Datum uitspraak: 18 augustus 2000
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
1. Miss Etam B.V gevestigd te Zoetermeer,
2. Schoenenreus B.V. gevestigd te Uden, en
3. Handelsonderneming Y B.V., gevestigd te Z,
appellanten,
tegen de uitspraak van de arrondissementsrechtbank te Utrecht van 23 juli 1999 in het geding tussen:
burgemeester en wethouders van Veenendaal.
Bij besluit van 7 juli 1998 hebben burgemeester en wethouders van Veenendaal (hierna: burgemeester en wethouders) vrijstelling verleend van het bepaalde in artikel 2.5.6 van de gemeentelijke bouwverordening en bouwvergunning verleend aan A (hierna: A) voor het oprichten van een kiosk op het perceel […] 61 k te Z (hierna: de kiosk).
Bij besluit van 1 december 1998 hebben burgemeester en wethouders het hiertegen door appellanten gemaakte bezwaar ongegrond verklaard. Dit besluit en het advies van de Commissie voor de bezwaar- en beroepschriften, waarnaar in het besluit wordt verwezen, zijn aangehecht.
Bij uitspraak van 23 juli 1999, verzonden op die dag, heeft de arrondissementsrechtbank te Utrecht (hierna: de rechtbank) het door appellanten tegen dit besluit ingestelde beroep gegrond verklaard, de bestreden beslissing op bezwaar vernietigd en bepaald dat de rechtsgevolgen van dat besluit geheel in stand blijven. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak hebben appellanten bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 6 september 1999, hoger beroep ingesteld. De gronden zijn aangevuld bij brieven van 5 en 7 oktober 1999 en van 30 november 1999. Deze brieven zijn aangehecht.
Bij brief van 7 december 1999 hebben burgemeester en wethouders van antwoord gediend.
De zaak, is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 28 maart 2000, waar appellanten, vertegenwoordigd door mr.G.E. Boersma, advocaat te Amsterdam, en burgemeester en wethouders, vertegenwoordigd door R.W. Bekker, ambtenaar der gemeente, zijn verschenen. Voorts is als partij gehoord A, die in persoon is verschenen.
Na het sluiten van het onderzoek ter zitting heeft de Afdeling het onderzoek heropend. Desgevraagd hebben burgemeester en wethouders nadere stukken ingezonden. Deze zijn aan de andere partijen toegezonden. Zij zijn in de gelegenheid gesteld daarop te reageren, hetgeen appellanten hebben gedaan bij schrijven van 29 mei 2000. Met toestemming van partijen is afgezien van een hernieuwde behandeling ter zitting.
2.1. De rechtbank heeft de beslissing op bezwaar, waarbij de verlening van de vrijstelling en bouwvergunning voor de kiosk is gehandhaafd, vernietigd, omdat - kort gezegd - burgemeester en wethouders hun welstandsoordeel hebben gebaseerd op een welstandsadvies dat geen betrekking heeft op het oprichten van de kiosk op deze locatie, maar op het oprichten van de kiosk op een andere locatie in de Hoofdstraat. Op grond van het door burgemeester en wethouders, met instemming van de andere partijen, alsnog overgelegde gemotiveerde advies van de Provinciale Utrechtse Welstand Commissie (hierna: de welstandscommissie) van 15 februari 1999 en de door appellanten in reactie daarop ingebrachte tegenadviezen van de architect prof. M.A.A. van Schijndel (hierna: Van Schijndel) van 22 februari 1999 en van de architect E.W. Lopes Cardozo van 25 juni 1999, aangevuld bij zijn schrijven van 26 juni 1999, dat mede is ondertekend door E.F. Maas, heeft de rechtbank overwogen dat geen grond bestaat voor het oordeel dat burgemeester en wethouders zich niet in redelijkheid op het standpunt konden stellen dat het bouwplan voldoet aan redelijke eisen van welstand. De rechtbank heeft daarin grond gevonden met toepassing van artikel 8:72, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht te bepalen dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit geheel in stand blijven.
2.2. Appellanten betogen tevergeefs dat de rechtbank heeft miskend dat hun belangen door burgemeester en wethouders onvoldoende zijn betrokken bij de verlening van vrijstelling krachtens artikel 2.5.9, aanhef en onder e, van de gemeentelijke bouwverordening (hierna: de bouwverordening) van het verbod in artikel 2.5.6 van die verordening te bouwen met overschrijding van de voorgevelrooilijn. De Afdeling onderschrijft de overwegingen van de rechtbank over de door burgemeester en wethouders verrichte belangenafweging. Nu appellanten in hoger beroep hebben volstaan met een herhaling van hetgeen zij dienaangaande reeds bij de rechtbank hebben aangevoerd, behoeft dit oordeel geen nadere motivering.
2 3 Ten aanzien van het betoog van appellanten, dat is gericht tegen de overweging van de rechtbank, dat geen grond bestaat voor het oordeel dat burgemeester en wethouders zich niet in redelijkheid op het standpunt konden stellen dat het bouwplan voldoet aan redelijke eisen van welstand, overweegt de Afdeling als volgt.
2.3.1. Bij artikel 12, eerste lid, van de Woningwet is - voor zover hier van belang - bepaald dat het uiterlijk en de plaatsing van een bouwwerk, zowel op zichzelf als in verband met de omgeving of de te verwachten ontwikkeling daarvan, niet in strijd mogen zijn met redelijke eisen van welstand. Artikel 44, onderdeel d, schrijft voor dat de bouwvergunning moet worden geweigerd, indien het bouwwerk naar het oordeel van burgemeester en wethouders niet voldoet aan artikel 12, eerste lid. Ingevolge artikel 48, eerste lid, voor zover hier van belang, leggen burgemeester en wethouders, alvorens te beslissen op een aanvraag om bouwvergunning, de aanvraag zo spoedig mogelijk voor advies voor aan een commissie van onafhankelijke deskundigen die beziet of het bouwwerk niet in strijd is met redelijke eisen van welstand als bedoeld in artikel 12, eerste lid.
