ECLI:NL:RVS:2000:AA6972

Raad van State

Datum uitspraak
31 juli 2000
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200000304/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • dr. J.C.K.W. Bartel
  • mr. E. Korthals Altes
  • mr. B. van Wagtendonk
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen de afwijzing van een verzoek tot intrekking van een toevoeging in het bestuursrecht

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van de Raad voor rechtsbijstand te Leeuwarden tegen een uitspraak van de arrondissementsrechtbank te Leeuwarden van 9 december 1999. De zaak betreft de afwijzing van een verzoek van [bezwaarde] om de aan hem verleende toevoeging, die op 11 april 1995 was verstrekt, in te trekken. Het Bureau rechtsbijstandvoorziening had op 17 oktober 1995 geweigerd om de toevoeging in te trekken, waarna [bezwaarde] administratief beroep instelde. De rechtbank verklaarde het beroep op 11 februari 1998 gegrond, maar de Raad van State vernietigde deze uitspraak en wees de zaak terug naar de rechtbank. Uiteindelijk verklaarde de rechtbank op 9 december 1999 het beroep van [bezwaarde] tegen het besluit van de Raad voor rechtsbijstand ongegrond en vernietigde het eerdere besluit van 16 februari 1996.

De Raad van State heeft de zaak op 5 juni 2000 behandeld, waarbij zowel de Raad voor rechtsbijstand als [bezwaarde] vertegenwoordigd waren. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State oordeelde dat de afwijzing van het verzoek van [bezwaarde] om intrekking van de toevoeging niet in stand kon blijven, omdat er geen wettelijke basis was voor de beperking van de mogelijkheid tot wijziging of intrekking van een toevoeging op verzoek van de verzoeker. De Afdeling volgde de argumenten van appellant niet en concludeerde dat het hoger beroep ongegrond was. De aangevallen uitspraak werd bevestigd en de Raad voor rechtsbijstand werd veroordeeld in de proceskosten van [bezwaarde].

Uitspraak

Raad van State
200000304/1.
Datum uitspraak: 31 juli 200
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
de Raad voor rechtsbijstand te Leeuwarden, appellant
tegen de uitspraak van de arrondissementsrechtbank te Leeuwarden van 9 december 1999 in het geding tussen:
[bezwaarde] te [woonplaats]
en
appellant.
1 Procesverloop
Bij besluit van 17 oktober 1995 heeft het Bureau rechtsbijstandvoorziening van de Raad voor de rechtsbijstand te Leeuwarden geweigerd om de aan [bezwaarde] verleende toevoeging in te trekken.
Tegen dit besluit heeft [bezwaarde] bij appellant administratief beroep ingesteld.
Bij besluit van 16 februari 1996 heeft appellant het beroep ongegrond verklaard. Bij uitspraak van 11 februari 1998, verzonden op dezelfde dag, heeft de arrondissementsrechtbank te Leeuwarden (hierna: de rechtbank) het tegen dit besluit door [bezwaarde] ingestelde beroep gegrond verklaard, het besluit vernietigd en het administratief beroep niet-ontvankelijk verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft appellant bij brief van 25 maart 1998 hoger beroep ingesteld.
De Afdeling heeft bij uitspraak inzake no. H01.98.0688 van 26 maart 1999, voor zover van belang, de uitspraak van de rechtbank van 11 februari 1998 vernietigd en de zaak teruggewezen naar de rechtbank. Deze uitspraak is aangehecht.
Bij uitspraak van 9 december 1999, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank het beroep van [bezwaarde] tegen het besluit van appellant van 16 februari 1996 gegrond verklaard, dit besluit vernietigd, het administratief beroep tegen het besluit van 17 oktober 1995 gegrond verklaard en dit besluit eveneens vernietigd en de toevoeging - die bij besluit van 11 april 1995 aan [bezwaarde] was verleend - ingetrokken. De uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft appellant bij brief van 19 januari 2000, bij de Raad van State ingekomen op 20 januari 2000, hoger beroep ingesteld. De gronden van hel: hoger beroep zijn bij brief van 6 maart 2000 nader aangevuld. Beide brieven zijn aangehecht.
Bij brief van 5 april 2000 heeft het Buro voor Rechtshulp te Leeuwarden, optredend namens [bezwaarde], een memorie ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 5 juni 2000, waarin appellant, vertegenwoordigd door mr P.T. Huisman, gemachtigde, en [bezwaarde], vertegenwoordigd door mr A. Speksnijder, directeur van het Buro voor Rechtshulp te Leeuwarden, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Het geschil betreft de afwijzing van het verzoek van [bezwaarde] om de hem bij besluit van 11 april 1995 verleende toevoeging in te trekken.
2.2. De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat de afwijzing van dit verzoek met een beroep op doel en strekking van de Wet op de rechtsbijstand -- met name het bepaalde in de artikel 19 van die wet - in rechte geen stand kan houden. Met juistheid heeft de rechtbank hiertoe overwogen, onder verwijzing naar de uitspraak van de Afdeling van i 3 september 11398, inzake no. H01 .97.0764 (AB 1999, 6) dat in geen enkele wettelijke bepaling een beperking is gelegen van de mogelijkheid tot wijziging, beëindiging of intrekking van een toevoeging op verzoek van de verzoeker.
2.3. De Afdeling volgt appellant niet in het in hoger beroep gevoerde betoog, eveneens onder verwijzing naar de overwegingen in eerder gemelde uitspraak. Het is in een geschil zoals dit niet aan de Afdeling om te treden in de door appellant opgeworpen vraag - waar ter zitting de nadruk op is gelegd - of het verlenen van verdergaande rechtsbijstand anders dan op basis van een toevoeging geen bij de Wrb opgedragen taak is van de Stichting rechtsbijstand. Er kan dan ook daarin geen grond worden gevonden voor vernietiging van de aangevallen uitspraak.
2.4. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
2.5. De Afdeling acht termen aanwezig om appellant als het in het ongelijk gestelde betrokken bestuursorgaan te veroordelen in de door [bezwaarde] in hoger beroep gemaakte proceskosten.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. bevestigt de aangevallen uitspraak;
II. veroordeelt appellant in de door [bewzaarde] in verband met de behandeling van het hoger beroep gemaakte proceskosten tot een bedrag van f 1.420,00, welk bedrag geheel is toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand; het bedrag dient de Raad voor rechtsbijstand te Leeuwarden aan [bezwaarde] te vergoeden.
Aldus vastgesteld door dr. J.C.K.W. Bartel, Voorzitter, en mr. E. Korthals Altes en mr. B. van Wagtendonk , Leden, in tegenwoordigheid van mr. J. de Koning, ambtenaar van Staat.
w.g. Bartel w.g. De Koning
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 31 juli 2000
45-221.
Verzonden:
Voor eensluidend afschrift,
de Secretaris van de Raad van State,
voor deze,