ECLI:NL:RVS:2000:AA6726
Raad van State
- Hoger beroep
- C.M. Ligtelijn-van Bilderbeek
- J.H.B. van der Meer
- B. Wagtendonk
- Rechtspraak.nl
Intrekking jaarlijkse bijdrage en de beoordeling van opschoningsbeleid in bestuursrecht
In deze zaak gaat het om de intrekking van een jaarlijkse bijdrage door de Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, aan een appellant, hier aangeduid als A. De intrekking vond plaats omdat A niet tijdig de vereiste inkomensgegevens had ingediend. De rechtbank had eerder geoordeeld dat het beleid van de Staatssecretaris te categorisch was, omdat elke overtreding leidde tot een algehele intrekking van de subsidie voor de rest van de looptijd. De rechtbank oordeelde dat dit beleid niet in overeenstemming was met de beginselen van evenredigheid en redelijkheid, zoals vastgelegd in artikel 3:4 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
De Raad van State heeft het hoger beroep van de Staatssecretaris gegrond verklaard. De Afdeling bestuursrechtspraak oordeelde dat de intrekking van de jaarlijkse bijdrage een discretionaire bevoegdheid betreft die niet als een punitieve sanctie kan worden aangemerkt. De Afdeling benadrukte dat de rechtbank zich had moeten beperken tot de vraag of er sprake was van een kennelijk onredelijke uitkomst in de afweging van belangen. De Afdeling concludeerde dat er geen aanleiding was om het opschoningsbeleid als kennelijk onredelijk te beschouwen, mede gezien het belang van de Staatssecretaris bij handhaving van termijnen.
De uitspraak van de rechtbank werd vernietigd en het beroep van A werd ongegrond verklaard. De Raad van State bevestigde dat de voorwaarden voor intrekking van de subsidie waren vervuld en dat er geen bijzondere omstandigheden waren die afwijking van het beleid rechtvaardigden. De beslissing werd openbaar uitgesproken op 11 juli 2000.