ECLI:NL:RVS:1999:AA3676

Raad van State

Datum uitspraak
15 oktober 1999
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
H01.99.0390
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot plaatsing op gemeentelijke monumentenlijst door burgemeester en wethouders van Rheden

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellant A te B tegen de uitspraak van de Arrondissementsrechtbank te Arnhem van 1 februari 1999. De rechtbank had het beroep van appellant en zijn medebewoners gegrond verklaard, maar verklaarde hen niet-ontvankelijk in hun bezwaren tegen het besluit van 23 december 1996, waarbij burgemeester en wethouders van Rheden het verzoek om het pand aan de Arnhemmerstraatweg 13 te Velp op de gemeentelijke monumentenlijst te plaatsen, hadden afgewezen. Appellant, die het pand had 'gekraakt', is geen eigenaar of zakelijk gerechtigde tot het pand en kan daarom niet als belanghebbende worden aangemerkt in de zin van artikel 1:2 van de Algemene wet bestuursrecht. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de uitspraak van de rechtbank bevestigd en het hoger beroep ongegrond verklaard. Er zijn geen termen aanwezig voor een proceskostenveroordeling in hoger beroep.

Uitspraak

Raad
van State
H01.99.0390.
Datum uitspraak: 15 oktober 1999
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
A te B, appellant,
tegen de uitspraak van de arrondissementsrechtbank te Arnhem van
1 februari 1999 in het geding tussen:
appellant
en
burgemeester en wethouders van Rheden.
1 .Procesverloop
Bij besluit van 23 december 1996 hebben burgemeester en wethouders van
Rheden (hierna: burgemeester en wethouders) het verzoek van onder meer
appellant om het mede door hem bewoonde pand aan de
Arnhemmerstraatweg 13 te Velp op de gemeentelijke monumentenlijst te
plaatsen afgewezen.
Bij besluit van 18 september 1997 hebben burgemeester en wethouders het hiertegen ingestelde bezwaar ongegrond verklaard. Dit besluit is aangehecht.
Bij uitspraak van 1 februari 1999, verzonden op die datum, heeft de Arrondissementsrechtbank te Arnhem (hierna: de rechtbank) het tegen dit besluit door appellant en zijn medebewoners ingestelde beroep gegrond verklaard, de bestreden beslissing op bezwaar vernietigd en appellant en zijn medebewoners niet-ontvankelijk verklaart in hun bezwaren tegen het besluit van 23 december 1996.
Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft appellant bij brief van 12 maart 1999, bij de Raad van State ingekomen op 15 maart 1999, hoger beroep ingesteld.
Deze brief is aangehecht.
Bij brief van 11 juni 1999 hebben burgemeester en wethouders een memorie van antwoord ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 27 september 1999.
Partijen zijn niet verschenen.
2. Overwegingen
2.1.De Afdeling onderschrijft de overweging van de rechtbank dat, gelet op de inhoud van de gemeentelijke Monumentenverordening 1994 en de gevolgen van het a[ dan niet plaatsen van een pand op de monumentenlijst, in de eerste plaats de eigenaar of anderszins zakelijk gerechtigde belanghebbende is bij een besluit als het onderhavige.
Appellant, die met een aantal anderen het betrokken pand heeft 'gekraakt', is geen eigenaar van of zakelijk gerechtigde tot dit pand.
2.2.Niet is gebleken dat appellant op andere gronden als belanghebbende in de zin van artikel 1:2, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht kan worden aangemerkt. Uit de feitelijke bewoning van het pand door appellant kan niet meer worden afgeleid dan dat hij belang heeft bij de voortzetting van de bewoning. De onderhavige besluitvorming ziet daar echter niet op. Anders dan appellant heeft betoogd, is een besluit als hier aan de orde in dit verband ook niet op één lijn te stellen met een besluit over de afgifte van een sloopvergunning, nog daargelaten of appellant daarbij als rechtstreeks belanghebbende zou zijn aan te merken. De rechtbank heeft appellant dan ook terecht niet-ontvankelijk geoordeeld in zijn bezwaar tegen het primaire besluit van burgemeester en wethouders.
2.3.Uit het vorenstaande volgt dat het hoger beroep ongegrond is. De aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
2.4.Voor een proceskostenveroordeling in hoger beroep zijn geen termen aanwezig.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. J.A.E. van der Does, Lid van de enkelvoudige kamer,
in tegenwoordigheid van mr. D. Haan, ambtenaar van Staat.
w.g. Van der Does w.g. Haan
Lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op5 oktober 1999
27. Verzonden:
Voor eensluidend afschrift,
de Secretaris van de Raad van State,
voor deze,