ECLI:NL:RVS:2000:AA6939

Raad van State

Datum uitspraak
25 augustus 2000
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
199900152/1.
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • W.M.G. Eekhof-de Vries
  • C. de Gooijer
  • C.A. Terwee-van Hilten
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verbod op kooigevecht door burgemeester in het belang van zedelijkheid en veiligheid

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van Stichting Super Fight Promotions tegen het verbod van de burgemeester van Eindhoven op een door hen te organiseren kooigevecht. De burgemeester had op 13 oktober 1997 besloten het evenement te verbieden, met als argumenten de zedelijkheid en de veiligheid. De burgemeester stelde dat het kooigevecht, waarbij deelnemers met onbeschermde vuisten en ellebogen op het hoofd van de tegenstander mogen slaan, een exponent is van de verruwing van de maatschappij en maatschappelijk niet geaccepteerd is. Hij weigerde medewerking aan het evenement omdat dit geweld en geweldsvermaak zou legitimeren, wat negatieve gevolgen voor het maatschappelijk leven met zich meebrengt.

De rechtbank te 's-Hertogenbosch had eerder het beroep van appellante ongegrond verklaard, waarop Stichting Super Fight Promotions in hoger beroep ging. De Raad van State bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de burgemeester binnen zijn beoordelingsvrijheid handelde. De burgemeester had de huidige maatschappelijke opvattingen over geweld in de samenleving in zijn overwegingen betrokken, wat niet als een onjuiste uitleg van het begrip zedelijkheid werd beschouwd.

Wat betreft de veiligheid oordeelde de Raad van State dat de burgemeester terecht had overwogen dat het zijn taak is om de veiligheid van de deelnemers te waarborgen. Hoewel de deelnemers vrijwillig aan het evenement deelnemen, kunnen er situaties zijn waarin de risico's onaanvaardbaar zijn. In dit geval was er echter geen sprake van onaanvaardbare risico's, aangezien de deelnemers getrainde vechtsporters zijn die zich in een gecontroleerde omgeving begeven. De Raad van State concludeerde dat de burgemeester niet onredelijk had geoordeeld dat de veiligheid niet in gevaar kwam door het evenement.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de burgemeester het kooigevecht in zijn geheel mocht verbieden, zonder gebruik te maken van zijn bevoegdheid om voorschriften te geven. De vergelijking met risicowedstrijden in het betaald voetbal werd afgewezen, omdat voetbal niet primair om geweld draait. Het hoger beroep werd ongegrond verklaard.

