199903785/1
Datum uitspraak: 5 juni 2000
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
burgemeester en wethouders van Pijnacker, appellanten, en
de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen, verweerder.
Bij besluit van 24 juni 1999 heeft de raad der gemeente Pijnacker (hierna: de raad) vastgesteld het Plan van scholen 2000-2001, 2001-2002 en 2002-2003 Met daarop onder meer een openbare school in Delfgauw, te starten op 1 augustus 2000.
Bij besluit van 18 november 1999 heeft verweerder ten aanzien van genoemde school aan dit plan van scholen goedkeuring onthouden.
Tegen dit besluit hebben appellanten bij brief van 17 december 1999, bij de Raad van State ingekomen op 20 december 1999, beroep ingesteld. De gronden zijn aangevuld bij brief van 13 januari 2000. Deze brieven zijn aangehecht.
Bij brief van 18 februari 2000 heeft verweerder een verweerschrift ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 18 mei 2000, waar appellanten, vertegenwoordigd door E.F. Vink en mr. P.S.H.M. Goud, ambtenaar respectievelijk wethouder der gemeente, en verweerder, vertegenwoordigd door mr. M.Y. van Hattum, ambtenaar ten departemente, zijn verschenen.
2.1. Bij besluit van 18 november 1999 heeft verweerder goedkeuring onthouden aan het bij besluit van 24 juni 1999 door de raad der gemeente Pijnacker vastgestelde Plan van scholen voor de periode 2000-2003, voorzover daarop een openbare basisschool in Delfgauw is opgenomen, omdat niet is voldaan aan het bij of krachtens de Wet op het primair onderwijs (hierna: de WPO) bepaalde met betrekking tot de prognose betreffende deze school.
2.2. Appellanten hebben hiertegen aangevoerd, dat hoewel de prognose mogelijk niet geheel in overeenstemming is met de letter van de WPO, deze wel in overeenstemming is met de bedoeling van de wetgever. De in artikel 79, vierde lid, van de WPO opgenomen toetsingsgronden dwingen ook niet tot onthouding van goedkeuring indien niet aan de voorwaarden is voldaan.
Verweerder heeft bij het nemen van het bestreden besluit dan ook ten onrechte geen rekening gehouden met de bijzondere omstandigheden van het geval, aldus appellanten.
2.2.1. Ingevolge artikel 75, eerste lid, aanhef en onder a, van de WPO gaat een voorstel van burgemeester en wethouders aan de gemeenteraad dat de opneming in het plan van een of meer openbare scholen bevat vergezeld van een prognose van het te verwachten aantal leerlingen.
Ingevolge artikel 75, derde lid, onder 7o, van de WPO bevat, indien het betreft openbaar onderwijs waarvoor reeds een school binnen de gemeente aanwezig is de prognose gegevens omtrent het belangstellingspercentage voor de openbare school of scholen binnen de gemeente.
Ingevolge artikel 79, vierde lid, aanhef en onder d, van de WPO onthoudt de Minister goedkeuring voorzover niet is voldaan aan het bij en krachtens deze wet bepaalde met betrekking tot de prognoses.
2.3. Het betoog van appellanten, dat de in artikel 79, vierde lid, van de WPO opgenomen toetsingsgronden niet nopen tot het onthouden van goedkeuring indien één van de daar genoemde gevallen zich voordoet, kan - gelet op de bewoordingen van artikel 79, vierde lid, van de WPO - niet worden gevolgd. Indien bij het opstellen van de prognose is afgeweken van het bij of krachtens de WPO ten aanzien van prognoses bepaalde, leidt dit er dan ook toe dat verweerder in zoverre goedkeuring aan het plan van scholen dient te onthouden.
2.4. Niet in geschil is, dat in de prognose is uitgegaan van het belangstellingspercentage voor het openbaar onderwijs in de gemeente Delft.
2.5. Op grond van artikel 75, derde lid, onder 70, van de WPO moet in de prognose worden uitgegaan van het belangstellingspercentage voor de openbare scholen binnen de gemeente Pijnacker. De WPO kent geen bepalingen waarin ten aanzien van nieuwbouwwijken een van artikel 75, derde lid, onder 70 afwijkende regeling is opgenomen. De dwingende bewoordingen van deze bepaling bieden verweerder ook geen mogelijkheid in bijzondere gevallen hiervan af te wijken. Het betoog van appellanten dat verweerder ten onrechte geen rekening heeft gehouden met de bijzondere omstandigheden van het geval, faalt dan ook. Gelet op het bepaalde in artikel 79, vierde lid, aanhef en onder d, van de WPO heeft verweerder derhalve op goede gronden goedkeuring aan het plan van scholen onthouden.
2.6. Het beroep is ongegrond.
2.7. Voor een proceskostenveroordeling zijn geen termen.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. C.M. Ligtelijn-van Bilderbeek, Voorzitter, en mr. J.H.B. van der Meer en mr. J.A.M. van Angeren, Leden, in tegenwoordigheid van mr. S.W. Schortinghuis, ambtenaar van Staat.
w.g. Ligtelijn-van Bilderbeek w.g. Schortinghuis
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 5 juni 2000
Voor eensluidend afschrift,
de Secretaris van de Raad van State,
voor deze,