H01.99.0434.
Datum uitspraak: 9 DEC. 1999
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
A en B te C, appellanten,
tegen de uitspraak van de arrondissementsrechtbank te Zutphen van 15 maart 1999 in het geding tussen: appellanten en de burgemeester van Winterswijk.
Bij besluit van 22 januari 1998 heeft de burgemeester van Winterswijk (hierna: de burgemeester) aan de klootschietvereniging "Regiogooiers" te Winterswijk op grond van artikel 2.1.4. 1. van de Algemene Plaatselijke Verordening vergunning verleend voor het houden van maximaal tien klootschietwedstrijden voor het jaar 1998 langs de route Huppelseweg, Greuneweg, Wandersweg, Poolserweg, Huppelseweg te Winterswijk.
Bij besluit van 28 mei 1998 heeft de burgemeester het hiertegen door appellanten gemaakte bezwaar ongegrond verklaard. Dit besluit en het advies van de Commissie bezwaar en beroep van 28 april 1998, waarnaar in het besluit wordt verwezen, zijn aangehecht.
Bij uitspraak van 15 maart 1999, verzonden op dezelfde datum, heeft de arrondissementsrechtbank te Zutphen (hierna: de rechtbank) het tegen dit besluit ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak hebben appellanten bij brief van 23 maart 1999, bij de Raad van State ingekomen op dezelfde datum, hoger beroep ingesteld. De gronden zijn aangevuld bij brief van 17 mei 1999. Deze brieven zijn aangehecht.
Bij brief van 28 juli 1999 heeft de burgemeester een memorie van antwoord ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 2 november 1999, waar appellanten, vertegenwoordigd door A en bijgestaan door mr F.J.M. Kobossen, advocaat te Deventer, en de burgemeester, vertegenwoordigd door J.G. Krosenbrink, ambtenaar der gemeente, zijn verschenen.
2.1. Ingevolge artikel 2.1.4.l., eerste lid, aanhef en onder c, van de Algemene Plaatselijke Verordening van de gemeente Winterswijk (hierna te noemen: de APV) is het verboden zonder vergunning van de burgemeester op of aan de weg een wedstrijd te houden.
Ingevolge artikel 2.1.4.l., tweede lid, van de APV kan de burgemeester een vergunning als bedoeld in het eerste lid weigeren in het belang van:
a. de openbare orde;
b. het voorkomen of beperken van overlast;
c. de verkeersveiligheid of veiligheid van personen of goederen;
d. de redelijkheid of gezondheid.
2.2. De burgemeester heeft aan de klootschietvereniging "Regiogooiers" vergunning verleend voor het houden van maximaal tien klootschietwedstrijden voor het jaar 1998, waaraan hij onder meer de voorschriften verbonden heeft dat de rechten en vrijheden van anderen bij gebruikmaking van deze vergunning niet mogen worden aangetast en dat het
verkeer op geen enkele wijze mag worden gehinderd of in gevaar mag worden gebracht.
2.3. Appellanten hebben betoogd dat zij overlast ondervinden van de klootschietwedstrijden, aangezien de route die door de deelnemers tijdens de wedstrijden wordt afgelegd, langs hun woning voert. Zij stellen dat de houten ballen waarmee wordt gegooid, schade veroorzaken aan de woning en een gevaar opleveren voor de directe omgeving. Bovendien stuit de verlening van de vergunning volgens appellanten ook wat betreft de verkeersveiligheid op problemen.
2.4. Hetgeen appellanten hebben betoogd, biedt geen grond voor het oordeel dat de burgemeester bij de beoordeling van de concrete feiten en omstandigheden de gevraagde vergunning had moeten weigeren op één van de in artikel 2.1.4. l., tweede lid, van de APV limitatief opgesomde weigeringsgronden. Hierbij is in aanmerking genomen dat appellanten niet aannemelijk hebben gemaakt dat de door de burgemeester aan de vergunning verbonden voorschriften op zichzelf onvoldoende waarborgen zouden bieden om de in die bepaling opgenomen belangen te beschermen.
De rechtbank heeft derhalve op goede gronden geoordeeld dat niet staande kan worden gehouden dat de burgemeester niet tot de verlening van de gevraagde vergunning heeft kunnen besluiten.
2.5. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.6. Voor een proceskostenveroordeling in hoger beroep zijn geen termen aanwezig.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr C. de Gooijer, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr P.S. Beekman, ambtenaar van Staat.
w.g. De Gooijer w.g. Beekman
Lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 9 december 1999
Voor eensluidend afschrift,
de Secretaris van de Raad van State,
voor deze,