ECLI:NL:RBZWO:2004:AO3963

Rechtbank Zwolle

Datum uitspraak
10 februari 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
208532 cv 03-2991
Instantie
Rechtbank Zwolle
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • J.A.O.M. van Aerde
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot ontruiming van een volkstuintjescomplex

In deze zaak vorderden de eisers, bestaande uit de heer [X], mevrouw [X], en de besloten vennootschappen ROTIJ VASTGOEDONTWIKKELING B.V. en AM GRONDBEDRIJF B.V., dat de huurovereenkomst met betrekking tot een volkstuinencomplex te Zwolle per 1 april 2003 is geëindigd. Tevens vroegen zij ontruiming van het gehuurde binnen drie weken op straffe van een dwangsom. De gedaagde partij, de vereniging WIJKVERENIGING WVF, betwistte de vordering en stelde dat er sprake was van pacht in plaats van huur. De kantonrechter oordeelde dat de verhouding tussen partijen een huurovereenkomst betrof, en dat de opzegging van de huur door de verhuurder op 8 april 2002 rechtsgeldig was. De rechter concludeerde dat de huur op de juiste wijze was opgezegd en dat de eisers recht hadden op ontruiming van het gehuurde. De gedaagde partij werd veroordeeld om het gehuurde binnen vier weken na betekening van het vonnis te ontruimen, met een dwangsom van € 1.000,-- per dag bij niet-naleving, tot een maximum van € 150.000,--. De kosten van de procedure werden toegewezen aan de gedaagde partij, die in het ongelijk was gesteld.

