ECLI:NL:RVS:2000:AA7333

Raad van State

Datum uitspraak
18 september 2000
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
199902780/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • C.M. Ligtelijn-van Bilderbeek
  • J.H.B. van der Meer
  • J.H. Grosheide
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag tot bekostiging van inventaris voor scholengemeenschap door gemeenteraad

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de Stichting voor Christelijk Voortgezet Onderwijs op Reformatorische Grondslag te Kampen tegen de afwijzing van de gemeenteraad van Kampen van een aanvraag tot bekostiging van de eerste aanschaf van inventaris voor het bekostigingsjaar 1997. De aanvraag werd ingediend op 6 oktober 1996 en betreft de scholengemeenschap 'Pieter Zandt'. De gemeenteraad heeft de aanvraag afgewezen op basis van de Verordening voorzieningen huisvesting onderwijs gemeente Kampen, specifiek artikel 3.7 van deel A van bijlage I, in samenhang met artikel 3.4 van deel A van bijlage III. De gemeenteraad stelde dat er geen aanspraak bestond op inwilliging van de aanvraag omdat de scholengemeenschap geacht werd te zijn voorzien van inventaris.

De Raad van State oordeelt dat de gemeenteraad ten onrechte de weigeringsgrond heeft toegepast zonder een feitelijke beoordeling van de aanvraag uit te voeren. De Raad benadrukt dat de limitatieve opsomming van weigeringsgronden in artikel 76k, eerste lid, van de Wet op het voortgezet onderwijs (WVO) geen basis biedt voor een generieke weigeringsgrond die uitgaat van de fictie dat alle instellingen voor voortgezet onderwijs in de gemeente per 1 januari 1997 over voldoende inventaris beschikken. De Raad vernietigt de uitspraak van de rechtbank en verklaart het hoger beroep gegrond, waardoor de gemeenteraad verplicht wordt om een nieuw besluit te nemen met inachtneming van deze uitspraak.

