Raad van State
H01.99.0282.
Datum uitspraak: 29 februari. 2000
AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
burgemeester en wethouders van Wymbritseradiel, appellanten,
tegen de uitspraak van de arrondissementsrechtbank te Leeuwarden van 12 januari 1999 in het geding tussen:
de heer en mevrouw [bezwaarden] te [woonplaats]
Bij besluit van 17 februari 1998 hebben appellanten aan de Woningstichting de Friese Greiden te Bolsward vergunning verleend voor de bouw van 19 woningen aan het Croleskwartier (26 t/m 62, even) te IJlst.
Bij besluit van 13 mei 1998 hebben appellanten het hiertegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard. Dit besluit en het advies van de commissie belast met de behandeling van bezwaar- en beroepschriften van 24 april 1998, waarnaar in het besluit wordt verwezen, zijn aangehecht.
Bij uitspraak van 12 januari 1999, verzonden op dezelfde datum, heeft de arrondissementsrechtbank te Leeuwarden (hierna: de rechtbank) het tegen dit besluit ingestelde beroep gegrond verklaard, de bestreden beslissing op bezwaar vernietigd en het besluit van appellanten van 17 februari 1998 vernietigd (herroepen). Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak hebben appellanten bij brief van 22 februari 1999, bij de Raad van State ingekomen op 24 februari 1999, hoger beroep ingesteld. De gronden zijn aangevuld bij brief van 7 april 1999. Deze brieven zijn aangehecht.
Bij brief van 17 mei 1999 hebben de heer en mevrouw [bezwaarden] een memorie van antwoord ingediend.
Desgevraagd hebben burgemeester en wethouders bij schrijven van 4 augustus 1999 en 9 augustus 1999 de Afdeling stukken doen toekomen.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 13 januari 2000, waar appellanten, vertegenwoordigd door mr R.C.M. Kamsma, advocaat te Leeuwarden, en ing. S. van Dijk, ambtenaar der gemeente, zijn verschenen. De heer en mevrouw [bezwaarden] zijn niet ter zitting verschenen.
2.1. Het geschil spitst zich toe op de vraag of de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat de woningen, plaatselijk bekend als Croleskwartier 1 t/m 34 te Ust, dienen te worden aangemerkt als "bebouwing in rijtjes" als bedoeld in artikel 4, tweede lid, van de voorschriften van het bestemmingsplan "De lendracht", en dat mitsdien de vergunning voor de bouw van 19 woningen in rijtjes aan het Croleskwartier (26 t/m 62, even) in strijd met genoemd plan is verleend daar hiermee het ingevolge het plan maximum toelaatbare percentage "bebouwing in rijtjes" wordt overschreden.
2.2. Het desbetreffende bestemmingsplan kent drie typen woningen: vrijstaande woningen, dubbele woningen en bebouwing in rijtjes. Van deze begrippen is in het plan geen definitie gegeven.
2.3. De rechtbank heeft overwogen dat aan de typering van de in blokken van 8 en 9 aaneen gebouwde woningen Croleskwartier 1 t/m 34 als "bebouwing in rijtjes", ter onderscheiding van de vrijstaande en dubbele woningen, niet afdoet dat er in de voorgevels van die woningen sprake is van afwisseling in vorm, massa en kleur, waardoor die voorgevels zich onderscheiden van het type rijtjeswoning dat gekenmerkt wordt door eenvormigheid. De rechtbank heeft voorts in artikel 4, vierde lid, onder f van de planvoorschriften geen aanwijzing gevonden voor het oordeel dat het plan naast de genoemde typen een vierde type woning toelaatbaar acht. Genoemd voorschrift biedt slechts de mogelijkheid om nadere eisen te stellen in geval van bebouwing in rijtjes, aldus de rechtbank.
2.4. De Afdeling acht dit oordeel, waarbij voor de betekenis van de niet nader omschreven typering "bebouwing in rijtjes" het normale spraakgebruik richtinggevend is geacht, juist. Dat deze woningen een individuele uitstraling hebben doet niet af aan de omstandigheid dat sprake is van huizen die voor wat betreft de hoofdbouwmassa in een rij aan elkaar zijn gebouwd. De in het desbetreffende bestemmingsplan gekozen - niet nader uitgewerkte -systematiek biedt geen basis om nader te onderscheiden tussen "bebouwing in rijtjes" en - hetgeen door appellanten is betoogd - aaneengesloten geschakelde woningen. Hetgeen in een andere procedure ten aanzien van het vorenstaande is overwogen staat aan dit oordeel niet in de weg, reeds omdat '~ de uitspraak in die procedure niet in een geschil tussen partijen in deze procedure is gewezen.
2.5. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.6. Burgemeester en wethouders dienen op na te melden wijze in de proceskosten te worden veroordeeld.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. bevestigt de aangevallen uitspraak;
II. veroordeelt burgemeester en wethouders in de door de heer en mevrouw [bezwaarden] in verband met de behandeling van het hoger beroep gemaakte proceskosten tot een bedrag van f 710,--, welk bedrag geheel is toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand; het bedrag dient door de gemeente Wymbritseradiel te worden betaald aan de heer en mevrouw [bezwaarden].
Aldus vastgesteld door mr W.M.G. Eekhof-de Vries, Voorzitter, en mr P.J.J. van Buuren en mr C.A. Terwee-van Hilten, Leden, in tegenwoordigheid van mr P.H. Lauryssen, ambtenaar van Staat.
Bij verhindering van
de ambtenaar van Staat
w.g. Eekhof-de Vries w.g. Van Roosmalen
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 29 februari 2000
Voor eensluidend afschrift,
de Secretaris van de Raad van State,
voor deze,