200000304/1.
Datum uitspraak: 31 juli 200
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
de Raad voor rechtsbijstand te Leeuwarden, appellant
tegen de uitspraak van de arrondissementsrechtbank te Leeuwarden van 9 december 1999 in het geding tussen:
[bezwaarde] te [woonplaats]
Bij besluit van 17 oktober 1995 heeft het Bureau rechtsbijstandvoorziening van de Raad voor de rechtsbijstand te Leeuwarden geweigerd om de aan [bezwaarde] verleende toevoeging in te trekken.
Tegen dit besluit heeft [bezwaarde] bij appellant administratief beroep ingesteld.
Bij besluit van 16 februari 1996 heeft appellant het beroep ongegrond verklaard. Bij uitspraak van 11 februari 1998, verzonden op dezelfde dag, heeft de arrondissementsrechtbank te Leeuwarden (hierna: de rechtbank) het tegen dit besluit door [bezwaarde] ingestelde beroep gegrond verklaard, het besluit vernietigd en het administratief beroep niet-ontvankelijk verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft appellant bij brief van 25 maart 1998 hoger beroep ingesteld.
De Afdeling heeft bij uitspraak inzake no. H01.98.0688 van 26 maart 1999, voor zover van belang, de uitspraak van de rechtbank van 11 februari 1998 vernietigd en de zaak teruggewezen naar de rechtbank. Deze uitspraak is aangehecht.
Bij uitspraak van 9 december 1999, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank het beroep van [bezwaarde] tegen het besluit van appellant van 16 februari 1996 gegrond verklaard, dit besluit vernietigd, het administratief beroep tegen het besluit van 17 oktober 1995 gegrond verklaard en dit besluit eveneens vernietigd en de toevoeging - die bij besluit van 11 april 1995 aan [bezwaarde] was verleend - ingetrokken. De uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft appellant bij brief van 19 januari 2000, bij de Raad van State ingekomen op 20 januari 2000, hoger beroep ingesteld. De gronden van hel: hoger beroep zijn bij brief van 6 maart 2000 nader aangevuld. Beide brieven zijn aangehecht.
Bij brief van 5 april 2000 heeft het Buro voor Rechtshulp te Leeuwarden, optredend namens [bezwaarde], een memorie ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 5 juni 2000, waarin appellant, vertegenwoordigd door mr P.T. Huisman, gemachtigde, en [bezwaarde], vertegenwoordigd door mr A. Speksnijder, directeur van het Buro voor Rechtshulp te Leeuwarden, zijn verschenen.
2.1. Het geschil betreft de afwijzing van het verzoek van [bezwaarde] om de hem bij besluit van 11 april 1995 verleende toevoeging in te trekken.
2.2. De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat de afwijzing van dit verzoek met een beroep op doel en strekking van de Wet op de rechtsbijstand -- met name het bepaalde in de artikel 19 van die wet - in rechte geen stand kan houden. Met juistheid heeft de rechtbank hiertoe overwogen, onder verwijzing naar de uitspraak van de Afdeling van i 3 september 11398, inzake no. H01 .97.0764 (AB 1999, 6) dat in geen enkele wettelijke bepaling een beperking is gelegen van de mogelijkheid tot wijziging, beëindiging of intrekking van een toevoeging op verzoek van de verzoeker.
2.3. De Afdeling volgt appellant niet in het in hoger beroep gevoerde betoog, eveneens onder verwijzing naar de overwegingen in eerder gemelde uitspraak. Het is in een geschil zoals dit niet aan de Afdeling om te treden in de door appellant opgeworpen vraag - waar ter zitting de nadruk op is gelegd - of het verlenen van verdergaande rechtsbijstand anders dan op basis van een toevoeging geen bij de Wrb opgedragen taak is van de Stichting rechtsbijstand. Er kan dan ook daarin geen grond worden gevonden voor vernietiging van de aangevallen uitspraak.
2.4. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
2.5. De Afdeling acht termen aanwezig om appellant als het in het ongelijk gestelde betrokken bestuursorgaan te veroordelen in de door [bezwaarde] in hoger beroep gemaakte proceskosten.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. bevestigt de aangevallen uitspraak;
II. veroordeelt appellant in de door [bewzaarde] in verband met de behandeling van het hoger beroep gemaakte proceskosten tot een bedrag van f 1.420,00, welk bedrag geheel is toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand; het bedrag dient de Raad voor rechtsbijstand te Leeuwarden aan [bezwaarde] te vergoeden.
Aldus vastgesteld door dr. J.C.K.W. Bartel, Voorzitter, en mr. E. Korthals Altes en mr. B. van Wagtendonk , Leden, in tegenwoordigheid van mr. J. de Koning, ambtenaar van Staat.
w.g. Bartel w.g. De Koning
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 31 juli 2000
Voor eensluidend afschrift,
de Secretaris van de Raad van State,
voor deze,