Uitspraak
Raad van State
H01.99.0487
Datum uitspraak: 4 FEB.
AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
burgemeester en wethouders van Doorn, appellanten,
tegen de uitspraak van de arrondissementsrechtbank te Utrecht van 2 maart 1999 in het geding tussen: [nabestaande 1] en [nabestaande 2] te [woonplaats] en appellanten.
1 . Procesverloop
Bij besluit van 10 december 1996 hebben appellanten aan G.W.E. Beheer B.V. te Zeist bouwvergunning verleend voor het oprichten van een crematorium/rouwcentrum op de algemene begraafplaats aan de Oude Arnhemse Bovenweg 1 te Doorn.
Bij besluit van 1 april 1997 hebben appellanten het hiertegen: door [nabestaande 1] en [nabestaande 2] gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk verklaard. Dit besluit en het advies van de Commissie voor de behandeling van bezwaar- en beroepschriften van 14 maart 1997, waarnaar in het besluit wordt verwezen, zijn aangehecht.
Bij uitspraak van 2 maart 1999, verzonden op dezelfde datum, heeft de arrondissementsrechtbank te Utrecht (hierna: de rechtbank) het tegen dit besluit door : [nabestaande 1] en [nabestaande 2] ingestelde beroep gegrond verklaard en de bestreden beslissing op bezwaar vernietigd. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak hebben appellanten bij brief van 1 april 1999, bij de Raad van State ingekomen op 2 april 1999, hoger beroep ingesteld. De gronden zijn aangevuld bij brief van 3 mei 1999. Deze brieven zijn aangehecht.
Bij brief van 8 september 1999 hebben : [nabestaande 1] en [nabestaande 2] een memorie van antwoord ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 20 januari 2000, waar appellanten, vertegenwoordigd door H.J Knibbe, ambtenaar der gemeente, zijn verschenen. Voorts zijn : [nabestaande 1] en [nabestaande 2] als partij gehoord.
2. Overwegingen
2.1. Het hoger beroep van appellanten richt zich tegen het oordeel van de rechtbank dat appellanten : [nabestaande 1] en [nabestaande 2 (hierna: de familie [nabestaanden]) ten onrechte niet als belanghebbenden bij de verleende bouwvergunning hebben aangemerkt.
2.2. De rechtbank heeft op goede gronden overwogen dat de familie [nabestaanden] als eigenaar van een graf op de ter plaatse aanwezige algemene begraafplaats en vanwege de omstandigheid dat haar (schoon)ouders aldaar zijn begraven als belanghebbende in de zin van artikel 1:2, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht is aan te merken. Onder de gegeven omstandigheden kan niet worden geoordeeld dat zij geen kenmerkend, individualiseerbaar belang heeft bij het besluit waarbij de bouwvergunning is verleend.
Anders dan appellanten hebben betoogd, biedt de omstandigheid dat de familie [nabestaanden] reeds bij de aankoop van het graf op de hoogte was van de mogelijkheid dat op de algemene begraafplaats een crematorium zou worden gebouwd, geen grond voor een ander oordeel.
Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.4. Appellanten dienen op na te melden wijze in de proceskosten te worden veroordeeld.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. bevestigt de aangevallen uitspraak;
II. veroordeelt burgemeester en wethouders van Doorn in de door: [nabestaande 1] en [nabestaande 2] in verband met de behandeling van het hoger beroep gemaakte proceskosten tot een bedrag van f 71,90; dit bedrag dient door gemeente Doorn te worden betaald aan : [nabestaande 1] en [nabestaande 2].
Aldus vastgesteld door mr C.M. Ligtelijn-van Bilderbeek, Voorzitter, en mr J.H.B. van der Meer en mr J.H. Grosheide, Leden, in tegenwoordigheid van mr P.S. Beekman, ambtenaar van Staat.
w.g. Ligtelijn-van Bilderbeek w.g. Beekman
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 4 februari 2000
12-259.
Verzonden:
Voor eensluidend afschrift,
de Secretaris van de Raad van State,
voor deze,