Raad vanState
19990083711.
Datum uitspraak: 25 april 2000
AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant] te [woonplaats], appellant,
tegen de uitspraak van de arrondissementsrechtbank te 's-Hertogenbosch van 19 mei 1999 in het geding tussen:
burgemeester en wethouders van Oirschot.
Bij besluit van 15 december 1997 hebben burgemeester en wethouders van Oirschot (hierna: burgemeester en wethouders) het verzoek van appellant om bestuursdwang toe te passen ten aanzien van de schietbomen op het gildeterrein van het Gilde St. Joris op het perceel “De Bollen" te Oirschot afgewezen.
Bij besluit van 30 juni 1998 hebben burgemeester en wethouders het hiertegen door appellant gemaakte bezwaar ongegrond verklaard. Dit besluit en het advies van de commissie bezwaar- en beroepschriften van de gemeente Oirschot van 11 mei 1998, waarnaar in het besluit wordt verwezen, zijn aangehecht.
Bij uitspraak van 19 mei 1999, verzonden op 2 juni 1999, heeft de arrondissementsrechtbank te 's-Hertogenbosch (hierna: de rechtbank) het tegen dit besluit door appellant ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft appellant bij brief van 28 juni 1999, bij de Raad van State ingekomen op 29 juni 1999, hoger beroep ingesteld. De gronden zijn aangevuld bij brief van 29 juli 1999. Deze brieven zijn aangehecht.
Bij brief van 8 november 1999 hebben burgemeester en wethouders een memorie van antwoord ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 9 maart 2000, waar burgemeester en wethouders, vertegenwoordigd door G.W.M. Seuntjes, ambtenaar van de gemeente, zijn verschenen.
2.1. Appellant heeft betoogd dat, anders dan de rechtbank heeft geoordeeld, legalisering van de schietbomen in de nabije toekomst niet valt te verwachten. In dit verband heeft hij aangevoerd dat het perceel waarop het Gilde is gevestigd, gedeeltelijk ligt binnen de zogeheten stankcirkel van zijn bedrijf en dat de door het Gilde geplaatste schietbomen op “De Bollen" kunnen leiden tot een wijziging van de categorie-indeling zoals die blijkt uit de "Brochure Veehouderij en Hinderwet".
2.2. Niet in geschil is dat de schietbomen op het perceel in strijd met de voorschriften behorende bij het bestemmingsplan "Buitengebied 1986" zijn opgericht en dat burgemeester en wethouders bevoegd zijn tegen de aanwezigheid daarvan handhavend op te treden. Zij hebben daar evenwel van afgezien, omdat legalisatie van de schietbomen door middel van een anticipatieprocedure dan wel een herziening van het bestemmingsplan volgens hen tot de mogelijkheden behoort.
2.3. Indien door een belanghebbende derde uitdrukkelijk is verzocht om tegen een illegale situatie op te treden, kan alleen in bijzondere omstandigheden van handhavend optreden worden afgezien. De aanwezigheid van bijzondere omstandigheden kan onder meer worden aangenomen, indien er concreet zicht is op legalisatie.
2.4. Gebleken is dat de raad van de gemeente Oirschot op 22 april 1997 een voorbereidingsbesluit heeft genomen. Dit voorbereidingsbesluit was ten tijde van het nemen van het besluit van 15 december 1997 nog niet vervallen. Ten tijde van het nemen van het besluit van 30 juni 1998 was een voorontwerp van een herziening van het bestemmingsplan opgesteld, waarin voor het perceel de bestemming "agrarisch gebied met grote landschappelijke waarde" was opgenomen. Op de bijbehorende plankaart was dit perceel aangeduid als "Gildetuin" met bijbehorende bebouwing. Op grond van de bijbehorende planvoorschriften is bebouwing ten behoeve van deze bestemming toegestaan.
2.5. Het betoog van appellant over een wijziging van de categorie-indeling zoals die blijkt uit de "Brochure Veehouderij en Hinderwet", betreft primair de herziening van het bestemmingsplan waarbij de vestiging van het Gilde en het plaatsen van schietbomen op “De Bollen" wordt toegestaan. In de onderhavige procedure betreffende de weigering bestuursdwang toe te passen, kan dit eerst een rol spelen indien het streven van de gemeenteraad om de illegale situatie door middel van een herziening van het bestemmingsplan te legaliseren, bij voorbaat kansloos is te achten.
Niet is gebleken dat de vestiging van het Gilde op “De Bollen" verandering brengt in de categorie-indeling als bedoeld in de "Richtlijn Veehouderij en Stankhinder 1996", die in de plaats is gekomen van voormelde Brochure. Gelet hierop kan niet worden geoordeeld dat het streven van de gemeenteraad om de illegale situatie middels een herziening van het bestemmingsplan te legaliseren, bij voorbaat kansloos was te achten. Burgemeester en wethouders hebben er ten tijde van het nemen van het besluit van 30 juni 1998 dan ook in redelijkheid rekening mee kunnen houden dat de totstandkoming van het nieuwe bestemmingsplan zou volgen.
2.6. Gelet op het voorgaande was ten tijde van het nemen van het besluit van 30 juni 1998 concreet zicht op legalisering van de schietbomen. Er is derhalve geen grond voor het oordeel dat burgemeester en wethouders niet in redelijkheid hebben kunnen afzien van het toepassen van bestuursdwang. De rechtbank is tot een gelijkluidend oordeel gekomen.
2.7. Het hoger beroep is ongegrond en de aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.8. Voor een proceskostenveroordeling in hoger beroep zijn geen termen aanwezig.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door dr J.C.K.W. Bartel, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr M.J.M. Langeveld, ambtenaar van Staat.
w.g. Bartel w.g. Langeveld
Lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in. het openbaar op 25 april 2000
Voor eensluidend afschrift,
de Secretaris van de Raad van State,
voor deze,