ECLI:NL:RVS:2000:AA7244
Raad van State
- Hoger beroep
- R.W.L. Loeb
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen besluit tot sloop van een zonder bouwvergunning gebouwde mestkelder
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de arrondissementsrechtbank te Zutphen, die op 12 augustus 1999 een beroep tegen een besluit van burgemeester en wethouders van Epe ongegrond verklaarde. Dit besluit, genomen op 10 december 1997, verplichtte appellant om een zonder bouwvergunning gebouwde mestkelder op zijn perceel te slopen, op straffe van een dwangsom. Appellant maakte bezwaar tegen dit besluit, maar dit bezwaar werd op 16 juli 1998 ongegrond verklaard. De rechtbank bevestigde deze beslissing in haar uitspraak van 12 augustus 1999.
Appellant heeft vervolgens hoger beroep ingesteld bij de Raad van State, waarbij hij betoogde dat de mestkelder geen bouwwerk is waarvoor een bouwvergunning vereist is. De Raad van State heeft de zaak op 20 juni 2000 behandeld, waarbij appellant werd vertegenwoordigd door zijn advocaat, mr. J.M.T. Coffeng. De Raad overwoog dat de mestkelder, bestaande uit een betonnen plaat met een opstaande rand, een plaatsgebonden karakter heeft en derhalve als bouwwerk moet worden aangemerkt. Het argument van appellant dat de kelder grotendeels op of onder maaiveldniveau ligt, werd verworpen.
De Raad van State oordeelde dat het hoger beroep ongegrond was en bevestigde de uitspraak van de rechtbank. Tevens werd er geen proceskostenveroordeling opgelegd, omdat daarvoor geen termen aanwezig waren. De beslissing werd uitgesproken in naam der Koningin op 15 augustus 2000, door mr. R.W.L. Loeb, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. drs. D.A. Verburg, ambtenaar van Staat.