ECLI:NL:RVS:2000:AA4912
Raad van State
- Hoger beroep
- dr. J.C.K.W. Bartel
- mr. A. Kosto
- mr. B. van Wagtendonk
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen de weigering van vrijstelling van stagiaireplicht door de Raad van Toezicht van de Orde van Advocaten
In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de uitspraak van de president van de arrondissementsrechtbank te Utrecht, die op 9 maart 1999 een besluit van de Raad van Toezicht van de Orde van Advocaten heeft vernietigd. Het oorspronkelijke verzoek van appellant sub 1 om vrijstelling van de verplichting om als stagiaire bij een patroon kantoor te houden, werd op 14 september 1998 door de Raad van Toezicht afgewezen. Appellant sub 2, die het beroep van appellant sub 1 gegrond verklaarde, vernietigde dit besluit op 30 oktober 1998 en verwees de zaak terug naar de Raad van Toezicht. De president oordeelde echter dat appellant sub 2 niet voldeed aan de vereisten van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) door enkel het besluit van de Raad van Toezicht te vernietigen zonder een nieuw besluit te nemen. Dit leidde tot het hoger beroep van beide appellanten.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State oordeelde dat het besluit van appellant sub 2 niet voldeed aan de eisen van de Awb, omdat het niet de situatie creëerde die appellant sub 1 beoogde. De Afdeling benadrukte dat een nieuw besluit noodzakelijk was, waarin alle bezwaren van appellant sub 1 opnieuw beoordeeld moesten worden. De Afdeling besloot het beroep van appellant sub 1 tegen het nieuwe besluit door te verwijzen naar de arrondissementsrechtbank te Utrecht, om te waarborgen dat appellant sub 1 niet in zijn procesrechten werd benadeeld.
De uitspraak bevestigde de eerdere beslissing van de president en stelde dat er geen termen waren voor een proceskostenveroordeling. De zaak werd op 1 november 1999 ter zitting behandeld, waarbij beide appellanten aanwezig waren, evenals de vertegenwoordiger van de Raad van Toezicht. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 15 februari 2000.