ECLI:NL:RBZWO:2004:AR3624
Rechtbank Zwolle
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Ontvankelijkheid van de vordering na overlijden van de eiser
In deze zaak, behandeld door de kantonrechter van de Rechtbank Zwolle, staat de ontvankelijkheid van de vordering centraal, nu de eiser op het moment van dagvaarden reeds was overleden. De eiser had een vordering ingesteld tegen zijn voormalige huurster, maar de dagvaarding was gedaan ten name van de overleden eiser. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de rechtsbevoegdheid van de eiser teniet is gegaan door zijn overlijden, waardoor de bevoegdheid om de vordering in te stellen is overgegaan op de erfgenamen. De dagvaarding, die op 23 juli 2003 was uitgebracht, was dus niet geldig, omdat deze was ingesteld door een niet (meer) bestaande persoon.
De kantonrechter heeft verder overwogen dat, hoewel de zoon van de eiser, [X], mogelijk de procedure zou willen voortzetten, dit niet mogelijk is zonder een geldige overgang van de procespartij. De wet biedt geen mogelijkheid voor een dergelijke overgang in dit geval, omdat de eiser al voor de aanvang van het rechtsgeding was overleden. Ook de stelling dat de vordering door de gezamenlijke erfgenamen zou zijn ingesteld, werd verworpen, omdat er geen verklaring van erfrecht was overgelegd en de dagvaarding niet aangaf dat de erfgenamen de vordering instelden.
De kantonrechter concludeert dat de eiser niet in zijn vordering kan worden ontvangen en verwijst de zaak naar de rol voor nadere uitlating. Dit biedt de erfgenamen de mogelijkheid om, indien gewenst, een incidentele conclusie tot tussenkomst in het geding te nemen. De zaak is verwezen naar de rolzitting van 6 juli 2004 voor verdere behandeling.