ECLI:NL:RVS:2000:AA5435
Raad van State
- Hoger beroep
- J.A.E. van der Does
- R.W.L. Loeb
- P.J.J. van Buuren
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen de uitspraak van de arrondissementsrechtbank te 's-Gravenhage inzake verzoek om verstrekking van persoonsgegevens
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de naamloze vennootschap Postbank N.V. tegen de uitspraak van de arrondissementsrechtbank te 's-Gravenhage van 21 juli 1999. De rechtbank had de beroepen van appellante ongegrond verklaard. Appellante had verzocht om verstrekking van persoonsgegevens, maar burgemeester en wethouders van Den Haag stelden dat het belang van geheimhouding zwaarder woog dan het belang van de verstrekking. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak op 6 maart 2000 behandeld, waarbij appellante werd vertegenwoordigd door haar advocaat en een hoofd juridische zaken. Burgemeester en wethouders werden vertegenwoordigd door een ambtenaar van de gemeente.
De rechtbank had in eerdere uitspraken al geoordeeld dat burgemeester en wethouders geen nadere informatie mochten verlangen van appellante om haar verzoek te onderbouwen. Appellante betoogde dat de rechtbank had miskend dat op basis van de verstrekte informatie tot inwilliging van haar verzoeken had behoren te worden besloten. De Afdeling bestuursrechtspraak oordeelde echter dat burgemeester en wethouders terecht de afweging hadden gemaakt dat het belang van geheimhouding zwaarder woog dan het belang van de verstrekking van de gegevens. De rechtbank had de juiste beslissing genomen door de beroepen van appellante ongegrond te verklaren.
De Afdeling bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat er geen termen waren voor een proceskostenveroordeling in hoger beroep. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 27 maart 2000, waarbij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State recht deed in naam der Koningin.