Datum uitspraak: 4 mei 2000
AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
de Stichting Wijkoverleg Statenkwartier te Den Haag, appellante,
tegen de uitspraak van de arrondissementsrechtbank te 's-Gravenhage van 24 juni 1999 in het geding tussen:
de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen.
Bij besluit van 26 mei 1997 heeft de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen (hierna: de Staatssecretaris) afwijzend beschikt op het verzoek van appellante om het gebouw "de Catsheuvel", gelegen op de hoek van de Eisenhouwerlaan en de Catsheuvel te Den Haag, tezamen met het oude duin waarop het is gebouwd aan te wijzen als beschermd monument in de zin van artikel 3, eerste lid, van de Monumentenwet 1988.
Bij besluit van 26 februari 1998 heeft de Staatssecretaris het hiertegen door appellante gemaakte bezwaar ongegrond verklaard. Dit besluit en het advies van de commissie voor de bezwaarschriften van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen van 13 februari 1998, waarnaar in het besluit wordt verwezen, zijn aangehecht.
Bij uitspraak van 24 juni 1999, verzonden op 30 juni 1999, heeft de arrondissementsrechtbank te 's-Gravenhage (hierna: de rechtbank) het door appellante tegen dit besluit ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft appellante bij brief van 29 juli 1999, bij de Raad van State ingekomen op dezelfde dag, hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht.
Bij brief van 29 november 1999 heeft de Staatssecretaris een memorie van antwoord ingediend.
Na afloop van het vooronderzoek zijn nadere stukken ontvangen van appellante en de Staatssecretaris. Deze zijn aan de andere partij toegezonden.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 25 april 2000, waar appellante, vertegenwoordigd door mr. R.B. van Heijningen, advocaat te Den Haag, en de Staatssecretaris, vertegenwoordigd door M.J. Sypkens Smit, ambtenaar ten departemente, zijn verschenen. Voorts is [eigenaar], eigenaar van het gebouw, gehoord.
2.1. Appellante heeft in het hoger beroepschrift betoogd dat de rechtbank in de aangevallen uitspraak ten onrechte voorbij is gegaan aan alles wat zij heeft aangevoerd.
2.2. Dit betoog faalt. In de aangevallen uitspraak is de rechtbank uitvoerig en deugdelijk gemotiveerd ingegaan op alle door appellante in beroep tegen de beslissing op bezwaar aangevoerde argumenten. De rechtbank is op goede gronden, welke volledig door de Afdeling worden onderschreven, tot de conclusie gekomen dat de beslissing op bezwaar niet voor vernietiging in aanmerking komt.
2.3. Ter zitting heeft appellante zich, ter verdediging van haar stelling dat de afwijzing van het verzoek om het woonhotel "de Catsheuvel" aan te wijzen als rijksmonument in bezwaar ten onrechte is gehandhaafd, nog beroepen op door haar na afloop van het vooronderzoek toegezonden en ter zitting - met bewilliging van de Staatssecretaris -overgelegde adhesiebetuigingen van deskundigen op het gebied van de bouwkunst en de monumentenzorg. In deze adhesiebetuigingen wordt niet of nauwelijks ingegaan op de monumentale waarde van "de Catsheuvel" in vergelijking tot de reeds als rijksmonument aangewezen woonhotels in Den Haag. Nu het beleid van de Staatssecretaris juist is gericht op het toekennen van de status van rijksmonument aan de meest typerende voorbeelden van de in Den Haag gedurende het interbellum gebouwde woonhotels, ziet de Afdeling in de adhesiebetuigingen evenmin aanleiding voor het oordeel dat de beslissing op bezwaar niet in stand kan blijven.
2.4. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
2.5. Voor een proceskostenveroordeling in hoger beroep zijn geen termen aanwezig.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestig de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr J.H. Grosheide, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr drs W.P. van der Haak, ambtenaar van Staat.
w.g. Grosheide w.g. Van der Haak
Lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 4 mei 2000
Voor eensluidend afschrift,
de Secretaris van de Raad van State,
voor deze,