ECLI:NL:RBZWO:2003:AN9003

Rechtbank Zwolle

Datum uitspraak
25 november 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
203385 CV 03-2102
Instantie
Rechtbank Zwolle
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot schadevergoeding na vernietiging van niet-wederverkoopbare schoenen

In deze civiele kantonzaak heeft de besloten vennootschap [eiseres] een vordering ingesteld tegen de besloten vennootschap [gedaagde] wegens schadevergoeding. De zaak betreft de weigering van [gedaagde] om 72 paar van de 181 paar geretourneerde schoenen terug te nemen, die volgens [eiseres] onrechtmatig zijn vernietigd. De kantonrechter heeft kennisgenomen van de dagvaarding en het antwoord van [gedaagde], waarna een comparitie van partijen heeft plaatsgevonden.

[eiseres] stelt dat [gedaagde] in strijd met gemaakte afspraken de schoenen heeft geweigerd en vernietigd, en vordert een schadevergoeding van € 1.304,11, vermeerderd met buitengerechtelijke kosten en wettelijke rente. [gedaagde] heeft als verweer aangevoerd dat de schoenen niet wederverkoopbaar waren en dat zij slechts bereid was om de schoenen terug te nemen als deze in goede staat waren. De kantonrechter oordeelt dat [eiseres] niet voldoende heeft aangetoond dat de schoenen voor [gedaagde] een waarde hadden, en dat de vernietiging van de schoenen niet onrechtmatig was.

De kantonrechter concludeert dat [gedaagde] niet volledig aansprakelijk is voor de schade, omdat [eiseres] zelf ook een bijdrage aan de schade heeft geleverd door niet-wederverkoopbare schoenen terug te sturen. De schade wordt geschat op € 540,00, en [gedaagde] wordt veroordeeld tot betaling van € 270,00 aan [eiseres], vermeerderd met wettelijke rente en buitengerechtelijke kosten. De proceskosten worden gecompenseerd, en het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad. De vordering van [eiseres] wordt gedeeltelijk toegewezen, en het meer of anders gevorderde wordt afgewezen.