Uitspraak

Raad van State
199900152/1.
Datum uitspraak: 25 augustus 2000
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
Stichting Super Fight Promotions te Emmen, appellante,
tegen de uitspraak van de arrondissementsrechtbank te 's-Hertogenbosch van 6 april 1999 in het geding tussen: appellante en de burgemeester van Eindhoven.
1 . Procesverloop
Bij besluit van 13 oktober 1997 heeft de burgemeester van Eindhoven (hierna: de burgemeester) een door appellante te organiseren cage fight tournament (hierna: kooigevecht) verboden. Dit besluit is aangehecht.
Bij besluit van 15 juli 1998 heeft de burgemeester het hiertegen door appellante gemaakte bezwaar deels gegrond en voor het overige ongegrond verklaard. Dit besluit is aangehecht.
Bij uitspraak van 6 april 1999, verzonden op 14 april 1999, heeft de arrondissementsrechtbank te 's-Hertogenbosch (hierna: de rechtbank) het tegen dit besluit ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft appellante bij brief van 19 mei 1999, bij de Raad van State ingekomen op 20 mei 1999, hoger beroep ingesteld. De gronden zijn aangevuld bij brief van 18 juni 1999. Deze brieven zijn aangehecht.
Bij brief van 2 september 1999 heeft de burgemeester een memorie van antwoord ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 23 december 1999, waar appellante, vertegenwoordigd door B. Boon en mr. K. de Meij, advocaat te Eindhoven, en de burgemeester, vertegenwoordigd door mr. F.H.L. Vossen, ambtenaar van de gemeente, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Appellante heeft betoogd dat de rechtbank heeft miskend dat het in bezwaar gehandhaafde verbod van het kooigevecht niet draagkrachtig is gemotiveerd en ten onrechte heeft geoordeeld dat niet kan worden gezegd dat de burgemeester bij afweging van de betrokken belangen niet in redelijkheid tot het bestreden besluit heeft kunnen komen.
2.2. Ingevolge artikel 50 van de Politieverordening van de gemeente Eindhoven (hierna: de verordening) wordt onder een evenement verstaan voor publiek toegankelijke verrichtingen op het gebied van kunst, ontwikkeling, ontspanning of vermaak, herdenkingsplechtigheden, tentoonstellingen, weldadigheidsverkopingen, feesten en wedstrijden in het kader van betaald-voetbal.
In artikel 51, eerste lid, van de verordening is bepaald dat degene, die voornemens is een evenement te organiseren of toe te laten verplicht is daarvan voor de openbare aankondiging ervan en ten minste veertien dagen voor de aanvang van het evenement aan de burgemeester kennis te geven.
Ingevolge artikel 51, vijfde lid, van de verordening kan de burgemeester in het belang van de openbare orde, veiligheid of zedelijkheid een evenement verbieden of met betrekking tot een evenement met het oog op dat belang voorschriften geven.
2.3. Niet in geschil is dat het door appellante te organiseren kooigevecht in een hal met een capaciteit van ten minste 4.000 zitplaatsen dient te worden aangemerkt als een evenement in de zin van artikel 50 van de verordening.
2.4. Ingevolge artikel 51, vijfde lid, van de verordening kan de burgemeester het kooigevecht derhalve verbieden in het belang van de openbare orde, veiligheid of zedelijkheid. Hem komt beoordelingsvrijheid toe bij het beantwoorden van de vraag of het evenement met het oog op dat belang of die belangen al dan niet toelaatbaar is.
2.5. De burgemeester heeft het verbod van het kooigevecht in bezwaar gehandhaafd in het belang van zowel de zedelijkheid ais de veiligheid.
2.6. Door in zijn overwegingen te betrekken de huidige maatschappelijke opvattingen omtrent de toename van geweld in de samenleving, heeft de burgemeester geen blijk gegeven van een onjuiste uitleg van het begrip zedelijkheid. Met betrekking tot zijn beslissing over het onderhavige evenement heeft de burgemeester overwogen dat hij een kooigevecht - waarvan een essentieel aspect is dat het is toegestaan om met onbeschermde vuist en elleboog te stoten op het hoofd van de tegenstander, ook wanneer deze al is gevloerd - beschouwt als een exponent van de verruwing van de maatschappij en een fenomeen dat maatschappelijk niet is geaccepteerd. Hij heeft zich op het standpunt gesteld geen medewerking aaneen dergelijk hard vechtevenement te moeten verlenen, omdat daarmee vormen van geweld en geweidsamusement worden gelegitimeerd, met negatieve gevolgen voor het maatschappelijk leven.
Er is geen grond voor het oordeel dat de burgemeester aldus oordelend de grenzen van zijn beoordelingsvrijheid heeft overschreden.
