ECLI:NL:RVS:1999:AA4201

Raad van State

Datum uitspraak
16 september 1999
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
H01.98.2041
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • P.J. Boukema
  • C.M. Ligtelijn-van Bilderbeek
  • J.H. Grosheide
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep van de Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer tegen de uitspraak van de arrondissementsrechtbank te Groningen inzake de verkoop van woningen door de Stichting Acantus Bouwen en Wonen

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer tegen een uitspraak van de arrondissementsrechtbank te Groningen. De rechtbank had op 23 november 1998 geoordeeld dat het bezwaar van de Stichting Acantus Bouwen en Wonen tegen een besluit van de Staatssecretaris gegrond was. De Staatssecretaris had op 3 juli 1997 aan de burgemeester en wethouders van Winschoten meegedeeld dat de verkoop van 121 woningen aan de Hamsterlaan te Winschoten aan een koper niet mocht worden uitgevoerd. De Staatssecretaris stelde dat de verkoop van deze woningen het belang van de volkshuisvesting ter plaatse ernstig zou schaden.

In hoger beroep heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State de zaak behandeld. De Afdeling oordeelde dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat de beslissing van de Staatssecretaris niet deugdelijke motivering had en dat de verkoop niet mocht doorgaan. De Afdeling bevestigde de uitspraak van de rechtbank en wees de verzoeken om toelating als partij in hoger beroep af. De Afdeling oordeelde dat de betrokkenheid van enkele huurders en een werkgroep niet voldoende was om hen als belanghebbenden aan te merken.

De uitspraak van de Raad van State werd gedaan in het openbaar op 16 september 1999. De Staatssecretaris werd veroordeeld in de proceskosten van Acantus, die door de Staat der Nederlanden moesten worden vergoed. De uitspraak bevestigde de eerdere beslissing van de rechtbank en stelde dat de Staatssecretaris niet voldoende had aangetoond dat de verkoop van de woningen in het belang van de volkshuisvesting was.

