard in hun bezwaar tegen de weigering van de Raad van de gemeente Zwolle om een referendum te houden over de plannen voor de realisatie van een nieuw stadion voor de voetbalclub FC Zwolle. De voorzieningenrechter oordeelde dat er onvoldoende sprake was van een spoedeisend belang bij het verzoek om voorlopige voorziening.

De voorzieningenrechter merkte op dat de niet-ontvankelijkverklaring van de verzoekers lijkt te steunen op onjuiste gegevens, maar dat schorsing van het bestreden besluit hen niet in de positie zou brengen dat zij in beroep worden aangemerkt als iemand die opkomt tegen de inhoudelijke beslissing op bezwaar. Daarom werd het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen.

De rechter concludeerde dat er geen dringende noodzaak was om in afwachting van de behandeling van het beroep een voorlopige voorziening te treffen. De voorzieningenrechter gaf aan dat de ontwikkeling van de plannen voor het stadioncomplex, waarvan FC Zwolle de hoofdgebruiker zou zijn, niet zo urgent was dat het verzoek om een voorlopige voorziening inwilliging verdiende. De rechter stelde vast dat de betrokken partijen in de periode tot de zitting van de meervoudige kamer op 4 februari 2004 doorgingen met hun onderhandelingen en planontwikkeling, maar dat de financiële gevolgen daarvan niet zo groot waren dat ze een referendum in de weg zouden staan.

Uiteindelijk werd het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen, en de voorzieningenrechter zag geen aanleiding om een partij te veroordelen in de kosten van het geding. Tegen deze uitspraak stond geen hoger beroep open.

Uitspraak

RECHTBANK ZWOLLE
Sector Bestuursrecht
De Voorzieningenrechter
Reg. nr. : 03/1341
Bestreden besluit : 6 oktober 2003
Datum zitting : 19 november 2003
Proces-verbaal van de op de openbare zitting op de hierboven vermelde datum gedane mondelinge uitspraak, in het geschil tussen:
[A e.a.]., allen wonende te Zwolle, verzoekers,
en
de Raad van de gemeente Zwolle, verweerder,
gemachtigde: mr. J.A. van Wijmen, advocaat te Zwolle.
en
de belanghebbenden:
- Projectontwikkelingsmaatschappij Stadion Ontwikkeling
wolle BV, gevestigd te Utrecht;
- Voetbalvereniging F.C. Zwolle, gevestigd te Zwolle;
- Voetbalvereniging Be Quick '28, gevestigd te Zwolle;
- Voetbalvereniging Hanze SC, gevestigd te Zwolle.
_____________________________________________________________
MONDELINGE UITSPRAAK
_____________________________________________________________
Beslissing
De voorzieningenrechter van de rechtbank wijst de verzoeken om een voorlopige voorziening af.
Gronden van de beslissing
Ter beantwoording staat de vraag of onverwijlde spoed vereist dat in afwachting van de behandeling van het beroep een voorlopige voorziening wordt getroffen met betrekking tot ontwikkeling van de plannen voor de realisering van een stadioncomplex waarvan FC Zwolle de hoofdgebruiker zal zijn.
Die voorlopige voorziening zou er toe moeten strekken, dat aan de gemeenteraad wordt opgedragen alsnog te beslissen dat het raadsbesluit, ten aanzien waarvan het referendum is aangevraagd, wordt aangemerkt als een besluit dat niet valt onder uitzondering van artikel 2, eerste lid, sub l, van de Referendumverordening. Aan een dergelijke voorlopige voorziening ontbreekt echter het karakter van voorlopigheid. Daarmee zou immers de weg worden geopend naar het houden van een referendum en als die weg eenmaal is ingeslagen is dat niet of moeilijk weer terug te draaien. Reeds om die reden komt het verzoek om een dergelijke voorlopige voorziening niet voor inwilliging in aanmerking.
Voor een minder vergaande voorlopige voorziening zou reden kunnen zijn indien te voorzien valt, dat zich vóór de uitspraak op het beroep, dat zal worden behandeld ter zitting van de meervoudige kamer van de rechtbank op 4 februari 2004, ontwikkelingen zullen voordoen die naderhand niet of moeilijk ongedaan zijn te maken, waardoor de behandeling van dat beroep zinloos wordt of waardoor de indieners daarvan op zijn minst in een nadeliger positie komen te verkeren.
Hetgeen vanmiddag is verhandeld geeft geen grond voor de conclusie dat zulke onomkeerbare ontwikkelingen of voldongen feiten te verwachten zijn vóór de beslissing op het beroep, dus op een termijn van drie á vier maanden na heden. Weliswaar zullen de betrokken partijen in die periode doorgaan met hun onderhandelingen en de planontwikkeling, waarmee zeker geld is gemoeid, ook van de zijde van de gemeente Zwolle, echter daarbij zal het in relatie tot het totaal van de kosten van € 10,3 miljoen gaan om relatief geringe bedragen. In elk geval zullen die bedragen niet zo groot zijn, dat die er aan in de weg zullen staan dat alsnog een referendum wordt gehouden indien het beroep gegrond wordt verklaard. De uitvoering van werken en daarmee de investering van grote bedragen zal niet eerder dan vanaf juni 2004 plaats vinden.
Op grond van het vorenstaande moet worden geoordeeld dat er onvoldoende sprake is van een spoedeisend belang bij de gevraagde voorziening. Het verzoek daartoe zal derhalve worden afgewezen.
Aangaande het verzoek om voorlopige voorziening namens degene die in zijn bezwaar niet ontvankelijk is verklaard oordeelt de voorzieningenrechter eveneens dat het verzoek een spoedeisend belang ontbeert. De niet-ontvankelijkverklaring lijkt op onjuiste gegevens te steunen, maar schorsing van het bestreden besluit op dit onderdeel zou de betrokkene nog niet in de positie brengen dat hij in beroep wordt aangemerkt als iemand die opkomt tegen de inhoudelijke beslissing op bezwaar.
Ook dit verzoek wordt derhalve afgewezen.
De voorzieningenrechter ziet geen aanleiding om een partij te veroordelen in de kosten van het geding.
Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep open.
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal, dat door mr. H.C. Moorman, rechter, en R.K. Witteveen, griffier, is ondertekend.
Afschrift verzonden op