ECLI:NL:RVS:1999:AA3684
Raad van State
- Hoger beroep
- J.A.E. van der Does
- J. Soons
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen afwijzing verzoek om vrijstelling van stagiaireplicht door de Raad van Toezicht der Orde van Advocaten
Op 8 oktober 1999 heeft de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van verzoeker A tegen de uitspraak van de arrondissementsrechtbank te Utrecht van 9 maart 1999. Verzoeker had eerder een verzoek ingediend bij de Raad van Toezicht der Orde van Advocaten om vrijstelling van de verplichting om als stagiaire bij een patroon kantoor te houden. Dit verzoek werd op 14 september 1998 afgewezen. De Algemene Raad van de Nederlandse Orde van Advocaten verklaarde het beroep tegen deze afwijzing gegrond en vernietigde het besluit, waarna de zaak werd terugverwezen naar de Raad van Toezicht. De rechtbank te Utrecht verklaarde op 9 maart 1999 het beroep van verzoeker gegrond en vernietigde de beslissing van de Algemene Raad, met de opdracht om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen.
Tegen deze uitspraak heeft verzoeker hoger beroep ingesteld bij de Raad van State. Tevens verzocht hij om een voorlopige voorziening. De Voorzitter heeft het verzoek op 30 september 1999 ter zitting behandeld, waar verzoeker en de Algemene Raad vertegenwoordigd door mevrouw mr. M. Duyser aanwezig waren. De Raad van Toezicht was niet ter zitting verschenen. De Voorzitter overwoog dat op basis van artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht een voorlopige voorziening kan worden getroffen indien onverwijlde spoed dat vereist. Echter, er waren geen bijzondere omstandigheden aangetoond die het verzoek om een voorlopige voorziening rechtvaardigden. Daarom werd het verzoek afgewezen. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 8 oktober 1999.