Uitspraak

R E C H T B A N K Z W O L L E
sector kanton - locatie Zwolle
Zaaknr.: 203385 CV 03-2102
datum : 25 november 2003
Vonnis in de zaak van:
de besloten vennootschap [eiseres],
gevestigd te Wierden,
eisende partij, verder te noemen: "[eiseres]",
gemachtigde mr. M.A. Schuring, advocaat te Wierden,
tegen
de besloten vennootschap [gedaagde],
gevestigd te Zwolle,
gedaagde partij, verder te noemen: "[gedaagde]",
verschenen bij haar verkoopleider.
De procedure
De kantonrechter heeft kennisgenomen van:
- de dagvaarding van 19 mei 2003
- het antwoord van [gedaagde]
waarna ingevolge een tussenvonnis van 17 juni 2003 op 25 september 2003 een comparitie van partijen is aangevangen die op 23 oktober 2003 is voortgezet en gesloten. Van het verhandelde ter zitting is proces-verbaal opgemaakt.
Het geschil
De vordering van [eiseres] strekt er toe dat de kantonrechter bij vonnis, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde] zal veroordelen tot betaling aan [eiseres] van ? 1.628,11, te vermeerderen met de wettelijke rente over ? 1.304,11 vanaf 8 oktober 2002 tot aan de dag der algehele voldoening, met veroordeling van [gedaagde] in de kosten van het geding.
[gedaagde] heeft de vordering bestreden en de afwijzing daarvan bepleit.
De beoordeling
1.
[eiseres] heeft aan haar vordering op [gedaagde] ten grondslag gelegd dat deze in strijd met de gemaakte afspraken 72 paar van 181 paar geretourneerde schoenen heeft geweigerd en vervolgens vernietigd, waarmee [gedaagde] jegens haar onrechtmatig heeft gehandeld. Gelet op de inkoopwaarde van de geweigerde schoenen is [gedaagde] een bedrag van ? 1.304,11 verschuldigd, welke bedrag [gedaagde] ondanks aanmaning en sommatie onbetaald heeft gelaten. [gedaagde] is derhalve tevens een vergoeding voor buitengerechtelijke kosten verschuldigd alsmede de wettelijke rente over genoemde schade, aldus [eiseres].
2.
[gedaagde] heeft - samengevat - ten verwere aangevoerd dat zij bij wijze van uitzondering bereid is geweest om wegens de bedrijfsbeindiging van [eiseres] voordien door haar geleverde schoenen terug te nemen doch enkel onder de voorwaarde dat deze teruggenomen schoenen voor [gedaagde] wederverkoopbaar zouden zijn. Bij 72 van de teruggeleverde schoenen was dat niet het geval en aangezien [eiseres] niet bereid bleek om deze schoenen terug te nemen, zijn deze schoenen na herhaalde tevergeefse waarschuwing vernietigd.
3.
Nu [eiseres] een inbreuk op haar eigendomsrecht aan haar vordering ten grondslag heeft gelegd en geen nakoming van de tussen partijen gemaakte afspraak tot teruglevering en creditering heeft gevorderd, heeft zij daarmee geaccepteerd dat [gedaagde] 72 paar van de 181 paar teruggeleverde schoenen heeft geweigerd. Op die grond komt het antwoord op de vraag of de door [gedaagde] gestelde voorwaarde deel uitmaakte van de getroffen afspraak tussen partijen, zoals [gedaagde] stelt en [eiseres] bestrijdt, geen belang meer toe. Om dezelfde reden wordt niet aan een bewijsopdracht dienaangaande tegemoetgekomen.
4.
In geschil is aldus het antwoord op de vraag of het [gedaagde] was toegestaan om de 72 paar door haar geweigerde schoenen te vernietigen, zoals [gedaagde] beaamt en [eiseres] betwist.
4.1
In dat kader dient te worden vooropgesteld dat [eiseres] niet (voldoende gemotiveerd) heeft betwist dat die 72 paar niet voor [gedaagde] wederverkoopbaar waren doordat zij niet meer in nieuwstaat en soms zelfs beschadigd en zodanig - als model, zo begrijpt de kantonrechter - verouderd waren dat ze niet meer in het assortiment van [gedaagde] voorkwamen. Het gaat dan ook om 72 paar schoenen die voor [gedaagde] geen (commerciele) waarde (meer) hadden. Dat dit voor [eiseres] anders was, is gesteld noch gebleken. [eiseres] heeft de waarde immers slechts bepaald aan de hand van de (oorspronkelijke) inkoopwaarde, terwijl zij er voordien niet in is geslaagd om deze schoenen op reguliere wijze te verkopen. [eiseres] heeft evenmin gesteld noch is dit gebleken dat zij elders een vergelijkbare waarde voor deze 72 paar schoenen had kunnen realiseren.
Een en ander betekent echter nog niet dat deze schoenen, anders dan [gedaagde] veronderstelt, als afval konden worden aangemerkt, nu gesteld noch gebleken dat deze schoenen geen enkele (gebruiks)waarde in objectieve zin zouden hebben. Het feit dat deze schoenen voor [gedaagde] geen waarde hadden, staat daaraan immers niet in de weg.
4.2
