ECLI:NL:RBZWO:2004:AO3270
Rechtbank Zwolle
- Voorlopige voorziening+bodemzaak
- W. Miltenburg
- Rechtspraak.nl
Verzoek om gezamenlijk gezag van ongehuwde vader tegen de zin van moeder
In deze zaak verzoekt een ongehuwde vader, aangeduid als de man, gezamenlijk met de moeder, aangeduid als de vrouw, belast te worden met het gezag over hun minderjarige zoon, geboren op 9 maart 2001. De vrouw heeft een verweerschrift ingediend waarin zij stelt dat de man niet-ontvankelijk verklaard dient te worden in zijn verzoek. De mondelinge behandeling vond plaats op 6 januari 2004, waarbij beide partijen vertegenwoordigd waren door hun advocaten. De man stelt dat de huidige wetgeving hem in zijn rechten schendt, omdat deze geen mogelijkheid biedt voor een eenzijdig verzoek tot gezamenlijk gezag zonder medewerking van de moeder. Hij beroept zich op artikelen 6 en 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). De vrouw daarentegen handhaaft haar standpunt dat de man niet-ontvankelijk is, en verwijst naar eerdere uitspraken die volgens haar niet van toepassing zijn op deze situatie.
De kantonrechter oordeelt dat de man ontvankelijk is in zijn verzoek. Hij stelt dat het recht op toegang tot de rechter niet onterecht mag worden beperkt en dat de wetgeving in deze situatie een ontoelaatbare inmenging vormt in het gezinsleven van de niet met gezag belaste ouder. De kantonrechter wijst erop dat de man, die nooit gezamenlijk gezag heeft uitgeoefend, ook het recht heeft om een verzoek in te dienen voor gezamenlijk gezag. De zaak wordt aangehouden om de Raad voor de Kinderbescherming te verzoeken een onderzoek in te stellen en te rapporteren over de verzochte gezagswijziging. De beslissing om het verzoek aan te houden is genomen in het belang van het kind, waarbij de kantonrechter eerst meer informatie wil ontvangen over de omgangsregeling die tussen de ouders is afgesproken.