Uitspraak

Raad van State
H01.98.2041.
Datum uitspraak: 16 september 1999
AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
de Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, appellant,
tegen de uitspraak van de arrondissementsrechtbank te Groningen van 23 november 1998 in het geding tussen:
de Stichting Acantus Bouwen en Wonen te Winschoten
en
appellant.
1 . Procesverloop
Bij besluit van 3 juli 1997 heeft appellant burgemeester en wethouders van Winschoten (hierna: burgemeester en wethouders) meegedeeld dat het besluit van aanmerkelijk belang van de Stichting Acantus Bouwen en Wonen te Winschoten (hierna: Acantus) inzake de verkoop van 121 woningen aan de Hamsterlaan te Winschoten aan A te B (hierna: [koper]) niet mag worden uitgevoerd.
Bij besluit van 7 november 1997 heeft appellant het hiertegen door Acantus ingestelde bezwaar primair niet-ontvankelijk en subsidiair ongegrond verklaard. Dit besluit is aangehecht.
Bij uitspraak van 23 november 1998, verzonden op dezelfde datum, heeft de arrondissementsrechtbank te Groningen (hierna: de rechtbank) het verzoek van [koper] om als partij tot het geding te worden toegelaten afgewezen, het door Acantus ingestelde beroep gegrond verklaard, de bestreden beslissing op bezwaar vernietigd en bepaald dat appellant binnen 6 weken na verzending van deze uitspraak opnieuw op het bezwaarschrift van Acantus dient te beslissen.
Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft appellant bij brief van 22 december 1998, bij de Raad van State ingekomen op dezelfde datum, hoger beroep ingesteld. De gronden zijn aangevuld bij brief van 19 januari 1999. Deze brieven zijn aangehecht.
Bij brief van 16 april 1999 heeft Acantus een memorie van antwoord ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 6 juli 1999, waar appellant, vertegenwoordigd door drs C.Y. Molenaar-Mandersloot en R. Gunther, gemachtigden, en Acantus, vertegenwoordigd door mr E.A. Minderhoud, advocaat te Amsterdam, mr P.H.F. Yspeert, advocaat te Groningen, en J.S. Hoefsloot, bestuurder, zijn verschenen.
Ter zitting zijn voorts verschenen burgemeester en wethouders, vertegenwoordigd door J.H. Samberg, ambtenaar der gemeente, alsmede [koper], vertegenwoordigd door mr J.C. van Apeldoorn, advocaat te Amsterdam, mevrouw L. Van Heeringen, zowel voor zich als mede namens enige andere huurders van woningen van Acantus te Veendam, en C.J. Olman, namens de werkgroep huurzaken van de Stichting BOV te Veendam.
2. Overwegingen
2.1. Acantus heeft besloten tot verkoop van 121 woningen aan de Hamsterlaan te Winschoten aan [koper] en de verkoop daarvan gekoppeld aan de verkoop aan [koper] van 334 woningen in Veendam. In hoger beroep is uitsluitend aan de orde het na bezwaar gehandhaafde besluit van appellant, dat het besluit tot verkoop van de 121 woningen te Winschoten niet mag worden uitgevoerd.
2.2. De Afdeling is, op dezelfde gronden als die de rechtbank tot afwijzing van het verzoek van [koper] hem als partij tot het geding toe te laten hebben geleid, van oordeel dat [koper] niet op grond van artikel 8:26 van de Algemene wet bestuursrecht in hoger beroep als partij kan worden toegelaten.
2.3. Het feit dat enkele huurders van woningen te Veendam, die zich in hoger beroep met een schriftelijke reactie tot de Afdeling hebben gewend, door genoemde gekoppelde verkoop enige relatie hebben met de verkoop van de woningen waar het hier om gaat, betekent niet dat zij hier als belanghebbenden zijn aan te merken en als partij tot het geding kunnen worden toegelaten. Hetzelfde geldt voor de werkgroep huurzaken van de Stichting BOV, die heeft aangegeven op te treden als vertegenwoordiger van belanghebbenden in Veendam.
2.4. Ingevolge artikel 34, eerste lid, van het Besluit beheer socialehuursector (hierna: het Besluit), voor zover hier van belang, worden onder besluiten van aanmerkelijk belang onder meer verstaan alle besluiten van toegelaten instellingen inzake het vervreemden of slopen van woongelegenheden.
Ingevolge artikel 38, aanhef en onder b, van het Besluit, voor zover hier van belang, kan de minister slechts bepalen, dat het besluit van aanmerkelijk belang vooralsnog niet wordt uitgevoerd of tot het niet uitvoeren besluiten, indien naar zijn oordeel bij uitvoering van dat besluit het belang van de volkshuisvesting ter plaatse in ernstige mate zou worden geschaad.
2.5. De in artikel 38 van het Besluit neergelegde bevoegdheid van de minister is discretionair van aard. De rechtbank heeft daarvoor oog gehad. De rechtbank heeft bij de aangevallen uitspraak de beslissing van appellant op het bezwaar van Acantus vernietigd wegens strijd met artikel 7:12, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (de wettelijke eis dat de beslissing op bezwaar dient te berusten op een deugdelijke motivering). De rechtbank heeft daartoe -samengevat - overwogen dat de door appellant aan die beslissing ten grondslag gelegde argumenten het oordeel dat uitvoering van het besluit van aanmerkelijk belang tot verkoop van 121 woningen aan de Hamsterlaan te Winschoten aan [koper] het belang van de volkshuisvesting ter plaatse in ernstige mate schaadt niet kan dragen. In hetgeen appellant in hoger beroep heeft aangevoerd is geen grond gelegen voor het oordeel dat de rechtbank ten onrechte tot die conclusie is gekomen.
2.6. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.7. Appellant dient op na te melden wijze in de proceskosten te worden veroordeeld.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. wijst de verzoeken om toelating als partij in hoger beroep af
II. bevestigt de aangevallen uitspraak.
III. veroordeelt appellant in de door Acantus in verband met de behandeling van het hoger beroep gemaakte proceskosten tot een bedrag van f 1.420,--, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. Het bedrag dient aan Acantus te worden vergoed door de Staat der Nederlanden (het Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer).
Aldus vastgesteld door mr P.J. Boukema, Voorzitter, en mr C.M. Ligtelijn-van Bilderbeek en mr J.H. Grosheide, Leden, in tegenwoordigheid van mr A.J. Verbeek, ambtenaar van Staat.
w.g. Boukema w.g. Verbeek
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 16 september 1999
89-55.
Verzonden:
Voor eensluidend afschrift,
de Secretaris van de Raad van State,
voor deze,