Gelet op de ontbrekende wederverkoopbaarheid van de geweigerde schoenen is te billijken dat [gedaagde] van [eiseres] verlangde dat deze de schoenen terug zou nemen. Niet valt in te zien evenwel dat dit verlangen - ingegeven door ruimtegebrek in haar magazijn, naar [gedaagde] stelt - meebrengt, aldus haar een bevoegdheid geeft, om die schoenen te vernietigen. Daaraan doet niet af dat [gedaagde] [eiseres] enkele malen tevergeefs heeft gesommeerd om de schoenen terug te nemen, zoals [gedaagde] stelt. Onder die omstandigheid was het [gedaagde] slechts toegestaan om die schoenen op te slaan en de daarmee gepaard gaande kosten op [eiseres] te verhalen. In zoverre is er dan ook toereikende grond om [gedaagde] aansprakelijk te houden voor de gevolgen van de vernietiging van de schoenen.
5
Het is echter niet zo dat [gedaagde] gehouden is de volledige schade van [eiseres] te dragen. Deze
schade is immers mede het gevolg van een omstandigheid die aan [eiseres] zelf is toe te rekenen. [eiseres] heeft immers deze schoenen aan [gedaagde] teruggezonden terwijl deze niet voor [gedaagde] wederverkoopbaar waren. [eiseres] had zich dat dienen te realiseren en zich er op in moeten stellen dat niet alle door haar teruggezonden schoenen acceptabel zouden zijn. Ook had [eiseres] niet zo lichtvaardig met de sommaties van [gedaagde] tot terugname moeten omgaan, te minder na de sommatie van 9 augustus 2002 waarin - ten onrechte - de vernietiging van de schoenen werd aangekondigd indien [eiseres] de schoenen niet uiterlijk 17 augustus 2002 zou accepteren. Zij heeft het immers gelaten bij een telefoongesprek met een verkoopvertegenwoordiger van [gedaagde] met als doel om nog eens over de kwestie te spreken. Op het moment dat deze afspraak voor het verstrijken van het gestelde ultimatum werd afgezegd, had zij uitdrukkelijk in actie moeten komen en niet mogen afgaan op een geruststelling dat het niet zo'n vaart met een vernietiging zou lopen, zoals [eiseres] stelt, nu een dergelijk uitspraak, indien gedaan, niet anders dan als vaag kan worden geschetst en overigens niets afdeed aan de aankondiging. Nu als onweersproken vast staat dat de schoenen niet eerder dan eind augustus / begin september 2002 zijn afgevoerd, heeft [eiseres] haar passiviteit tegen zich te gelden. De slotsom is dat voormelde omstandigheid grond geeft om de schadevergoedingsplicht van [gedaagde] te beperken tot 50% van de hierna te bespreken schade.
6.
Zoals in r.o. 4.1 is overwogen, kan voor de bepaling van de schade niet worden uitgegaan van de door [eiseres] gestelde inkoopwaarde ad ? 1.304,11 in totaal ofwel ? 18,11 gemiddeld per paar, nu moet worden aangenomen dat de schoenen door hun staat en model niet door [gedaagde] wederverkoopbaar waren. Nu de schoenen vanwege de vernietiging niet meer beschikbaar zijn, ontkomt de kantonrechter er niet aan om tot een schatting van het schadebedrag over te gaan. Gelet op het voorgaande zal het schadebedrag ex aequo et bono op een bedrag ? 7,50 per paar ofwel op een totaalsom van ? 540,00 worden gesteld.
7.
Het voorgaande brengt mee dat [gedaagde] gehouden is een bedrag van ? 270,00 aan [eiseres] te vergoeden, te vermeerderen met de niet afzonderlijk weersproken vanaf 8 oktober 2002 gevorderde wettelijke rente en een vergoeding voor buitengerechtelijke kosten, overeenkomstig de daarvoor gebruikelijke staffel te stellen op een bedrag van ? 68,--. Over dat laatste bedrag wordt geen BTW toegewezen nu gesteld noch gebleken is dat [eiseres] niet als ondernemer in de zin van artikel 7 van de Wet op de Omzetbelasting 1968 kan worden aangemerkt dan wel dat hij als ondernemer een van BTW vrijgestelde prestatie verricht.
8.
Nu partijen over en weer in het gelijk en in het ongelijk zijn gesteld, ziet de kantonrechter aanleiding om de proceskosten te compenseren als nader in het dictum te melden.
De beslissing
De kantonrechter:
- veroordeelt [gedaagde] tegen bewijs van kwijting aan [eiseres] te betalen een bedrag van
? 338,00, vermeerderd met de wettelijke rente over ? 270,00 vanaf 8 oktober 2002 tot de dag van algehele voldoening;
- compenseert de proceskosten aldus dat elke partij belast blijft met de aan haar zijde gevallen kosten;
- verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
- wijst het meer of anders gevorderde af.
Aldus gewezen door mr. W.F. Boele, kantonrechter, en uitgesproken in de openbare terechtzitting van 25 november 2003, in tegenwoordigheid van de griffier.