Uitspraak

Raad van State
199902780/1.
Datum uitspraak: 18 september 2000
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
de Stichting voor Christelijk Voortgezet Onderwijs op Reformatorische Grondslag te Kampen, appellante,
tegen de uitspraak van de arrondissementsrechtbank te Zwolle van 10 september 1999 in het geding tussen:
appellante
en
de raad der gemeente Kampen.
1 Procesverloop
Bij besluit van 26 februari 1998 heeft de raad der gemeente Kampen (hierna: de gemeenteraad) afgewezen de aanvraag van appellante tot bekostiging van eerste aanschaf inventaris voor het bekostigingsjaar 1997 ten behoeve van de onder haar bestuur staande scholengemeenschap "Pieter Zandt" te Kampen.
Bij besluit van 29 oktober 1998 heeft de gemeenteraad het hiertegen door appellante gemaakte bezwaar ongegrond verklaard. Dit besluit en het advies van de commissie bezwaar- en beroepschriften van 23 juni 1998, waarnaar in het besluit wordt verwezen, zijn aangehecht.
Bij uitspraak van 10 september 1999, verzonden op die dag, heeft de arrondissementsrechtbank te Zwolle (hierna: de rechtbank) het tegen dit besluit door appellante ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft appellante bij brief van 20 oktober 1999, bij de Raad van State ingekomen op 21 oktober 1999, hoger beroep ingesteld. De gronden zijn aangevuld bij brief van 13 december 1999. Deze brieven zijn aangehecht.
Bij brief van 22 februari 2000 heeft de gemeenteraad een memorie van antwoord ingediend. Hierop heeft appellante bij brief van 18 mei 2000 gereageerd.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 29 juni 2000, waar appellante, vertegenwoordigd door mr. H. de Hek, advocaat te Kampen, en J.M. van Huigenbos en drs. D. Vogelaar, en de gemeenteraad, vertegenwoordigd door J.F. Stijf en mr. drs. M.P. Korevaar, ambtenaren der gemeente, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1.1. Ingevolge artikel XVII, vijfde lid, van de Wet van 4 juli 1996, houdende wijziging van de Wet op het basisonderwijs, de Interimwet op het speciaal onderwijs en het voortgezet speciaal onderwijs, alsmede de Wet op het voortgezet onderwijs in verband met de decentralisatie van de huisvestingsvoorzieningen, Stb. 1996, 402 (hierna: de Wet van 4 juli 1996) - voorzover hier van belang - worden aanvragen voor voorzieningen in de inventaris ten behoeve van scholen voor voorbereidend wetenschappelijk onderwijs, voor algemeen voortgezet onderwijs en voor voorbereidend beroepsonderwijs, die zijn ingediend voor 15 december 1996 en betrekking hebben op het jaar 1997, beschouwd als aanvragen waarop de bepalingen bij of krachtens de Wet op het voortgezet onderwijs van toepassing zijn, zoals deze luiden na de inwerkingtreding van deze wet.
2.1.2. Ingevolge artikel 76b, eerste lid, van de Wet op het voortgezet onderwijs (hierna: de WVO), zoals deze wet luidt na de inwerkingtreding op 1 januari 1997 van de Wet van 4 juli 1996 - voorzover hier van belang - draagt de gemeenteraad ten behoeve van de gemeentelijke en van de andere dan gemeentelijke scholen zorg voor de voorzieningen in de huisvesting op het grondgebied van de gemeente overeenkomstig het bepaalde in dit hoofdstuk.
Ingevolge artikel 76c, eerste lid, aanhef en onder a, ten eerste, van de WVO worden voor de toepassing van dit hoofdstuk onder voorzieningen in de huisvesting begrepen voor blijvend onderscheidenlijk voor tijdelijk gebruik bestemde voorzieningen, bestaande uit nieuwbouw, een bestaand gebouw of een gedeelte daarvan, verplaatsing van een gebouw of van een gedeelte daarvan, terreinen, alsmede eerste aanschaf van leer- en hulpmiddelen en meubilair.
Ingevolge artikel 76k, eerste lid, van de WVO wordt een voorziening in de huisvesting slechts geweigerd, indien:
a. de gewenste voorziening geen voorziening is in de zin van artikel 76c,
b. de gewenste voorziening niet is gerechtvaardigd op grond van de aard en de omvang van de voorzieningen waarover de school reeds beschikt, voorzover deze uit de openbare kas zijn bekostigd, gelet op de normen, bedoeld in artikel 76m, eerste lid, onderdeel b,
c. de gewenste voorziening niet is gerechtvaardigd op grond van de te verwachten ontwikkeling van het aantal leerlingen of onderwijskundige ontwikkelingen, zulks met inachtneming van het bepaalde in artikel 76m, eerste lid, onderdelen c en d,
d. op andere wijze dan is gewenst redelijkerwijs in de behoefte aan huisvesting kan worden voorzien, onder meer doordat binnen redelijke afstand van de gewenste plaats van de voorziening gebruik dan wel medegebruik mogelijk is, of een reeds voor bekostiging in aanmerking gebracht gebouw of deel daarvan beschikbaar komt.
e. het bedrag, bedoeld in artikel 76d, niet toereikend is voor de te verstrekken voorzieningen voor scholen als bedoeld in het eerste lid, onderdelen a, b en c, van dat artikel, of
f. de gewenste voorziening anders dan op grond van de onderdelen b tot en met d niet noodzakelijk is.
Ingevolge artikel 76m, eerste lid, van de WVO stelt de gemeenteraad bij verordening een regeling vast met betrekking tot - onder meer - de voorzieningen die ingevolge artikel 76c voor vergoeding in aanmerking kunnen worden gebracht.
2.1.3. Ter uitvoering van artikel 76m van de WVO strekt de Verordening voorzieningen huisvesting onderwijs gemeente Kampen (hierna: de verordening).
Ingevolge artikel 45, eerste lid, van de verordening - voorzover hier van belang - beslist de raad op een aan de gemeente toegezonden aanvraag als bedoeld in artikel XVII, vijfde lid, van de Wet van 4 juli 1996. Ingevolge het derde lid van artikel 45 is voor de verdere afhandeling van de toegezonden aanvraag het bepaalde in het tweede tot en met het vijfde lid van artikel 44 van toepassing.