Uitspraak

R E C H T B A N K Z W O L L E
sector kanton - locatie Zwolle
Zaaknr.: 208532 CV 03-2991
datum : 10 februari 2004
Vonnis in de zaak van:
1. de heer [X], wonende te Zwolle;
2. mevrouw [X], wonende te Zwolle;
3. de besloten vennootschap ROTIJ VASTGOEDONTWIKKELING B.V., gevestigd te Rijssen;
4. de besloten vennootschap AM GRONDBEDRIJF B.V., gevestigd te Utrecht,
eisende partij,
gemachtigde mr. E.G.J. Hendriksen, advocaat te Zwolle,
tegen
de vereniging WIJKVERENIGING WVF, gevestigd te Zwolle,
gedaagde partij,
gemachtigde H.J. Kistemaker, voorzitter.
De procedure
De kantonrechter heeft kennisgenomen van:
- de dagvaarding van 24 juli 2003
- het antwoord van de gedaagde partij
- de nadere toelichting van partijen.
Het geschil
Eisers vorderen voor recht te verklaren dat de huurovereenkomst in geschil met betrekking tot het volkstuinencomplex te Zwolle is geëindigd op 1 april 2003. Tevens vorderen zij ontruiming van het gehuurde binnen een termijn van drie weken op straffe van een dwangsom.
Gedaagde heeft de vordering weersproken.
De beoordeling
1.
Tussen partijen staat het volgende vast:
· De eisende partij, [X] en [X], waren eigenaar van (onder andere) een perceel grond, kadastraal bekend gemeente Zwolle Sectie S, nummer 165, groot 4.25.94 ha, waarvan zij een gedeelte, groot ongeveer 1.60.00 ha aan WVF in gebruik hebben gegeven. Zij hebben dit perceel samen met een ander perceel in mei 2002 verkocht en bij akte van 10 juni 2002 geleverd aan de beide andere eisers (eiseres sub 4 destijds genaamd Amstelland Ontwikkeling Grondbedrijf B.V.). In artikel 9 van deze akte van levering wordt tussen koper en verkoper vastgesteld dat een deel van het perceel nummer 165 op basis van een huurovereenkomst in gebruik is gegeven als volkstuinen. Dit gedeelte moet uiterlijk per 1 juni 2004 worden opgeleverd aan koper vrij van huur en/of pacht, schoon en opgeruimd en vrij van opstallen.
· De gedaagde partij, WVF, is een vereniging met volledige rechtsbevoegdheid, die zich blijkens artikel 2 van haar statuten ten doel stelt de behartiging van de sociaal culturele belangen en het welzijn van de inwoners van de wijken Westenholte, Voorst en Frankhuis, voor zover daaraan in wijkverband behoefte bestaat. Blijkens opgave van WVF ter zitting heeft de vereniging ongeveer 1500 leden. De vereniging ontplooit tal van activiteiten op sociaal en cultureel gebied en is daartoe in afdelingen of werkgroepen verdeeld. Zo is er ook een werkgroep Tuinen, waarbij ongeveer 60 tot 80 verenigingsleden zijn aangesloten. De vereniging heeft ten behoeve van deze werkgroep al vanaf 1983 een perceel grond van ongeveer 1.60.00 ha tegen betaling in gebruik op basis van een overeenkomst met de eisers [X] en [X].
· Het aan WVF in gebruik gegeven perceel is verdeeld in 100 tot 150 perceeltjes van elk tussen 100 en 150 m2 groot. Sommige gebruikers hebben meer dan één perceel in gebruik. De gebruikers brengen gezamenlijk de tegenprestatie op die WVF jaarlijks aan de grondeigenaar moet voldoen. De laatste betaling (€ 2.382,35) heeft plaatsgevonden in juni 2003 door WVF aan Amstelland Wonen.
2.
De eisende partij kwalificeert haar verhouding met WVF als een huurovereenkomst. WVF daarentegen voert aan dat hier sprake is van pacht. Zij heeft de kwestie voorgelegd aan de pachtkamer van de rechtbank met de vordering de pachtovereenkomst schriftelijk vast te leggen.
3.
Bij vonnis van heden heeft de pachtkamer de hier genoemde vordering afgewezen. Uit de motivering van het vonnis blijkt dat de pachtkamer in lijn van de jurisprudentie van oordeel is dat de strekking van de ingebruikgeving van grond met het oog op de volkstuinderij zich niet verdraagt met de bescherming, die de Pachtwet beoogt te bieden.
4.
De verhouding tussen partijen betreft een overeenkomst waarbij de ene partij zich verplicht aan de andere partij tegen betaling het genot van een zaak te verschaffen. Dat is huur tenzij er bijzondere omstandigheden zijn die naar een andersoortige overeenkomst leiden. Daarvan is in deze zaak geen sprake.
Het huurobject is geen woon- of bedrijfsruimte, maar valt in de categorie van de onbebouwde onroerende zaak. Dat betekent dat voor de bepalingen omtrent de beëindiging van de overeenkomst moet worden gezocht in het algemene huurrecht. De dagvaarding is betekend voor de inwerkingtreding van het nieuwe huurrecht per 1 augustus 2003 en dat brengt met zich mee dat het huurrecht zoals dat gold voor de inwerkingtreding van het nieuwe huurrecht van toepassing is. Ingevolge artikel 7A:1607 BW is voor de beëindiging van de overeenkomst een opzegging nodig, waarbij een opzegtermijn in acht genomen moet worden, waarvan de duur wordt bepaald door het plaatselijk gebruik.
5.
Uit de stukken blijkt dat de verhuurder bij brief van 8 april 2002 de huur van het complex heeft opgezegd tegen 1 april 2003.
Voorts blijkt uit de stukken dat de huur per jaar werd betaald en over het algemeen brengt het gebruik voor dat geval mee dat de opzegging geschiedt op een termijn van ongeveer een jaar. In het concrete geval in geschil is nog van belang dat de verhuurder opzegt tegen een dag voorafgaande aan het groeiseizoen of juist na afloop daarvan.
Naar het oordeel van de kantonrechter heeft de verhuurder zich gehouden aan deze normering. De huur is op een termijn van ongeveer een jaar opgezegd tegen een datum ruimschoots gelegen na het seizoen 2002 en voorafgaande aan het seizoen 2003.
Dit een en ander betekent dat de huur met inachtneming van de voor opzegging geldende bepalingen is opgezegd en dat de gevraagde verklaring voor recht dat de overeenkomst is geëindigd per 1 april 2003 kan worden toegewezen.
6.
WVF is gedurende het seizoen 2003 in het genot van het gehuurde gebleven. Dat gebeurde niet met instemming van de verhuurder, gelet bijvoorbeeld op de brieven van mr. Hendriksen van 23 december 2002 en 17 februari 2003. Dat betekent dat WVF in deze gang van zaken geen verlenging of vernieuwing van de overeenkomst mag zien. Dat geldt ook voor de betaling van juni 2003. WVF had alstoen de grond nog in gebruik en is daarvoor een gebruiksvergoeding verschuldigd; aangezien van huur vanaf 1 april 2003 geen sprake meer was, is deze betaling geen huurbetaling maar, als gezegd, een gebruiksvergoeding.
7.
Nu WVF de grond zonder recht of titel in gebruik heeft, is de gevorderde ontruiming eveneens toewijsbaar. Daartoe krijgt WVF een termijn van vier weken na betekening van het vonnis. WVF dient zich te realiseren dat bij niet voldoen aan deze ontruiming zij een dwangsom verbeurt.
8.
De vordering wordt toegewezen en dat betekent dat WVF als de in het ongelijk gestelde partij wordt verwezen in de kosten van de procedure.
De beslissing
De kantonrechter:
- verklaart voor recht dat de overeenkomst tussen partijen, een huurovereenkomst met betrekking tot een onbebouwde onroerende zaak, door opzegging is geëindigd op 1 april 2003;
- bepaalt dat WVF aan eisers een gebruiksvergoeding verschuldigd is over de periode dat het feitelijk gebruik na 1 april 2003 heeft voortgeduurd, welke vergoeding gelijk is aan het huurbedrag over die periode ware de huurovereenkomst nog in stand geweest en op welke schuld in mindering komt hetgeen reeds over die periode is voldaan.
- veroordeelt WVF om het gehuurde binnen vier weken na betekening van dit vonnis met al de haren en al het hare te ontruimen en ontruimd te houden en schoon, opgeruimd en vrij van opstallen aan [X] op te leveren, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 1.000,-- voor elke dag dat WVF in gebreke blijft aan dit vonnis te voldoen met een maximum van € 150.000,--.
- veroordeelt WVF in de kosten van het geding, tot op heden aan de zijde van eisers begroot op:
· € 405,-- voor salaris gemachtigde
· € 81,16 voor explootkosten
· € 232,-- voor vastrecht;
- verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
- wijst het meer of anders gevorderde af.
Aldus gewezen door mr. J.A.O.M. van Aerde, kantonrechter, en uitgesproken in de openbare terechtzitting van 10 februari 2004, in tegenwoordigheid van de griffier.