Ingevolge artikel 9.1, eerste lid, van de bouwverordening wordt bij de beoordeling of een bouwwerk voldoet aan redelijke eisen van welstand als bedoeld in artikel 12 van de Woningwet acht geslagen op de volgende aspecten:
a. de aanvaardbaarheid van het bouwwerk in relatie tot de karakteristiek van de reeds aanwezige bebouwing, de openbare ruimte, het landschap dan wel de stedenbouwkundige context;
b. massa, structuur, maat en schaal, detaillering, materiaalkeuze en kleurstelling;
c. samenhang in het bouwwerk of de bouwwerken voor wat betreft de onderlinge relatie tussen de samenstellende delen daarvan.
Ingevolge het tweede lid van dit artikel wordt, indien de gemeenteraad een beleid voor de visuele kwaliteit van de gebouwde omgeving heeft geformuleerd en openbaar gemaakt in planologische maatregelen, beleidsnota's, deelnotities dan wet daar bijbehorende ontwerpen, onverminderd het bepaalde in het eerste lid, het bouwwerk aan dat beleid getoetst.
2.3.2. Anders dan de rechtbank is de Afdeling van oordeel dat het nadere advies van de welstandscommissie van 15 februari 1999 geen deugdelijke grondslag biedt voor het oordeel van burgemeester en wethouders dat het bouwplan voldoet aan redelijke eisen van welstand. In dat advies staat dat de welstandscommissie heeft overwogen dat het plaatsen van een aantal kiosken (onder meer in de Hoofdstraat) past binnen het gevoerde beleid van de gemeente. De welstandscommissie heeft dat gegeven, blijkens de zin "Op basis van dit gegeven komt de commissie tot de volgende conclusie.", als uitgangspunt voor haar advies gehanteerd. Daartoe bestaat slechts grond indien tiet beleid van de gemeente in overeenstemming met artikel 9.1, tweede lid, van de bouwverordening is vastgesteld. Het door burgemeester en wethouders overgelegde - door hen begin januari 1995 vastgestelde - "Kioskenplan" en de eveneens overgelegde notitie van april 1996, waarin de randvoorwaarden en lokatiekeuze voor kiosken in het centrum van Z zijn beschreven, kunnen echter niet worden aangemerkt als door de gemeenteraad vastgesteld beleid in de zin van laatstgenoemde bepaling. Gelet op het vorenstaande moet worden geoordeeld dat de welstandscommissie zich bij haar advisering ten onrechte gebonden heeft geacht aan enig gemeentelijk beleid met betrekking tot de aanvaardbaarheid van kiosken in de Hoofdstraat. Het tegenadvies van Van Schijndel is voorts nadrukkelijk gebaseerd op een beoordeling van het bouwplan aan het in artikel 9, eerste lid, aanhef en onder a, van de bouwverordening neergelegde criterium. De door Van Schijndel getrokken conclusies, die een negatief welstandsoordeel impliceren, zijn niet alleen gebaseerd op de situatie zoals die zich, ter plaatse na de realisering van het hiervoor genoemde "beleid" zou voordoen. De Afdeling kan de rechtbank dan ook niet volgen in haar overweging dat zijn reactie met name is gericht tegen het kioskenplan als zodanig.
2.4. Het vorenstaande leidt de Afdeling tot de slotsom dat na het nadere advies van de welstandscommissie en de reactie daarop van Van Schijndel het positieve welstandsoordeel van burgemeester en wethouders geacht moet worden niet deugdelijk te zijn gemotiveerd. Het in de door de rechtbank vernietigde beslissing op bezwaar gelegen motiveringsgebrek staat aan het in stand laten van de rechtsgevolgen van dat besluit in de weg. Ten onrechte heeft de rechtbank dan ook aanleiding gezien te bepalen dat de rechtsgevolgen van de beslissing op bezwaar geheel in stand blijven. Het hoger beroep is gegrond en de aangevallen uitspraak moet in zoverre worden vernietigd. Burgemeester en wethouders dienen een nieuw besluit te nemen met inachtneming van deze uitspraak. Met het oog op dat nieuwe besluit dienen zij een nieuw welstandsadvies te vragen, waarin wordt ingegaan op de reactie van Van Schijndel.
2.5. Burgemeester en wethouders dienen op na te melden wijze in de proceskosten te worden veroordeeld.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het hoger beroep gegrond;
II. vernietigt de uitspraak van de arrondissementsrechtbank te Utrecht van 23 juli 1999, AWB 99/114, voor zover daarbij is bepaald dat de rechtsgevolgen van de beslissing op bezwaar geheel in stand blijven;
III. draagt burgemeester en wethouders van Veenendaal op met inachtneming van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen;
IV. veroordeelt burgemeester en wethouders van Veenendaal in de door appellanten in verband met de behandeling van het hoger beroep gemaakte proceskosten tot een bedrag van f 1.420,00, welk bedrag geheel is toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand; het bedrag dient door de gemeente Veenendaal te worden betaald aan appellanten;
V. gelast dat de gemeente Veenendaal aan appellanten het door hen voor de behandeling van het hoger beroep betaalde griffierecht (f 675,--) vergoedt;
Aldus vastgesteld door mr. B. van Wagtendonk, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. D. Haan, ambtenaar van Staat.
Bij verhindering van de ambtenaar van Staat:
w.g. Van Roosmalen ambtenaar van Staat
27
Verzonden: 18 augustus 2000