Ingevolge artikel 44, derde lid, van de verordening - voorzover hier van belang - handelt de raad bij de beslissing op de aanvragen overeenkomstig het bepaalde in artikel 12, met dien verstande dat de raad daarbij niet overgaat tot de vaststelling van een programma.
Ingevolge artikel 12, eerste lid, van de verordening - voorzover hier van belang - past de raad bij de aangevraagde voorzieningen de regels toe met betrekking tot:
a. de beoordelingscriteria als bedoeld in bijlage l;
b. de prognosecriteria als bedoeld in bijlage II;
c. de oppervlakte en indeling van schoolgebouwen als bedoeld in bijlage III.
Ingevolge artikel 3.7 van deel A van bijlage I bij de verordening bestaat aanspraak op eerste inrichting van leer- en hulpmiddelen en meubilair wanneer er sprake is van toekenning van een voorziening in de huisvesting en daarbij sprake is van uitbreiding van de totale huisvestingscapaciteit van de school.
Ingevolge artikel 3.4 van deel A van bijlage III bij de verordening is voor de inventaris het uitgangspunt dat op 1 januari 1997 alle instellingen voor voortgezet onderwijs zijn voorzien van een inventaris. Het aantal lesruimten als zodanig is de basis voor de vaststelling van de omvang van de aanwezige inventaris.
2.2. De aanvraag om een voorziening in de huisvesting, te weten eerste aanschaf inventaris, voor het bekostigingsjaar 1997 voor vergoeding in aanmerking te brengen, is op 6 oktober 1996 ingediend bij de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen (hierna: de Minister) en bij brief van 6 maart 1997 aan de gemeente Kampen toegezonden.
Bij het bij de rechtbank bestreden besluit heeft de gemeenteraad de afwijzing van deze aanvraag gehandhaafd. Hij heeft hiertoe, onder verwijzing naar het advies van de commissie bezwaar- en beroepschriften van 23 juni 1998, overwogen dat op grond van artikel 3.7 van deel A van bijlage I bij de verordening geen aanspraak bestaat op inwilliging van de aanvraag en dat ervan moet worden uitgegaan dat de scholengemeenschap, gelet op artikel 3.4 van deel A van bijlage III bij de verordening, is voorzien van inventaris.
2.3. Vast staat dat de gemeenteraad niet alleen geen beoordeling van de inventaris van de onderhavige scholengemeenschap heeft uitgevoerd ten behoeve van de aanvraag van appellante, maar bovendien heeft hij de noodzaak van de gevraagde voorziening niet betwist. De gemeenteraad heeft evenwel volstaan met het toepassen van de weigeringsgrond die is opgenomen in artikel 3.7 van deel A van bijlage I in samenhang met artikel 3.4 van deel A van bijlage III bij de verordening en die volgens de gemeenteraad aan artikel 76k, eerste lid, aanhef en onder f, van de WVO kan worden ontleend.
Naar het oordeel van de Afdeling is de gemeenteraad er aldus ten onrechte aan voorbijgegaan dat de limitatieve opsomming van weigeringsgronden in artikel 76k, eerste lid, van de WVO geen grondslag biedt voor deze - als generiek aan te merken - weigeringsgrond die uitgaat van de fictie dat alle instellingen voor voortgezet onderwijs in de gemeente worden geacht per 1 januari 1997 over voldoende inventaris te beschikken. Uit de op zichzelf reeds duidelijke tekst van in het bijzonder de onderdelen b en f van artikel 76k, eerste lid, van de WVO, volgt dat de beslissing op een aanvraag als thans aan de orde een feitelijke beoordeling van de gewenste voorziening vergt. In zijn verordening kan de gemeenteraad derhalve niet op voorhand bepalen dat een zekere categorie voorzieningen niet noodzakelijk is.
Gelet op het voorgaande, heeft de rechtbank miskend dat de gemeenteraad de weigeringsgrond uit artikel 3.7 van deel A van bijlage I in samenhang met artikel 3.4 van deel A van bijlage III bij de verordening, niet mocht gebruiken.
2.4. Het hoger beroep is gegrond en de aangevallen uitspraak moet worden vernietigd. De Afdeling zal doen hetgeen de rechtbank zou behoren te doen door het bij de rechtbank ingestelde beroep alsnog gegrond te verklaren en het bestreden besluit te vernietigen. De gemeenteraad dient met inachtneming van deze uitspraak een nieuwe beslissing op bezwaar te nemen.
2.5. De gemeenteraad dient voorts op na te melden wijze in de proceskosten te worden veroordeeld.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het hoger beroep gegrond;
II. vernietigt de uitspraak van de arrondissementsrechtbank te Zwolle van 10 september 1999, AWB 98/7029;
III. verklaart het bij de rechtbank ingestelde beroep gegrond;
IV. vernietigt het besluit van de raad der gemeente Kampen van 29 oktober 1998, WZ 97/1592;
V. draagt de raad der gemeente Kampen op met inachtneming van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen;
VI. veroordeelt de raad der gemeente Kampen in de door appellante in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep gemaakte proceskosten tot een bedrag van f 2.944,30, waarvan een gedeelte groot f 2.840,-- is toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand; het totale bedrag dient door de gemeente Kampen te worden betaald aan appellante;
VII. gelast dat de gemeente Kampen aan appellante het door haar voor de behandeling van het beroep en het hoger beroep betaalde griffierecht (in totaal f 1.095,--) vergoedt;
Aldus vastgesteld door mr. C.M. Ligtelijn-van Bilderbeek, Voorzitter, en mr. J.H.B. van der Meer en mr. J.H. Grosheide, Leden, in tegenwoordigheid van mr. J.J. Schuurman, ambtenaar van Staat.
w.g. Ligtelijn-van Bilderbeek w.g. Schuurman
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 18 september 2000
66-282.
Verzonden:
Voor eensluidend afschrift,
de Secretaris van de Raad van State,
voor deze,