Het betoog van appellante dat het kooigevecht zal worden georganiseerd met inachtneming van de aanbevelingen die de Vereniging van Nederlandse Gemeenten voor vechtevenementen heeft opgesteld, leidt niet tot een ander oordeel, omdat het primair aan de burgemeester is om invulling te geven aan het begrip zedelijkheid als bedoeld in de verordening. Overigens wordt ook in de aanbevelingen van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (brief van 29 oktober 1997 met kenmerk AJZ/705864) onderstreept dat, bij afwezigheid van landelijke regelgeving, de beoordeling van de toelaatbaarheid van vechtevenementen op gemeentelijk niveau gestalte dient te krijgen.
2.7. De burgemeester heeft ter zake van de veiligheid overwogen dat hij het een taak van de overheid acht om ervoor te waken dat de deelnemers aan het kooigevecht, ook al gaan zij op basis van vrijwilligheid de gevechten aan, hun veiligheid en gezondheid op een dergelijke extreme wijze in de waagschaal leggen.
Ten aanzien van het begrip veiligheid valt op te merken dat het daarbij in de eerste plaats gaat om de veiligheidsaspecten op en rond een evenement. Daarbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan deugdelijke tribunes en dranghekken ten behoeve van de veiligheid van bezoekers van het evenement, de wijze van plaatsing van attracties ten opzichte van elkaar en het zodanig kiezen van een locatie voor het evenement dat de omgeving geen onaanvaardbare risico's loopt. Dit neemt niet weg dat situaties denkbaar zijn waarin de deelnemers zodanig onaanvaardbare risico's lopen dat het evenement ontoelaatbaar is, indien niet door het geven van voorschriften de nodige waarborgen voor een veilig verloop voor de deelnemers kunnen worden verkregen.
Zodanig geval doet zich hier echter niet voor. Het gaat immers om in diverse vechtsporten getrainde personen die zich vrijwillig begeven in een - gecontroleerde - situatie, waarbij zij willens en wetens de kans lopen op lichamelijk letsel. Onder die omstandigheid heeft de burgemeester niet in redelijkheid kunnen oordelen dat door het toelaten van het evenement de veiligheid in gevaar komt. Hierin ziet de Afdeling evenwel geen reden om over te gaan tot vernietiging van het bestreden besluit, nu de burgemeester het kooigevecht reeds in het belang van de zedelijkheid heeft kunnen verbieden.
2.8. De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat het de burgemeester vrij stond om het kooigevecht in zijn geheel te verbieden en ervan af te zien gebruik te maken van zijn bevoegdheid om voorschriften te geven met betrekking tot het kooigevecht. Blijkens het bestreden besluit is het verbod hoofdzakelijk ingegeven door het feit dat er op het kooigevecht slechts zeer minimale regels van toepassing zijn. Het kennelijk door de burgemeester gehuldigde standpunt dat het niet voor de hand ligt voorschriften te geven met betrekking tot het kooigevecht zelf, omdat dit raakt aan het wezen van het evenement, acht de Afdeling niet onjuist.
2.9. De Afdeling onderschrijft het oordeel van de rechtbank dat de burgemeester het beroep op het gelijkheidsbeginsel op goede gronden heeft verworpen. In een optreden van de formatie "Rockbitch" staat, anders dan bij het evenement van appellante waar geweld voorop staat, muziek centraal en daarnaast ook seks en porno. Reeds hierom is van gelijke gevallen geen sprake en treft het betoog van appellante dat de vergunningaanvragen van
haar en van "Rockbitch" ten onrechte op ongelijke wijze zijn beoordeeld geen doel.
De vergelijking met risicowedstrijden in het kader van het betaaldvvoetbal gaat evenmin op, omdat voetbal, anders dan een kooigevecht, als een sport moet worden gezien waarbij het toepassen van geweld niet voorop staat. Voorzover op het voetbalveld sprake is van lichamelijk geweld, is sprake van een overtreding. Bij een kooigevecht ligt dat uiteraard anders.
2.10. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient met verbetering van gronden te worden bevestigd.
2.11. Voor een proceskostenveroordeling in hoger beroep zijn geen termen aanwezig.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr W.M.G. Eekhof-de Vries, Voorzitter, en mr C. de Gooijer en mr C.A. Terwee-van Hilten, Leden, in tegenwoordigheid van mr. H.W. Groeneweg, ambtenaar van Staat.
w.g. Eekhof-de Vries w.g. Groeneweg
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 25 augustus 2000
32-250.
Verzonden:
Voor eensluidend afschrift,
de Secretaris van de Raad van State,
voor deze,