ECLI:NL:RVS:2000:AA5576
Raad van State
- Hoger beroep
- J.A.E. van der Does
- J.H.B. van der Meer
- C. de Gooijer
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake verplichtingen op grond van de Arbeidsomstandighedenwet met betrekking tot koolmonoxideblootstelling
In deze zaak heeft de Hoofdinspecteur van de Arbeidsinspectie op 9 juni 1998 aan de besloten vennootschap Indoor Kartbaan Apeldoorn B.V. een verplichting opgelegd om maatregelen te treffen ter beperking van de blootstelling van medewerkers aan koolmonoxide, naar aanleiding van metingen in het bedrijf. De appellante heeft hiertegen beroep ingesteld bij de president van de arrondissementsrechtbank te Zutphen, die op 3 juni 1999 het beroep ongegrond verklaarde. Appellante heeft vervolgens hoger beroep ingesteld bij de Raad van State, waarbij zij betoogde dat de president ten onrechte onmiddellijk uitspraak in de hoofdzaak heeft gedaan zonder haar in de gelegenheid te stellen de gronden van haar beroep kenbaar te maken.
De Raad van State heeft de zaak behandeld op 1 februari 2000, waarbij zowel appellante als de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid vertegenwoordigd waren. De Afdeling bestuursrechtspraak heeft overwogen dat de president van de rechtbank terecht gebruik heeft gemaakt van zijn bevoegdheid om onmiddellijk uitspraak te doen, zoals geregeld in artikel 8:86 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De Afdeling oordeelde dat er geen onredelijke termijn was gesteld voor het treffen van de maatregelen en dat het besluit van de Staatssecretaris niet onjuist of onredelijk was.
Het hoger beroep van appellante is ongegrond verklaard en de aangevallen uitspraak van de president is bevestigd. De Raad van State heeft geen termen gezien voor een proceskostenveroordeling in hoger beroep. De uitspraak is gedaan in naam der Koningin en openbaar uitgesproken op 3 april 2000.