ECLI:NL:RBZWO:2004:AO9062
Rechtbank Zwolle
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- C.M.M. Hoogland-Kelkboom
- Rechtspraak.nl
Verzet tegen verstekvonnis en verwijzingskwesties in kantonzaak
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zwolle op 28 april 2004 uitspraak gedaan in een verzetprocedure tegen een eerder verstekvonnis van 23 oktober 2002. De eisende partij, [X], vertegenwoordigd door mr. H.B.Chr. Stratman, heeft verzet aangetekend tegen het verstekvonnis dat op 10 december 2002 aan haar is betekend. De gedaagde partij, de besloten vennootschap [Y], vertegenwoordigd door gerechtsdeurwaarders G.N.F. Jepma en A.J. Roskam, heeft betoogd dat [X] niet-ontvankelijk moet worden verklaard in haar verzet, omdat zij verzuimd zou hebben het oproepingsexploot aan te brengen binnen de wettelijke termijn van twee weken, zoals bepaald in artikel 125 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv.).
De kantonrechter heeft echter geoordeeld dat de regels voor interne verwijzing, zoals vastgelegd in artikel 71 Rv., van toepassing zijn en dat [X] niet de verplichting had om de zaak op de rol van de sector kanton in te schrijven. De kantonrechter heeft vastgesteld dat het verstekvonnis niet op de juiste wijze is betekend en dat [X] tijdig in verzet is gekomen. De kantonrechter heeft het beroep van [Y] op de niet-ontvankelijkheid van [X] verworpen en de zaak verwezen naar de rolzitting voor conclusie van antwoord in het verzet van de zijde van [Y].
De uitspraak benadrukt de noodzaak van zorgvuldige procedurele stappen en de verantwoordelijkheden van beide partijen in het proces. De kantonrechter heeft ook opgemerkt dat, hoewel er vertraging was in de procedure, dit niet aan [X] kan worden toegerekend, en dat [Y] ook actie had kunnen ondernemen toen het procesverloop stagneerde. De zaak zal verder worden behandeld op de rolzitting van 26 mei 2004, waar [X] een kopie van de dagvaarding moet overleggen.