ECLI:NL:RVS:1999:AA3746

Raad van State

Datum uitspraak
23 augustus 1999
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
199900871 /P50
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening inzake goedkeuringsbesluit bestemmingsplan door de Raad van State

In deze zaak heeft de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 23 augustus 1999 uitspraak gedaan op het verzoek van A, vertegenwoordigd door mr. J. van Groningen, om een voorlopige voorziening te treffen in het kader van een geschil met de gedeputeerde staten van Noord-Brabant. Het geschil betreft de goedkeuring van een wijziging van het bestemmingsplan "Buitengebied, 1e partiële herziening". De burgemeester en wethouders van Uden hadden op 16 maart 1999 het bestemmingsplan gewijzigd, maar de gedeputeerde staten hebben op 25 mei 1999 goedkeuring onthouden aan deze wijziging. Verzoeker heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening, zodat hij zijn varkensbedrijf kon uitbreiden.

De Voorzitter overweegt dat op basis van artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht een voorlopige voorziening kan worden getroffen indien onverwijlde spoed dat vereist. Echter, de Voorzitter stelt vast dat een schorsing van de onthouding van goedkeuring niet leidt tot de gewenste uitbreiding van het bedrijf, omdat dit niet betekent dat het wijzigingsplan goedgekeurd is. De Voorzitter concludeert dat er geen uitzonderlijke omstandigheden zijn die een verstrekkende voorlopige voorziening rechtvaardigen. Daarom wordt het verzoek als kennelijk ongegrond afgewezen. Tevens zijn er geen termen voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

Raad
van State
199900871 /P50.
Datum uitspraak: 23 augustus 1999
AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op het verzoek van
A te B, verzoeker,
vertegenwoordigd door mr. J. van Groningen, advocaat te Middelharnis,
om toepassing van artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht in het geding tussen:
verzoeker
en
gedeputeerde staten van Noord-Brabant, verweerders.
1 Procesverloop
Burgemeester en wethouders van Uden hebben bij besluit van 16 maart 1999 het bestemmingsplan "Buitengebied, 1e partië le herziening" met toepassing van artikel 11 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening gewijzigd, overeenkomstig de bij dit besluit behorende en als zodanig gewaarmerkte tekening (vergroting bebouwingsvak aan de L-weg 4 ten behoeve van het uitbreiden van varkensbedrijf Maatschap A).
Verweerders hebben bij besluit van 25 mei 1999, Dienst Ruimte, Economie en Welzijn, Afdeling BG, no. 605583, beslist over de goedkeuring van deze wijziging.
Tegen dit besluit heeft verzoeker bij brief van 29 juni 1999, nader aangevuld bij brief van 28 juli 1999, beroep ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Daarnaast heeft verzoeker zich bij brief van 28 juli 1999 tot de Voorzitter gewend met het verzoek een voorlopige voorziening te treffen als bedoeld in artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht.
2. Overwegingen
2.1. Ingevolge artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht is het mogelijk om, indien tegen een besluit beroep is ingesteld dan wel voorafgaand aan een mogelijk beroep bezwaar is gemaakt, op verzoek een voorlopige voorziening te treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist. Voor zover de daartoe uit te voeren toetsing meebrengt dat het geding in de bodemprocedure wordt beoordeeld, heeft het oordeel van de Voorzitter daaromtrent een voorlopig karakter en is dat niet bindend in die procedure. Ingevolge artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht kan de Voorzitter, indien hij kennelijk onbevoegd is of het verzoek kennelijk niet ontvankelijk, kennelijk ongegrond of kennelijk gegrond is, uitspraak doen zonder oproeping en verhoor van partijen.
2.2. Bij besluit van 25 mei 1999 hebben verweerders goedkeuring onthouden aan de onderwerpelijke wijziging van het bestemmingsplan "Buitengebied, le partiële herziening".
2.3. Verzoeker kan zich met deze onthouding van goedkeuring niet verenigen en vraagt de Voorzitter het besluit van gedeputeerde staten te schorsen, opdat verzoeker zijn bedrijf met een stal voor 1.080 gespeende biggen kan uitbreiden.
2.4. De Voorzitter stelt vast dat een schorsing van de onthouding van goedkeuring er niet toe leidt dat verzoeker zijn bedrijf met de door hem gewenste stal kan uitbreiden, aangezien een dergelijke voorlopige voorziening niet tot gevolg heeft dat het wijzigingsplan wordt geacht te zijn goedgekeurd. Voor zover verzoeker met zijn verzoek beoogt dat een voorlopige voorziening wordt getroffen, ertoe strekkende dat het plan moet worden geacht te zijn goedgekeurd, overweegt de Voorzitter dat het treffen van een dergelijke voorlopige voorziening, gelet op het karakter van een beslissing tot onthouding van goedkeuring, in het algemeen te verstrekkend is. Hiertoe zal slechts in uitzonderlijke omstandigheden kunnen worden overgegaan, bijvoorbeeld indien het bestreden besluit evidente gebreken vertoont en bovendien zodanig urgente belangen van verzoeker in het geding zijn dat de bodemprocedure in redelijkheid niet kan worden afgewacht. Naar het oordeel van de Voorzitter doen zich in dit geval niet zodanig uitzonderlijke omstandigheden voor dat het treffen van een zo verstrekkende voorlopige voorziening gerechtvaardigd is.
2.5. Het verzoek om toepassing van artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht dient derhalve, als kennelijk ongegrond, te worden afgewezen.
2.6. Voor een proceskostenveroordeling zijn geen termen aanwezig.
3. Beslissing
De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak;
wijst het verzoek om toepassing van artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht af.
Aldus vastgesteld door mr. J. de Vries, Voorzitter, in tegenwoordigheid van A.M.Th. Schuller, ambtenaar van Staat.
w.g. De Vries w.g. Schuller
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 23 augustus 1999
199900871 /P50.
VERZONDEN 24 augustus 1999
Voor eensluidend afschrift,
de Secretaris van de Raad van State,
voor deze,